Archives

Goede Praktijkendag 2014

Op dinsdag 14 oktober 2014 presenteren de inzenders van de IGZ ZorgVeiligPrijs 2014 het initiatief waarmee zij de zorg in hun instelling veiliger hebben gemaakt. Benieuwd hoe zij dat voor elkaar hebben gekregen? Kom dan naar de Achmea Goede Praktijkendag in Zeist.

Auteur:

Dit jaar waren er zo’n 40 inzenders van ideeën voor de IGZ ZorgVeiligPrijs 2014. Echter, er kan er maar één met de prijs naar huis en dit keer was dat de GGZ Oost-Brabant. Maar onder die andere ideeën zitten natuurlijk ook waardevolle initiatieven, die een bijdrage aan de verbetering van zorgveiligheid kunnen leveren. Die kennis MOET gedeeld worden!

Kom ook!
Daarom presenteren 9 inzenders op dinsdag 14 oktober hun inzending tijdens de vierde Achmea Goede Praktijkendag. Deze boeiende presentaties van goede praktijken worden van deskundig commentaar voorzien door specialisten uit de zorg en de veiligheidskunde. De beste presentatie wordt beloond met de Achmea Zorgveiligheidprijs (een wisseltrofee en € 5000 te besteden aan een project op het gebied van zorgveiligheid).

Wilt u zich ook laten inspireren?
Bekijk hieronder het programma en meldt u snel aan.20141014 GP programma-1


Laat u zich ook inspireren? U kunt zich hier inschrijven.

Share Button

Deliers: mis ze niet!

In naar schatting 20 tot 50 procent van de gevallen wordt een delier in eerste instantie gemist. Schokkend, aldus IG-verzorgende Jolanda van Tunen (52) van zorgorganisatie Omring. Ze besloot die cijfers eigenhandig omlaag te brengen. Lukte het haar  collega-zorgverleners alerter te maken? De tooldetective zocht het uit.

Auteur: Marte van Santen

Een delier, wat was dat ook alweer?
Plotselinge ernstige verwardheid. Sommige mensen met een delier zijn heel onrustig en angstig, anderen juist teruggetrokken en passief. Vaak hebben ze gedachten die niet kloppen (wanen) en zien, ruiken of horen ze dingen die er niet zijn (hallucinaties). Aan een delier ligt altijd een lichamelijke oorzaak ten grondslag. Veelal een infectie, maar bijvoorbeeld ook een medicijnvergiftiging of ondervoeding kan voor een geestelijke onbalans zorgen die een delier tot gevolg heeft.

Het klinkt vrij gemakkelijk te herkennen.
Dat valt dus tegen. Lang niet alle zorgverleners zijn (goed) bekend met de symptomen van een delier. Die klachten kunnen trouwens ook op andere problemen wijzen, zoals een psychose, dementie of depressie. Bovendien praten cliënten vaak niet over de verschijnselen, uit angst om voor gek te worden verklaard of uit huis te worden geplaatst. Allemaal redenen waarom professionals een delier nogal eens missen.

En dat wil Jolanda van Tunen in haar eentje oplossen?
Nou, ze wil vooral een verandering in beweging zetten. Volgens Jolanda, die al meer dan dertig jaar in de thuiszorg op Texel werkt, was er nauwelijks voorlichtingsmateriaal over delier voor (thuis)zorgmedewerkers. Toen is ze dat onder de noemer Mis ze niet! maar zelf gaan maken. Inmiddels liggen er een protocol, een brochure, een poster en een waarschuwingssticker voor in het zorgdossier. Allemaal bedoeld om de bewustwording bij hulpverleners te vergroten en deliers eerder op te sporen.

Waarom maakt zij zich hier zo hard voor?
Omdat ze maar al te vaak van heel dichtbij heeft gezien hoe ingrijpend en naar een delier kan zijn. Bij cliënten, maar ook bij haar eigen vader.

[ref] Delier in het ziekenhuis
Deliers komen niet alleen thuis, maar zeker ook in ziekenhuizen veelvuldig voor. Op de website van VMSzorg zijn twee checklists te downloaden om een delier vroegtijdig te herkennen. De DOSS Delirium Observatieschaal is gericht op verpleegkundigen, de Intensive Care Delirium Screening Checklist is bedoeld om een delier op de IC op te sporen. U vindt ze onder het thema Kwetsbare ouderen.[/ref]

Bijna alle 3500 medewerkers van Omring in de kop van Noord-Holland, hebben de workshop van Jolanda van Tunen gevolgd

Protocollen en brochures, zijn dat geen papieren tijgers?
In dit geval niet. Jolanda heeft namelijk ook een workshop ontwikkeld. Inmiddels hebben zij en een collega die aan bijna alle 3500 medewerkers van Omring in de kop van Noord-Holland gegeven. En sinds Omring vorig jaar met haar project de Jenneke van Veen-Verbeterprijs won voor beste kwaliteitsverbetering in de langdurige zorg, is er vanuit de rest van het land ook veel belangstelling voor haar aanpak.

0914 Delier-o-meter

Waar bestaat die concreet uit?
Jolanda heeft simpel op papier gezet wat een delier is, hoe je het herkent en wat je moet doen als je vermoedt dat een cliënt eraan lijdt. Vanuit haar eigen ervaring heeft ze tal van praktijkvoorbeelden toegevoegd, die ze tijdens de workshop bespreekt. Onderdeel van de toolkit is verder de ‘Delier-0-meter’, die een paar jaar geleden door geriater Kees Kalisvaart van het Kennemer Gasthuis in Haarlem is ontwikkeld. Aan de hand van deze simpele checklist kun je als zorgverlener – of mantelzorger – een goede inschatting maken of er sprake kan zijn van een delier en dus of je de huisarts moet inschakelen.

En de sticker?
Die wordt op de kaft van het zorgdossier geplakt als iemand een delier heeft gehad. Hij werkt als waarschuwing voor zorgverleners: let op, dit kan nog een keer gebeuren. Het klinkt kinderlijk eenvoudig, maar soms is de oplossing simpeler dan je denkt.

[ref]Zelf aan de slag?
Het protocol, de Delier-0-meter, de folder en het materiaal voor de workshop van Mis ze niet! zijn gratis te downloaden via de website. Wilt u alle materialen bestellen, dan kan dat door een mail te sturen Erica van de Peppel (evandepeppel@omring.nl). Het pakketje met de onder andere de poster en de delierstickers kost 15 euro.[/ref]

De hamvraag is natuurlijk: worden deliers bij Omring nu echt eerder opgemerkt?
Daar is geen wetenschappelijk onderzoek naar gedaan. Maar volgens de medewerkers zelf wel. Zij geven aan de signalen vroeger te herkennen, en ook dat ze bij twijfel eerder met een huisarts overleggen.

Maakt het voorlichtingsmateriaal ook duidelijk wat het verschil is tussen een delier en bijvoorbeeld dementie?
Juist omdat die twee zo vaak door elkaar worden gehaald, besteedt Jolanda daar uitgebreid aandacht aan. Zo ontwikkelt dementie zich heel geleidelijk en ontstaat een delier plotseling. Verder is iemand met dementie meestal helder, terwijl een delirant verward is. Overigens kunnen de twee ook gelijktijdig vóórkomen.

Tot slot: waarom is het vroeg opsporen van een delier zo belangrijk?
Het doormaken van een delier is voor veel patiënten en hun omgeving een traumatische ervaring. Bovendien kan een niet behandeld delier blijvende hersenschade veroorzaken, bijvoorbeeld als het gaat om geheugen en concentratie. Alle middelen die aan vroege detectie kunnen bijdragen, zijn dus mooi meegenomen, vindt de tooldetective. En als die van onderaf uit de praktijk komen, is het kans op succes des te groter.


De Tooldetective
In de serie De Tooldetective gaan we op zoek naar veelbelovende projecten die de zorg veiliger zouden moeten maken. Zijn ze succesvol en kunnen anderen ervan leren? Of zijn ze een stille dood gestorven?

Share Button

Zo fit mogelijk het ziekenhuis weer uit

Een kwart tot de helft van de patiënten boven de 70 jaar die in een ziekenhuis wordt opgenomen, heeft daarna blijvend functieverlies. Om dat te voorkomen hebben ziekenhuizen de afgelopen jaren allerlei maatregelen moeten treffen. Het LUMC ziet haar  inspanningen nu op twee fronten beloond: ouderen verlaten fitter het ziekenhuis én ze mogen het Keurmerk Seniorvriendelijk Ziekenhuis dragen.

Auteur: Aliëtte Jonkers

De toewijzing van het keurmerk is de kroon op het werk van de afdeling Ouderengeneeskunde. Die spant zich al jaren in om de soms complexe zorg voor ouderen naar een nog hoger niveau te tillen. Alhoewel patiënten boven de 70 jaar niet de grootste groep klinische patiënten zijn in het LUMC, is het wel een kwetsbare groep. Van deze groep patiënten is bekend dat zij na een opname te maken krijgen met onherstelbaar functieverlies.

Dat heeft deels te maken met bedrust. Vijf dagen in bed liggen komt overeen met vijf jaar spierveroudering. Tien dagen bedrust heeft bij kwetsbare ouderen zelfs hetzelfde effect als vijftien jaar spierveroudering. Reden voor de organisaties achter het Keurmerk Seniorvriendelijk ziekenhuis – de Unie KBO, het Nationaal Ouderenfonds, de Nederlandse Vereniging van Organisaties van Gepensioneerden en het Netwerk van Organisaties van Oudere Migranten – om ziekenhuizen aan te sporen om zich beter op senioren in te richten.

Senior woman in hospital

Speciale zorg
Daar werkt het LUMC continu aan, vertelt Gerard Jan Blauw, internist ouderengeneeskunde. “Dat betekent bijvoorbeeld dat een seniorvriendelijk ziekenhuis oudere patiënten stimuleert om zo snel mogelijk weer in beweging te komen. Ook brengen we bij elk opnamegesprek in kaart welke patiënten boven de 70 jaar als ‘kwetsbare oudere’ aangemerkt kunnen worden.” Bij hen komt binnen 24 uur een verpleegkundige van de Consultatieve Dienst Ouderen op bezoek. “Die kijkt niet zozeer naar de medische problematiek waarvoor de patiënt is opgenomen: dat is de verantwoordelijkheid van de behandelend arts. De consultatieve dienst ouderen bekijkt of de zorg rondom de kwetsbare oudere goed geregeld is, ook ná de opname, bijvoorbeeld met behulp van de thuiszorg. Dat geldt voor alle afdelingen. We vinden het belangrijk dat de speciale aandacht voor de oudere patiënt ziekenhuisbreed in de zorg is verankerd.”

[ref]Tips voor ouderen
Niet alleen het ziekenhuis kan functieverlies bij kwetsbare patiënten helpen terugdringen. Ouderen en hun naasten kunnen ook zelf voorbereidingen treffen om beter te herstellen van een ziekenhuisopname, vertelt Irma van Everdinck. Haar tips:
• Draag overdag tijdens de opname uw eigen kleding, bril en gehoorapparaat, dus geen pyjama.
• Neem vertrouwde spullen mee, zoals foto’s, de wekker en kalender.
• Volg zoveel mogelijk het dagritme van thuis en meld het als u zich minder helder in het hoofd voelt of nare dromen hebt.
• Draag stevige schoenen met een stroef profiel.
• Maak als uw arts het goed vindt regelmatig een kleine wandeling.
• Eet en drink voldoende.
• Vraag bij ontslag naar een medicatieoverzicht en leefregels.[/ref]

Zelfredzaamheid behouden
En dat gebeurt op verschillende manieren, vertelt Irma van Everdinck. Zij is programmadirecteur van het project Herstelzorg van het Nationaal Programma Ouderen. Ook dat project is erop gericht om de fysieke en geestelijke achteruitgang van ouderen tijdens een opname zoveel mogelijk te beperken, zodat de zelfredzaamheid van de oudere patiënt zo goed mogelijk behouden blijft. “Dat doen we vooral door de zorg van begin tot eind goed op elkaar te laten aansluiten”, legt ze uit. “Naast de oprichting van de Consultatieve Dienst Ouderen hebben we dit jaar een aantal ‘aandachtsvelders’ benoemd. Dat zijn verpleegkundigen die op hun afdeling de problemen die ouderen in het ziekenhuis ervaren extra onder de aandacht brengen bij hun collega’s.”

Die problemen kunnen in heel kleine dingen zitten. Niet bij het nachtkastje kunnen om de pillen te pakken bijvoorbeeld, zodat ze daar blijven liggen. “Sommige ouderen vergeten hun medicatie in te nemen”, vervolgt Van Everdinck. “Daar moeten we extra op letten. Iets anders is het herkennen van een delier, acute verwardheid. Ernstige onrust herkennen verpleegkundigen vaak wel, maar bij een zogenoemd ‘stil delier’ is er vaak sprake van apathie en verlies van initiatief. Bij een teruggetrokken oudere patiënt die wat minder alert is, denken veel zorgverleners niet direct aan een delier.”

Toch maakt een kwart van de patiënten ouder dan 65 jaar een delier door tijdens een opname in het ziekenhuis. “Daarom is kennis over de oudere patiënt zo belangrijk: een delier is een van de grootste ‘triggers’ voor functieverlies”, weet Van Everdinck. “En zo zijn er nog meer zaken die bij kwetsbare ouderen extra aandacht verdienen, zoals ondervoeding en vallen.”

Veelbelovend
De extra aandacht voor ouderen lijkt zich al uit te betalen in gezondheidswinst, meldt Gerard Jan Blauw. “Het lijkt erop dat ouderen fitter uit het ziekenhuis komen dankzij onze inspanningen. Daarnaast zijn de oudere patiënten zeer tevreden over de behandeling en bejegening in het ziekenhuis, want ook dat hebben we onderzocht. Een belangrijke uitkomst, want dat is wat we willen: veilige en goede zorg leveren aan onze patiënten.”

 

Dit artikel verscheen eerder in Cicero, het huismagazine van het Leids Universitair Medisch Centrum.


VMS-thema
Kwetsbare ouderen is een van de thema’s van het VMS-programma. Kijk hier voor meer informatie.

Share Button

Verplichte griepprik voor zorgprofs?

De feiten zijn al jaren helder: als zorgprofessionals consequent jaarlijks de griepprik zouden halen, scheelt dat aantoonbaar zorgkosten en mensenlevens. Toch is de vaccinatiegraad in de zorg schokkend laag. Op naar de verplichte griepprik?

Auteur: Jet van der Meer

De Gezondheidsraad publiceerde al in 2007 een advies waarin de griepprik niet alleen de kwetsbare doelgroep wordt aangeraden, maar ook zorgpersoneel dat in direct contact komt met patiënten. Een oud wetenschappelijk onderzoek van Josien

Riphagen

In oktober 2013 verscheen het promotieonderzoek Influenza Vaccination of Health Care Workers van UMCG-onderzoeker Josien Riphagen. Riphagen hield een vragenlijstonderzoek onder ziekenhuispersoneel van alle acht de Universitaire Medische Centra in Nederland om zo meer inzicht te krijgen in zowel de bevorderende als de belemmerde factoren voor het halen van de griepprik door ziekenhuismedewerkers. De griepprikcampagne aangepast op de wensen van het personeel leidde tot een toename van de vaccinatiegraad onder ziekenhuispersoneel met maar liefst 23,7 procent. Het aantal patiënten dat griep en/of een longontsteking opliep in het ziekenhuis daalde hierdoor van 9,7 procent naar 3,9 procent. Het vaccineren van zorgpersoneel is volgens Riphagen ook kosteneffectief: patiënten hoeven minder lang in het ziekenhuis te verblijven en er is (mogelijk) minder sprake van ziekteverzuim onder personeel.

toonde al aan dat patiënten in instellingen met een hoge vaccinatiegraad, minder vaak slachtoffer worden van infecties. Kort gezegd: de griepprik spaart levens en zorgkosten.

Je zou zeggen dat het een simpele optelsom is voor instellingen in de zorg: wij leveren veilige zorg, ons personeel is dus 100 procent ingeënt tegen griep! Toch is de griepprik nog steeds niet verplicht voor zorgprofessionals. Waarom eigenlijk niet?

Grondrecht
Daar kunnen we kort over zijn: een werknemer heeft in Nederland namelijk het recht een vaccinatie te weigeren. Enige vorm van dwang van de werkgever is in strijd met het grondrecht van de ‘onaantastbaarheid van het menselijk lichaam’. Daarnaast voelen instellingen er zelf doorgaans ook niets voor om hun personeel de griepprik te verplichten. Annet Hunderman, hoofd Arbeid & Gezondheid van het UMCG: “Verplichtstelling is heel ingewikkeld. Bovendien: hoe ver ga je? Vragen die dan aan de orde komen zijn:  moeten dan ook bezoekers van het ziekenhuis of werknemers van de zorgadministratie verplicht worden ingeënt tegen de griep?”

De meeste ziekenhuizen, verpleeghuizen en thuiszorginstellingen bieden hun personeel sinds 2007 een (gratis) vaccinatie tegen de griep aan. Toch blijft de belangstelling voor de prik relatief laag, al zijn daar weinig harde cijfers voor te vinden. In het griepseizoen 2011/2012 was de vaccinatiegraad onder gezondheidszorgpersoneel slechts 14,2%. Er is weinig aanleiding om te denken dat dat percentage anno 2017  hoger is.

Vooroordelen
Waarom? Enerzijds is er weinig vertrouwen in de veiligheid van de prik en de werking van het vaccin. Anderzijds zeggen zorgverleners: als niet ook het bezoek is ingeënt, heeft het nog weinig nut. Hoewel er afgelopen herfst veel belangstelling was voor de griepvaccins in het UMCG, begrijpt Hunderman die bezwaren van de weigeraars wel. ”De negativiteit die nog om de griepprik heen hangt wordt ook gevoed door de media. Tegen vooroordelen is vaak lastig op te boksen. “De discussie hierover voelt soms ook als een aanval op hun verantwoordelijkheid als zorgverlener, alsof het management denkt dat het personeel niet goed voor zijn patiënten wil zorgen. De organisatie weet natuurlijk dat dat niet zo is,  we willen wel informeren over de risico’s.”

IC verpleegkundige Sander Bergsma van het UMCG heeft zich afgelopen jaar én alle voorgaande jaren wel laten inenten tegen de griep. Hij herkent de bezwaren van collega’s. Sommigen vinden dat ze geen griepprik nodig hebben omdat ze nooit griep hebben. Anderen zijn sceptisch omdat de prik geen volledige bescherming biedt en vragen zich af waarom ze zich zouden laten inenten als je toch nog kans loopt om ziek te worden. “Maar ik ben het persoonlijk eens met de Gezondheidsraad die zegt dat een verpleegkundige een bijzondere verantwoordelijkheid heeft ten opzichte van zijn patiënten. Het is een kwetsbare groep, de griep vormt voor hen een groot risico.”

Ethische factor
In het buitenland zijn er wel voorbeelden te vinden van zorginstellingen die de griepprik verplicht stellen. De Amerikaanse ziekenhuisketen BJC Health Care stelde begin 2009 de vaccinatie verplicht, met als gevolg een vaccinatiegraad van 98 procent. Ook het universiteitsziekenhuis Loyola in Chicago verplichtte dat jaar griepvaccinaties voor zorgpersoneel, en met succes: meer dan 99 procent laat zich nu vaccineren tegen griep. Maar uit het onderzoek van Riphagen blijkt dat het ziekenhuismanagement in Nederland hier niets voor voelt: van de 35 ziekenhuizen die ze de vraag voorlegde, zeiden slechts drie aan de vaccinatie eventueel in de toekomst te willen verplichten. Riphagen denkt dat dit komt door de zwaarwegende ethische factor: je ontneemt je personeel niet zomaar zijn zelfbeschikkingsrecht. Ook onder het management van de bevraagde verpleeghuizen was een kleine minderheid maar vóór het verplicht stellen van de vaccinatie: slechts 45 van de 185 verpleeghuizen gaf aan verplichtstelling als een mogelijkheid te beschouwen.

Dat je zonder verplichtstelling ook een heel eind kunt komen, blijkt in het UMCG. Hunderman: “De griepprik is door de jaren heen bij ons steeds gewoner geworden.” Het aantal vaccinaties dat in het UMCG werd gegeven aan zorgpersoneel tegen het influenzavirus steeg van 1.858 in 2007, naar 2.446 in 2008 en 3.529 in 2009. “Daarna is het aantal vaccinaties gestabiliseerd”, zegt Hunderman. “Mijn ervaring is dat zorgmedewerkers juist heel erg bereid zijn mee te werken aan patiëntveiligheid.”

 


4 risico's van niet vaccineren:

4 risico’s van niet vaccineren:
1. Zorgpersoneel kan het influenza virus overdragen aan patiënten (ook als het personeel geen symptomen heeft).
2. Lage vaccinatiegraad onder zorgpersoneel resulteert in meer patiënten die met het griepvirus besmet raken.
3. Gehospitaliseerde patiënten hebben bij griep meer kans op infecties door hun onderliggende ziektes en lopen het risico te sterven aan influenza.
4. Bij sommige patiënten biedt de vaccinatie van de patiënten zelf geen volledige bescherming omdat ze vanwege hoge leeftijd een minder goede immuunrespons hebben op de vaccinatie.

Share Button

De ziekenhuisarts ziet straks de ‘totale patiënt’

Over een jaar is de eerste lichting van acht ‘ziekenhuisartsen’ klaar om echt te beginnen. Gaat deze nieuwe specialist de ziekenhuiszorg veiliger maken? Patientveilig.nl legt twee opleiders en een aankomend ziekenhuisarts enkele cases voor.

Auteur: Ingeborg Möller

Welke plek het nieuwe specialisme ‘ziekenhuisarts’ gaat krijgen in de Nederlandse ziekenhuizen, moet nog blijken. Maar op de vraag of de ziekenhuisarts de zorg in het ziekenhuis veiliger zal gaan maken, komt een volmondig ‘ja’ van de twee pioniers achter deze nieuwe specialist. Marjo Jager, kinderarts en medisch specialist patiëntveiligheid in het Jeroen Bosch ziekenhuis en Marjolein Schouten, coördinator van de Jeroen Bosch Academie in hetzelfde ziekenhuis, hebben hoge verwachtingen.

Het Jeroen Bosch ziekenhuis is een van de eerste vier ziekenhuizen die begonnen zijn met deze opleiding naast het VU medisch centrum, het Catharina ziekenhuis en het UMCG.

Sinds juli 2014, is de opleiding ziekenhuisgeneeskunde – twee jaar na de start – een officieel erkend profiel. In dat profiel zit in ieder geval meer kwaliteit en veiligheid dan in welk ander medisch specialistisch profiel dan ook. Al tijdens hun opleiding maken de ziekenhuisartsen deel uit van de incidentencommissie in hun ziekenhuis. Aan het einde van hun opleiding moeten ze een meesterproef doen. Ze krijgen dan een concrete verbetercasus voorgelegd op het gebied van kwaliteit en veiligheid.

Bruggen slaan
Wat gaat zo’n ziekenhuisarts straks precies doen? Marjolein Schouten: ‘De ziekenhuisarts verzorgt op een afdeling de basiszorg van patiënten en coördineert alle medische zorg rond een patiënt. Deze arts heeft ruime medische  kennis van veel verschillende specialismen en heeft daarnaast geleerd om naar processen te kijken, knelpunten te zien en bruggen te slaan. Ze leren ook hóe je zorg concreet kunt verbeteren en hoe je daar anderen bij betrekt. Ze hebben de missie om de patiëntenzorg te optimaliseren, op die drive zijn ze ook geselecteerd.’

‘Ziekenhuisartsen hebben de missie om de patiëntenzorg te optimaliseren, op die drive zijn ze ook geselecteerd’

 Sommige sceptici zien de meerwaarde niet ten opzichte van de huidige zaalarts maar volgens de pioniers is het verschil heel duidelijk. ‘Een zaalarts is nu meestal een specialist in opleiding. Die heeft een beperktere medische kennis dan de ziekenhuisarts, die na drie jaar specialiseren meer medische bagage heeft’, zegt Marjo Jager. ‘Bovendien is de zaalarts er meestal tijdelijk. De ziekenhuisarts daarentegen is een zelfstandig behandelend arts die bewust voor deze specialisatie heeft gekozen. In ziekenhuizen zijn er steeds meer superspecialisten. Dat is belangrijk en dat komt medisch inhoudelijk gezien de zorg ten goede, maar daarnaast heb je artsen nodig die naar de totale patiënt kijken.’

Ankers
‘Eigenlijk zijn geriaters en kinderartsen al ziekenhuisartsen pur sang. De kinderartsen voor iedereen tot 18 jaar, de geriaters voor de 75-plussers. De ziekenhuisarts zal die rol vervullen voor iedereen daartussen’, zegt Marjo Jager. ‘Met als groot verschil dat de ziekenhuisartsen nadrukkelijk kwaliteit en veiligheid in hun opleiding hebben gehad. Als medisch specialist patiëntveiligheid ben ik heel blij met deze nieuwe functie. De ziekenhuisartsen zijn mijn ankers op de afdelingen als het om veiligheid gaat. Omdat ze met een medische blik, vanaf de werkvloer op verschillende afdelingen naar veiligheid kijken.’

[casus 1] Vast aanspreekpunt voor patiënt en familie? (Ja!)

Jessica (19) heeft astma en is daar ook onder behandeling voor bij de longarts, ze heeft verschillende allergieën en ligt na een buikoperatie op een afdeling voor kort verblijf. Ze krijgt na de ingreep van de verpleging pijnstilling die ze niet kent en ze is bang dat ze daar allergisch op reageert. Haar ouders zoeken contact met de longarts. Een dienstdoende assistent longarts adviseert de pijnstilling niet te nemen. De assistent chirurgie die later langs komt adviseert dringend dat toch wel te doen omdat het belangrijk is dat ze niet teveel pijn heeft en relaxt is om de buikwond kans te geven goed te genezen. Jessica en haar ouders voelen zich heel ongemakkelijk met deze tegenstrijdige adviezen. Wie is nu hun medisch aanspreekpunt?

Marjolein Schouten, coördinator Jeroen Bosch Academie: ‘Patiënten krijgen doorgaans veel verschillende artsen aan hun bed en hebben behoefte aan een vast aanspreekpunt. Met de ziekenhuisarts wordt het voor patiënten en familie duidelijker. Zeker op een afdeling voor kort verblijf zal een ziekenhuisarts een uitkomst zijn. Zo’n afdeling is meestal een duiventil: patiënten van heel veel verschillende specialismen liggen bij elkaar en blijven maar kort.’

[Casus 2] Oog voor de totale patiënt? (Ja!)

Meneer Jacobs (71) heeft een nieuwe heup gekregen. Op zich is die operatie goed gegaan, de orthopeed is tevreden en geeft hem alvast een hand ten afscheid. Toch voelt meneer Jacobs zich niet goed na de operatie. De orthopeed heeft  geen oog gehad voor zijn diabetes die rondom de operatie ontregeld bleek. En zijn hartmedicatie is voor de operatie ook aangepast. Als het steeds slechter met hem gaat, moeten de cardioloog én de internist in consult bijeen geroepen worden.

Marjo Jager, kinderarts en medisch specialist patiëntveiligheid: ‘Een ziekenhuisarts zou meteen na de operatie naar alle aspecten kijken van deze patiënt en meteen kunnen ingrijpen. Fijn dat de operatie geslaagd is, hoe gaat het eigenlijk met uw diabetes en hoe kunnen we uw medicatie weer op peil brengen?’

‘Je bent zelf arts. Dat maakt het gemakkelijker om collega’s aan te spreken op hun gedrag’

[casus 3] Minder langs elkaar heen werken? (Nog niet!)

Bij meneer Kooij is er een vermoeden van uitgezaaide kanker. Hij krijgt heel veel verschillende onderzoeken bij heel veel verschillende specialisten. Die onderzoeken vinden steeds na elkaar plaats, zodat hij talloze keren naar het ziekenhuis moet en er meer dan twee maanden overheen gaan voor hij duidelijkheid heeft. Achteraf blijkt dat veel onderzoeken ook gelijktijdig zouden kunnen plaatsvinden als er betere afstemming was geweest. Dan was er veel kostbare tijd gewonnen.

Marjo Jager: ‘Voorlopig niet. De ziekenhuisarts gaat vooralsnog alleen klinisch werken, dus zolang mensen niet opgenomen zijn is de ziekenhuisarts niet in beeld. Mogelijk dat dit in de toekomst wel gaat veranderen als dit specialisme vaste grond heeft.’

[casus 4] Betere naleving van de afspraken? (Ja!)

Dokter Derwig, een briljante hersenchirurg, ‘vergeet’ stelselmatig zijn handen te ontsmetten als hij de OK in en uitloopt. Hij laat zich daar lastig op aanspreken omdat hij vindt dat regels, richtlijnen en protocollen hem belemmeren in zijn vrijheid en professionaliteit.

Esmée Vural, ziekenhuisarts in opleiding: ‘Als ziekenhuisarts op de werkvloer zie je eerder dan bijvoorbeeld een kwaliteitsfunctionaris dat afspraken niet worden nageleefd. Je leert ook om daar oog voor te hebben. Omdat je zelf ook arts bent, weet je waarom sommige afspraken in de praktijk niet werken of weerstand oproepen. Dat maakt het gemakkelijker om collega’s aan te spreken op hun gedrag.’


Esmée Vural (VU medisch centrum) is een van de eerste acht ziekenhuisartsen in opleiding. “Ik dacht altijd dat ik internist wilde worden. Maar ik miste daarin het kijken naar de hele patiënt. Bij het vak van huisarts vond ik de medische zorg juist weer te basaal. Tropenarts zou het waarschijnlijk zijn geworden als ik de vacature voor ziekenhuisarts niet had gezien. De ziekenhuisarts is een arts die generalistisch kijkt, maar wel vanuit brede medische kennis. Een arts die niet alleen naar ziektebeelden kijkt, maar ook hoe dingen voor en rondom de patiënt beter en veiliger kunnen. Eerlijk gezegd ben ik er zelf blind ingesprongen omdat ik in dit vak geloof. Nu ik mijn derde jaar en laatste jaar in ga, wordt het spannender.. Is er straks werk? Ik merk tijdens mijn stages dat iedereen deze rol belangrijk vindt, maar de meerwaarde moet iedereen ook echt gaan voelen. Bij het begin van iedere stage voel je een positieve, maar ook afwachtende houding. Het is leuk als je merkt dat als een stage vordert er steeds vaker wordt gezegd: dat vragen we de ziekenhuisarts.”

 

Share Button

Knie-infectie: € 36.080

Hoe duur kunnen veiligheidsfouten in de zorg uitpakken? Patientveilig.nl neemt een duik in de zorgnota’s. Deze keer: hoe een bacteriële infectie de knieprothese van meneer Kallenbach onklaar maakte. Meerkosten: € 36.080!

Auteur: Carla Kramer

De casus
De heer Kallenbach, 82 jaar, loopt al jaren moeilijk vanwege een pijnlijke rechterknie, maar de laatste twee jaar neemt de pijn zo fors toe dat hij ernstig beperkt wordt in zijn dagelijks functioneren. In overleg met de orthopeed valt het besluit: hij krijgt een kunstknie. Op enig overgewicht (BMI 34,6) en diabetes mellitus type 2 na is de heer Kallenbach gezond te noemen. Op een maandag wordt hij opgenomen en geopereerd. Hij staat als tweede op het operatieprogramma en de opname gaat vier dagen duren, zo is hem verteld.

De operatie van heer Kallenbach begint wat later wegens uitloop van een andere operatie en duurt 2,5 uur. Volgens de orthopeed ging het iets moeilijker dan verwacht. Maar uiteindelijk zit de prothese er mooi in. Wegens bloedverlies is er een zakje bloed bijgegeven. Omdat de eerste antibioticatoediening al uren geleden was, kreeg de heer Kallenbach tijdens de operatie opnieuw antibiotica. De dag na de operatie wordt de wonddrain verwijderd. Het oefenen met de fysiotherapeut gaat zoals verwacht en op vrijdagochtend kan de heer Kallenbach het ziekenhuis verlaten. De knie voelt nog warm aan en het litteken is wat rood maar volgens de orthopeed zal dat in de komende weken bijtrekken. Thuis wordt het bed in de woonkamer gezet en Laurien, de dochter van de heer Kallenbach, neemt vrij om haar vader te helpen. De heer Kallenbach houdt zich netjes aan de voorschriften uit het ziekenhuis.

De kans op een prothese-infectie is al met al niet groot, maar de impact ervan des te groter

Het incident
2e week na ontslag
De oude insteekopening van de drain wordt rood. Hoewel de orthopeed heeft gezegd dat dit erbij hoort, belt de heer Kallenbach voor de zekerheid toch maar even naar het ziekenhuis. De assistent van de orthopeed staat hem te woord. Omdat de heer Kallenbach geen koorts heeft en de knie ook niet echt pijnlijk is, wil de assistent het nog even aankijken. De afspraak voor over vier weken hoeft niet vervroegd te worden. Als de klachten toenemen, dan moet hij wel even bellen.

3e week
Het wondje wordt roder en er komt wat vocht uit. De heer Kallenbach belt opnieuw het ziekenhuis en kan een dag later op de polikliniek terecht. De orthopeed vertrouwt de het niet en legt uit dat hij het gewricht wil schoonspoelen. Diezelfde dag vindt de operatie plaats waarbij ook kweken worden afgenomen. De volgende dag mag hij weer naar huis met een antibioticakuur.

4e week
De uitslag van de kweken is bekend en de antibiotica worden aangepast. Deze kuur zal voor zes weken zijn.

10e week
Na het einde van de antibioticumkuur blijkt de infectie nog niet verdwenen. Ook de wond is nog steeds niet rustig. Niet alleen de insteekopening van de oude wonddrain, ook de operatiewond wil moeilijk genezen. De orthopeed legt uit dat de bacterie niet goed gevoelig is voor het antibioticum en dat hij vreest voor de prothese. Ze besluiten in overleg dat de prothese verwijderd moet worden. Hij wordt opnieuw opgenomen en de volgende dag volgt de operatie. Op de plaats van de prothese wordt een spacer ingebracht met antibiotica (gentamycine). Door deze spacer blijft de ruimte bestaan waar later weer een nieuwe prothese kan worden ingebracht.

17e week
Er wordt opnieuw bloed geprikt. Gelukkig blijkt nu alles rustig en een week later wordt de nieuwe (revisie)prothese ingebracht onder een zware antibioticabehandeling. De operatie verloopt goed en de heer Kallenbach kan vier dagen later het ziekenhuis weer verlaten. Hij wordt opgenomen in een verpleeghuis en krijgt dagelijks fysiotherapiebehandeling.

25ste week
Het lopen gaat na twee maanden behandelen weer zo goed dat hij naar huis kan.

Een jaar later
De heer Kallenbach maakt weer dagelijks zijn wandelingen. Ook al was het hele proces van zijn kunstknie zwaar, hij is toch erg blij met zijn nieuwe knie.

De kassabon

0614 Dubbele bon

[ref]Verantwoording
De naam van de heer Kallenbach  is niet zijn echte naam. Aan de reconstructie van deze casus werken mee: de financieel analisten en medisch adviseurs van de Divisie Zorg en Gezondheid van Achmea en Enrike van der Linden, orthopedisch chirurg van het LUMC.[/ref]

De deskundige
Enrike van der Linden, orthopedisch chirurg: “De vraag in deze casus is vooral: had de infectie in de knieprothese van meneer voorkomen kunnen worden? Dat weet je natuurlijk nooit zeker. Ik heb een paar overwegingen.  Allereerst is de kans op een infectie bij overgewicht en diabetes vrij groot. Het is dus belangrijk om dit voor operatie duidelijk met de patiënt te bespreken en waar mogelijk de risico’s, bijvoorbeeld door gewichtsvermindering te verkleinen.

Ten tweede hadden gedurende de ingreep en de opname de preventiemaatregelen voor de infectie beter gekund. Met name tijdens het openen van de huid, maar ook naarmate de operatie langer duurt, kunnen er bacteriën in de wond komen. Daarom worden (tussen de 15 en 60 minuten) voorafgaand aan de ingreep antibiotica gegeven om deze bacteriën weg te vangen. Dit moet na drie uur opereren worden herhaald omdat de antibiotica dan uitgewerkt zijn. Óf eerder als er meer dan twee liter bloedverlies is. In deze casus kan het zijn dat de eerste gift voor de ingreep dus te lang geleden was.

Ten derde is de infectie niet tijdig herkend waardoor de behandeling te laat gestart is. Tekenen van ontsteking zijn met name roodheid, warmte, koorts, zwelling en pijn. In het geval van deze patiënt was het draingat na twee weken nog steeds rood, wat zeker niet normaal is. Op zo’n moment moeten er alarmbellen gaan rinkelen. Je moet erop bedacht zijn dat een infectie ook vanuit de diepte kan komen. Er is op dat moment geen bloedonderzoek naar de infectie gedaan en er is geen kortetermijncontrole afgesproken, wat wel had gemoeten. Drie weken later zouden de roodheid en het vocht een signaal moeten zijn van een diepe infectie waarbij de bacteriën op de prothese zitten. Omdat het een zogeheten vroege infectie betreft (< 6 weken na de ingreep), is er kans (60-70%) dat wanneer de knie schoongespoeld wordt en antibiotica worden gegeven, de prothese kan blijven zitten. Dit is bij deze patiënt ook gedaan. Helaas was de behandeling niet afdoende. Mogelijk zaten de bacteriën in het bot. Het is dan noodzakelijk de prothese te verwijderen, wat hier ook gebeurd is. Als de infectie daarna weg is, kan een nieuwe knieprothese geplaatst worden.

De kans op een prothese-infectie is al met al niet groot maar de impact ervan des te groter. De arts moet dit tevoren met de patiënt bespreken. En alle maatregelen nemen om een infectie te voorkomen en bij de minste of geringste verdenking maatregelen treffen.”


Wat kost onveilige zorg?
U heeft gelijk: zorgveiligheid gaat om veel meer dan geld alleen. Maar onder alle ervaringsverhalen en discussies sluimert altijd de oer-Hollandse vraag: Wat kóst dat eigenlijk? In de serie ‘Wat kost onveilige zorg?’ berekent PatientVeilig.nl de kassabon van een incident.

Share Button