Archives

Discutabele wondzorg: € 6.870

Hoe duur kunnen veiligheidsfouten in de zorg zijn? PatientVeilig.nl duikt in de zorgnota’s. Deze aflevering: hoe een infectie bij een borstreconstructie tot een teleurstellend resultaat en hoge kosten leidde. Meerkosten: € 6.870,65.

Auteur: Carla Kramer
Fotograaf: Frank Lehman (kassabon)

De casus
Mevrouw Huurdeman is 32 jaar en moeder van twee kinderen. Bij haar moeder en een zus is op jonge leeftijd borstkanker vastgesteld. Beiden zijn er uiteindelijk aan overleden; haar moeder toen zij nog maar 6 jaar was. Ook mevrouw Huurdeman heeft de genmutatie en wil de kans verkleinen om zelf ook kanker te krijgen.

Daarom kiest zij na goed overleg met de polikliniek erfelijke of familiaire tumoren en de plastisch chirurg ervoor haar beide borsten te laten amputeren en al tijdens de operatie siliconen protheses te laten plaatsen. Een tissue-expander om de huid op te rekken is gelukkig niet nodig. Dat vindt ze heel fijn; de hele procedure wordt daardoor aanzienlijk bekort. En dat komt goed uit met haar twee kinderen die veel zorg vragen.

Na vijf maanden wordt mevrouw geopereerd door een chirurg en plastisch chirurg. De operatie verloopt zonder problemen en mevrouw wordt na de borstreconstructie naar de verpleegafdeling gebracht, waar zij naar verwachting nog een paar dagen zal moeten blijven.

Na de operatie
Op de eerste dag na de operatie komt verpleegkundige Kim Lakerveld het verband van mevrouw Huurdeman verwisselen. De wond aan haar linkerzijde blijkt nog een beetje open te staan. Kim heeft haar dag niet. Het is het eind van haar dienst en zij is wat nerveus en gehaast. Haar zoon van 8 jaar ligt ziek thuis en ze heeft geen opvang voor hem kunnen regelen. Zij trekt latex handschoenen aan en verwijdert het verband van mevrouw Huurdeman. Op dat moment gaat haar telefoon af. Ze schrikt, pakt de telefoon en laat hem op de grond vallen. Het is haar zoon die haar vraagt wanneer ze thuiskomt. ‘Ik kom zo’, zegt ze, ‘nog een halfuurtje!’ Snel legt ze nog een nieuw verband aan waarna haar dienst erop zit. Ze vergeet in de haast om nieuwe handschoenen aan te doen.

Ontsteking
Na twee dagen is de operatiewond van de linkerborst rood en de omliggende huid voelt warm aan. Even later komt er ook vocht uit. De wond wordt geopend en een drain wordt aangelegd. Omdat ook de prothese is geïnfecteerd moet deze, een week na operatie, er uit. Na een week is mevrouw genoeg hersteld om weer naar huis te gaan. Ze is erg teleurgesteld dat ze opnieuw opgenomen zal moeten worden. Haar zus komt de eerste week voor haar en haar kinderen zorgen. Na drie weken is zij genoeg aangesterkt om weer haar baan als lerares op te pakken.

1412 BonHuurdemankopieNa vier maanden
Vier maanden na ontslag uit het ziekenhuis wordt bij mevrouw Huurdeman weer een prothese geplaatst. Hoewel operatie en herstel goed verlopen, is mevrouw door het lelijke litteken teleurgesteld over het resultaat en de meerkosten lopen in de duizenden euro’s.

De deskundige
Marc Mureau, plastisch chirurg: ‘Deze casus laat zien welke dramatische gevolgen een infectie van een borstprothese kan hebben: psychisch leed, extra operaties, opnamen en extra kosten. Daar komt bij dat dit uiteindelijk ook nog leidt tot een minder goed resultaat met een teleurgestelde patiënte. De verpleegkundige heeft allereerst de algemeen geldende hygiëneregels voor preventie van postoperatieve wondinfecties (POWI’s) genegeerd. Ze had na het oprapen van haar telefoon haar handschoenen moeten wisselen, al blijft het de vraag of dit dé oorzaak van de wondinfectie is geweest. De iets openstaande wond kan hier ook debet aan zijn geweest. Maar waarschijnlijker nog is dat de bacteriën al tijdens de operatie in het operatiegebied zijn terechtgekomen. Dit onderstreept het belang van strikte peri-operatieve regels ter voorkoming van POWI’s bij prothese-chirurgie, zoals het tijdig toedienen van antibiotica, het minimaliseren van het aantal deurbewegingen tijdens de ingreep en het steriel houden van het operatiegebied.

De patiënt moet  worden verteld dat het bedekken van de wond het infectierisico niet vermindert

[ref]Verantwoording
De namen van mevrouw Huurdeman en Kim Lakeveld zijn gefingeerd. Aan de casus werkten mee: de medisch adviseurs en financieel specialisten van de Divisie Zorg en Gezondheid van Achmea en dr. M.A.M. Mureau, plastisch chirurg van Erasmus MC, Rotterdam.[/ref]

Daarnaast is het discutabel of er een noodzaak was de chirurgisch primair gesloten wond überhaupt te verbinden dan wel het verband te verwisselen op de eerste dag na operatie. In de kliniek wordt geen verschil in infectiekans gevonden wanneer postoperatieve, aanvankelijk gesloten wonden worden bedekt met verbandmateriaal in vergelijking met het onbedekt laten of het insmeren van de wond met vaseline direct na, tot 48 uur na het sluiten van de wond. Een wondbedekker is alleen een overweging om wondvocht op te vangen of als een patiënt hieraan de voorkeur geeft. De patiënt moet dan wel weten dat het bedekken van de wond het infectierisico niet vermindert en dat het verwijderen of verwisselen van verbandmateriaal extra pijn kan veroorzaken. In de Richtlijn Wondzorg (2013) wordt bedekkend verbandmateriaal bij chirurgisch primair gesloten wonden dan ook afgeraden.

Los van deze medische overwegingen wil ik nog een opmerking maken: het voeren van privégesprekken in de nabijheid van patiënten, al dan niet door de telefoon, is niet erg professioneel. Patiënten ervaren dat als hinderlijk.’


Wat kost onveilige zorg?

U heeft gelijk: zorgveiligheid gaat om veel meer dan geld alleen. Maar onder alle ervaringsverhalen en discussies sluimert altijd de oer-Hollandse vraag: wat kóst dat eigenlijk? In de serie ‘Wat kost onveilige zorg?’ berekent PatientVeilig.nl de kassabon van een incident.

Share Button

'Mijn supervisor wilde niet komen'

Toen een aios KNO twijfelde en zijn supervisor belde om raad, wilde deze niet naar het ziekenhuis komen. Met dramatische gevolgen. ‘Ik heb een litteken dat nooit meer helemaal weg zal gaan.’ Een voorpublicatie uit ‘Voorkomen is beter’ over hoe hiërarchische verhoudingen de communicatie over veiligheid kunnen verstoren.

Auteur: Ian Leistikow

[ref]1411 boek ian
Arts en inspecteur Ian Leistikow beschrijft in ‘Voorkomen is beter‘ vijftien medische calamiteiten met grote gevolgen voor patiënten, hun familie en de betrokken zorgverleners. Hij ontleedt ze, destilleert er lessen uit en biedt zo concrete inspiratie voor de volgende slag op weg naar een veiligere zorg.[/ref]

[panel style=”panel-default”]
[panel-header]
1411 boek ian
[/panel-header]
[panel-content]
Arts en inspecteur Ian Leistikow beschrijft in ‘Voorkomen is beter‘ vijftien medische calamiteiten met grote gevolgen voor patiënten, hun familie en de betrokken zorgverleners. Hij ontleedt ze, destilleert er lessen uit en biedt zo concrete inspiratie voor de volgende slag op weg naar een veiligere zorg.
[/panel-content]
[/panel]

‘Ik was na mijn afstuderen in één keer aangenomen voor de opleiding KNO. Een klein wonder, want de concurrentie was intens. Ik geloof dat er meer dan twintig sollicitanten waren geweest voor die ene plek. Ik had er hard voor gewerkt. Naast mijn coschappen had ik geholpen met wetenschappelijk onderzoek en was medeauteur van twee publicaties over aangeboren doofheid. “Je krijgt de kans je te bewijzen”, waren de letterlijke woorden toen de opleider mij belde om te zeggen dat ik het geworden was. Ik was dolblij en ook wel trots, moet ik toegeven.

Het was meteen aanpoten. De druk was groot en voor zielige verhalen was duidelijk geen ruimte. De minste suggestie dat iemand het zwaar had werd steevast beantwoord met de gevleugelde woorden: “If you can’t stand the heat, stay out of the kitchen.” Ik kon hier wel mee omgaan, dacht ik. Gewoon hard doorwerken, niet te veel opvallen en op de juiste momenten iets zinnigs zeggen. Zo hield ik me redelijk stand.’

Ik twijfelde
‘Na zes maanden werd ik ingedeeld op de polikliniek. Per dagdeel van vier uur werden 50 patiënten ingepland. Het was een productiemachine. Maar ik vond het mooi, een uitdaging om hierin stand te houden. Dit was per slot van rekening mijn voorland. Dit is wat ik wilde.

Op een dag kwam Jason binnen, 20 jaar oud. Bekend met chronische rhinosinusitis. Hij had flinke hoofdpijn en hoge koorts. Hij zag er ziek uit maar zei zelf dat het wel meeviel. Twee van zijn huisgenoten lagen op bed met griep en die waren er slechter aan toe, vertelde hij glimlachend. Hij herkende de klachten van eerdere neusbijholteontstekingen en het zou allemaal wel weer goed komen. Ik twijfelde. Ik twijfelde zelfs zozeer dat ik mijn supervisor belde, dokter Verbieten. We spraken de stafleden nooit bij hun voornaam aan. Dokter Verbieten was een van de oudere stafleden en het was onplezierig om hem in consult te vragen. Op de een of andere manier wist hij mij altijd het gevoel te geven dat ik een domme lul was. Die ervaring hadden mijn mede-aios ook. Desondanks belde ik hem die ochtend om te overleggen over Jason. Ik vertelde wat ik zag, zieke jongeman met koorts, bekend met chronische rhinosinusitis  huisgenoten met griep, en dat mijn voorstel was om hem met orale antibiotica naar huis sturen en over een week opnieuw op de poli te bestellen. Dokter Verbieten stond op OK. Ik zag voor me hoe de omloop de hoorn van de telefoon bij zijn oor hield.

“En je belt me nu…waarom precies?”
“Misschien dat u nog suggesties heeft, ik twijfel…,” begon ik.
“Je twijfelt? Waar twijfel jij zoal over?”
“Ik…eh…wellicht dat ik iets over het hoofd zie.” Ik had een niet-pluis gevoel, maar iets weerhield me ervan om met dokter Verbieten over gevoelens te praten. Ik zal het wel verkeerd zien, dacht ik. Wat ben ik toch een sufferd dat ik Verbieten hierover bel. Hij zal wel denken.
“Hmm, als jij nou die eenvoudige poli patiënt van je afhandelt, dan ga ik terug naar de complexe operatie waar je mij in stoort. Klinkt dat als een plan?”
“Ja, natuurlijk, dank u wel.”

Jason was ook akkoord en ik begeleidde hem naar de deur. De volgende patiënten zaten ongeduldig te wachten.’

Control and power

Aangeschoten wild
‘Dat was dinsdagochtend. Op de overdracht van donderdagochtend hoorde ik dat Jason was overleden. Zijn huisgenoten hadden hem woensdagochtend dood in zijn bed aangetroffen. De huisarts had het ’s middags aan het ziekenhuis doorgegeven. De doodsoorzaak was een hersenabces, waarschijnlijk vanuit een neusbijholte-ontsteking. Daar kwam de koorts dus vandaan.

De maanden daarop waren de eenzaamste van mijn leven. Ik was aangeschoten wild. Dokter Verbieten hield glashard vol dat ik hem onvoldoende geïnformeerd had. Ik had onvoldoende duidelijk gemaakt dat ik mij ernstige zorgen maakte. Anders was hij zeker gekomen. Bullshit natuurlijk, maar wat kon ik daar tegen in brengen? Het gesprek met de ouders stond ik alleen voor. “Wie zijn billen brandt moet op de blaren zitten.” Ik mocht blij zijn als de ouders me niet voor de tuchtrechter sleepten, voegde de opleider daar nog aan toe. Mijn mede-aios trokken zich van mij terug, alsof ik een besmettelijke ziekte had, alsof mijn falen op hen zou afgeven. Iedereen hield zijn adem in en wachtte op mijn volgende misser. Althans, zo voelde het voor mij. Na een paar maanden daalde het stof en leek mijn omgeving weer vergeten te zijn om extra op mij te letten. Ik ontspande weer een beetje en ging volle stoom verder met de opleiding. Maar ik had en heb een litteken dat nooit meer helemaal weg zal gaan.’

Bespreking van Ian Leistikow
Tijdens het eerste congres over patiëntveiligheid dat ik bezocht was er een spreker die vertelde hoe de communicatietechniek bij Qantas, de Australische luchtvaartmaatschappij, was ingevoerd. Om het uit te leggen trok hij de parallel met autorijden. Stel je zit als bijrijder bij een vriend, we noemen hem Martijn, die gevaarlijk hard rijdt. Dit zijn dan de vier niveaus van communicatie die je toepast, waarbij je bij niveau 1 begint en naar het volgende niveau overgaat als deze niet leidt tot aanpassing van het rijgedrag:

Niveau 1: “Goh, wat rijden we hard.”
Niveau 2: “Vind jij niet dat we hard rijden?”
Niveau 3: “Ik vind dat we te hard rijden.”
Niveau 4: “Martijn, je rijdt te hard, ik wil dat je nu afremt tot 100 km/uur.”

Nadat dit was ingevoerd is aan de hand van de cockpit voicerecorder onderzocht hoe het in de praktijk werd toegepast. Daaruit kwam naar voren dat er nooit hoger dan “niveau 2” gecommuniceerd hoefde te worden om de boodschap over te krijgen. “Goh, steile landing vandaag”, was vaak al voldoende om de gezagvoerder zijn beleid te doen aanpassen.

Control and power

‘Klopt dit wel?’
De boodschap is: als je twijfelt over de veiligheid, moet je dat uitspreken, net zo lang en net zo duidelijk totdat degene tot wie jij je richt hier adequaat op reageert. Als je twijfelt, dus niet pas als je zeker bent want dan is het vaak al te laat. In de zorg zijn we terughoudend met ons uitspreken over twijfel, zeker in een hiërarchische verhouding. Maar ook simpelweg omdat we niet dom willen overkomen. Een vriend van mij zat tijdens zijn co-schappen bij een pylorus operatie. Een klein kindje werd aan zijn maagspier geopereerd. De chirurg keek door een microscoop, waarvan het beeld op een monitor zichtbaar was voor de rest van het OK-team. Op een gegeven moment stopt de chirurg en zegt: “Dat is ook stom, ik doe het verkeerd om.” Hierop zegt de aios chirurgie: “Ik dacht al, klopt dit wel?” De OK-verpleegkundige zegt: “Ik dacht al, meestal doet u het andersom.” Mijn vriend die co-assistent was hield zijn mond maar realiseerde zich dat ook hij dacht dat het verkeerd ging. Dus drie hoog opgeleide mensen zitten te kijken naar hoe een kind verkeerd geopereerd wordt zonder daar iets van te zeggen. De chirurg in dit verhaal was overigens zeer toegankelijk, dat was het probleem niet. Ze dachten alle drie dat de chirurg de slimste in de zaal was en zij het dus wel verkeerd begrepen zouden hebben als ze dachten dat hij het verkeerd deed.

Geen woord gelogen
Een ander klassiek voorbeeld is de medisch specialist die niet in huis wil komen. De aios belt omdat hij hulp nodig heeft bij het inschatten van een patiënt of het verrichten van een handeling. De supervisor houdt het af, draalt, of zegt ronduit dat de aios het zelf moet doen. Als ook het vierde niveau van communicatie geen effect heeft, heb je als laatste optie nog deze: “Oké, ik begrijp dat u niet in huis komt. Ik schrijf nu in de status van de patiënt dat ik u gebeld heb, dat ik heb toegelicht dat ik om deze en deze reden gevraagd heb of u in huis wilde komen en dat u niet komt.” Er staat dan geen woord gelogen. Het is misschien een beetje eng om te doen, maar het is altijd effectief. Weinig mensen die dan niet naar het ziekenhuis komen. En bedenk, je vraagt het niet voor jezelf, maar voor de patiënt. Niemand kan het je verwijten dat je voor de patiënt opkomt. Andersom wel. De aios KNO uit de casus is niet de eerste en niet de laatste die keihard in de steek gelaten wordt door de supervisor als het met de patiënt verkeerd afloopt. Hij mocht in zijn eentje de rouwende ouders te woord staan. De supervisor is niet naar de patiënt komen kijken, maar de aios heeft het gedaan.

Circus
Ik heb gelukkig ook een positief voorbeeld. Uit mijn eigen co-schappen. Tijdens mijn co-schap neurochirurgie was ik aanwezig bij een cerebrale bypass operatie. Het was een patiënte die uit Spanje naar het UMC Utrecht gevlogen was omdat de neurochirurg professor Tulleken een van de weinigen ter wereld was die deze operatie kon verrichten. Het was een heel circus, want veel mensen wilden zien hoe het ging. Professor Tulleken zat op een kruk door een microscoop in de hersenen te opereren en ik keek mee op de monitor. Het viel me op dat hij het vat dat als bypass zou dienen op een andere plek ten opzichte van het aneurysma plaatste dan ik had verwacht. Ik sprak dat uit.

“Als ik mag, professor Tulleken, ik had verwacht dat u het vat eerst aan de andere kant van het aneurysma zou plaatsen.”

Professor Tulleken stopte zijn handen, kwam overeind van de microscoop en draaide zich om mij aan te kijken. Twee kalme ogen onder borstelige witte wenkbrauwen tussen een groene muts en een groen mond-neus masker.

“Dat klopt, dat doe ik inderdaad normaal anders. Maar het vat dat ik gebruik heeft klepjes erin waardoor ik denk dat het in dit geval beter is om het zo te doen.” Hij draaide zich weer terug en ging verder met de operatie. Nu ik dit ruim vijftien jaar later opschrijf, raakt het me nog steeds. De rust, de controle, de respectvolle manier waarop hij midden in de operatie de tijd nam om aan mij, nota bene de laagste in ‘rang’ aanwezig, toe te lichten waarom hij afweek van de normale routine maakte diepe indruk. Zo kan het dus ook.

Niet-pluisgevoel
In de casus van Jason was het voor de aios KNO niet heel duidelijk wat hij wilde. Hij had een niet-pluis gevoel maar kon dat niet helder verwoorden. Hij had wel erg zeker van zichzelf moeten zijn om dokter Verbieten te overtuigen om na zijn OK naar de poli te komen om Jason te beoordelen. Zeker van zichzelf en niet bang voor dokter Verbieten. Helaas was hij niet zeker en wel bang. Het komt veel voor in de zorg dat hiërarchische verhoudingen de communicatie over veiligheid verstoren. Bij de inspectie zien we regelmatig calamiteiten die voorkomen hadden kunnen worden als de verpleegkundige gehoord was door de arts. Soms omdat de verpleegkundige te bescheiden was, soms omdat de arts niet toegankelijk was. Welk van de twee het was is moeilijk te beoordelen, want het een versterkt het ander. Van een ontoegankelijke arts word je vanzelf terughoudend, van een onzekere verpleegkundige word je vanzelf ongedurig. De valkuil zit dus aan beide kanten. En beide kanten hebben er baat bij om de verkrampte communicatie te doorbreken en op volwassen niveau te communiceren over de patiënt. Kortom, als de professionals die ze beiden zijn.

Wat kan ik hier morgen mee?
Als je twijfelt over het welzijn van een patiënt, uit die twijfel net zo lang en hard tot daar een bevredigende reactie op komt.

Hoe kan ik mijn patiënt hierbij betrekken?
Nodig de patiënt uit om twijfel over zijn welzijn met jou te delen en neem dit altijd serieus.

Dit verhaal is een ingekort hoofdstuk uit het boek ‘Voorkomen is beter’ van Ian Leistikow. Het boek is hier te bestellen.


Share Button

Moedige gesprekken en een nieuwe Gouden Held

Tijdens het 1e Veiligheidscafé van PatientVeilig.nl bij GGZ Oost-Brabant heeft voormalig ggz-cliënt Henriëtte aan de Stegge de prijs voor Gouden Held 2014 mogen ontvangen. Ze was een van de eerste mensen die het vorig jaar aandurfde haar verhaal op camera te vertellen bij Patientveilig.nl. Met een pleidooi voor minder gedwongen separaties.

Auteur: Stef Verhoeven

Ondanks een verklaring waarin stond welke medicatie ze nodig had als ze in een psychose zou belanden, werd Aan de Stegge acht jaar geleden in een isoleercel gezet. Pas na zes dagen kreeg ze de medicatie die ze nodig had. Als ervaringsdeskundige strijdt ze nu voor minder gedwongen separaties. Haar indrukwekkende verhaal kunt u hier bekijken.

Veiligheidscafé en VerhalenKaravaan
De uitreiking van de Gouden Held vond plaats tijdens het eerste  Veiligheidscafé van PatientVeilig.nl bij GGZ Oost Brabant op 19 november 2014, de afsluiting van het project De VerhalenKaravaan dat Stichting Patiëntveilig.nl in samenwerking met GGZ Oost-Brabant heeft georganiseerd. Tijdens deze bijeenkomst deelden behandelaars, verpleegkundigen en cliënten hun ervaringen met elkaar over (on)veilige zorg.

Schermafbeelding 2014-11-25 om 11.51.00

Ook waren de VerhalenKaravaan-filmpjes te zien die de afgelopen maanden zijn gemaakt van medewerkers en cliënten met als thema ‘Waar lig ik nog wel eens wakker van?’ Tijdens statafelgesprekken werden dromen opgehaald over hoe zorgprofessionals en cliënten samen de zorg veiliger kunnen maken en kunnen leren van fouten. Deze dromen zijn voer voor het veiligheidsbeleid dat GGZ Oost-Brabant de komende jaren wil voeren.

1411 BierviltjesVeiligheidscafe2014-11-19 16.13.53 2014-11-19 16.34.56

Openheid
Met De VerhalenKaravaan en Veiligheidscafés wil PatientVeilig.nl het gesprek over veilige zorg op de werkvloer stimuleren. Niet door te wijzen op richtlijnen en protocollen, maar door persoonlijke ervaringen met veilige en onveilige zorg te delen. Bewustwording, begrip, verbinding en inspiratie spelen een cruciale rol bij openheid en zorgveiligheid.

Ook een VerhalenKaravaan in uw instelling? Neem contact op met Stichting Patientveilig.nl.


Henriëtte aan den Stegge met de andere Gouden Held-genomineerden.

Share Button

Wie zorgt er voor de arts?

Als een arts disfunctioneert, zijn de gevolgen vaak niet te overzien. Daarom moeten ziekenhuizen serieus werk maken van loopbaanbegeleiding voor specialisten, vindt kinderarts Peter Gerrits van het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis (CWZ) in Nijmegen.

Auteur: Tjitske Lingsma
Fotograaf: Frank Muller | Zorginbeeld.nl

Specialisten komen veelvuldig negatief in het nieuws. Een van de grootste schandalen betrof neuroloog Jansen Steur, die jarenlang verkeerde diagnoses stelde en levens van patiënten ruïneerde. Onlangs nog werden drie cardiologen van het Ruwaard van Putten Ziekenhuis in Spijkenisse door de tuchtrechter berispt. Mogelijk zijn door hun toedoen tientallen hartpatiënten onnodig gestorven.

Disfunctionerende specialisten zijn niet alleen een ramp voor de mensen die het directe slachtoffer van hun handelen zijn, maar hebben veel bredere gevolgen. Hun disfunctioneren straalt negatief af op de vele specialisten die het wel goed doen. ‘De zorg staat of valt bij de vertrouwensrelatie tussen de professional en de patiënt,’ zegt kinderarts Peter Gerrits, oud-voorzitter medische staf bij het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis (CWZ) in Nijmegen. ‘Die relatie komt door de negatieve berichtgeving onder druk te staan. Als deze relatie wordt overheerst door argwaan, komt dat de zorg niet ten goede.’

U vindt dat we in het debat een essentiële kwestie over het hoofd zien. Welke is dat?
‘In de maatschappelijke discussie ligt het accent op disfunctionerende specialisten. Die kunnen we er echter uit filteren. Daar kom ik zo op terug. Minstens zo belangrijk is het dat we zorgen dat al die goede specialisten optimaal kunnen functioneren en dat zij niet afglijden naar disfunctioneren. Preventie is beter dan reparatie. We moeten voorkomen dat mensen slachtoffer worden van de hoge werkdruk, eisen om nog efficiënter te zijn en druk om te presteren.’

Hoe bedoelt u dat?
‘Specialisten werken vaak op het randje van leven en dood. Iedereen kan een fout maken, maar wij kunnen iemand verliezen. Dat geeft een enorme druk. Bij ons is een 7 niet genoeg, het moet minstens een 9 zijn en het liefst een 10. Die verantwoordelijkheid en de hoge drang tot perfectie maken ons ook kwetsbaar. Als kinderarts kan ik een spoedoproep krijgen omdat een pasgeborene niet ademt. Terwijl je dat nog loopt te verwerken en je afvraagt of je het goed hebt gedaan, kun je een kwartier later tegenover een lastige puber zitten. Als vervolgens een collega je aanspreekt, voel je de druk toenemen. Vooral bij jonge collega’s, die met een gezin beginnen, is er een enorme spanning tussen werk en privé. Die spanning mag niet doorschieten naar slecht functioneren. Maar liefst tien procent van de specialisten heeft tekenen van een burn-out.’

Wat zijn de signalen dat het niet goed gaat met een dokter?
‘Er kan een moment komen dat iemand niet voldoende aan zichzelf toekomt. Mensen gaan zich onttrekken aan het overleg, zijn moeilijk aanspreekbaar, gaan snauwen, klagen en worden snel kwaad.’

Voor de zes Santeon-ziekenhuizen, waartoe ook het CWZ behoort, heeft u een  loopbaanbegeleiding ontwikkeld, juist ook om te voorkomen dat het misgaat met een arts. U onderscheidt enkele stappen in die begeleiding. Welke zijn dat?
‘Als we het klimaat waarin specialisten werken willen optimaliseren, dan begin je met de werving en selectie. Samen met het team van specialisten stel je een profiel op. Je bekijkt welke competenties de nieuwe collega moet hebben. Als je samen aan de hand van een groepscompetentieprofiel je eigen team bespreekt, zet dat al een verandering in. Vroeger was het meer: ons kent ons. Maar het was veel lastiger om vanuit zo’n situatie bekenden op gedrag aan te spreken. Ook zag je dat mensen enthousiast binnenkwamen, maar snel het gevoel hadden dat ze zich moesten aanpassen aan de bestaande cultuur in een vakgroep, en daar begint al de eerste frustratie. Nu willen we goede mensen binnenhalen, die de teams aanvullen en hun authenticiteit behouden. Mensen die de belangrijke vertrouwensband tussen patiënt en arts kunnen opbouwen en behouden.’

Wandelgangen 10Het is belangrijk om geruchten over mogelijk disfunctionerende specialisten vroegtijdig te signaleren.

Wat zijn de volgende stappen?
‘In essentie gaat het er om dat specialisten open communiceren, reflecteren op hun werk en aan bewustzijnsvorming doen. Dat doen we bijvoorbeeld tijdens intercollegiale functioneringsgesprekken, die bedoeld zijn als hulp en niet als kritiek. We benoemen wat goed gaat en vervolgens wat beter kan. Daarnaast organiseren we ook groepsfeedback. Als je regelmatig je functioneren met anderen bespreekt, ontstaat een klimaat waarin het veilig is om elkaar op gedrag aan te spreken en krijg je een cultuur waarbij een team en de collega’s zorg voor elkaar hebben. Zo voorkom je dat mensen zich geïsoleerd voelen en afglijden. Een blijere dokter is goed voor de patiënt en een betere garantie voor goede kwaliteit van zorg.’

[ref]
5 interventies
In Medisch Contact beschreef Peter Gerrits met Erica Bakkum, gynaecoloog bij het OLVG, de vijf interventies die gericht zijn op het goed laten functioneren van artsen, teams en ziekenhuizen:
1. Aangepaste werving- en selectieprocedure, onderwijsmodules tijdens inwerkperiode
2. Protocol Signalen om vroegtijdig te reageren op geruchten over mogelijk disfunctioneren
3. 360°-feedback voor de complete vakgroep
4. Intercollegiale coaching
5. Levensfasegebonden beleid[/ref]

Welke rol spelen assistenten in opleiding?
‘Vanuit de opleiding geven ze feedback op ons. Het is vast onderdeel van de dagelijkse praktijk geworden. In het begin vonden de assistenten dat erg spannend. Daarom gaat de onderwijskundige met een assistent mee naar het gesprek met een specialist. Ook al blijkt het in de praktijk niet echt nodig te zijn. De assistenten voelen zich vrij genoeg om specialisten aan te spreken.’

Wat als het uiteindelijk toch misgaat met een specialist?
‘We hebben het protocol disfunctioneren. Hierin zijn diverse stadia in het traject van aanpak vastgelegd en geaccordeerd door de gehele medische staf. Als iemand niet goed functioneert, zullen we kijken of er zelfreflectie is en die persoon zich wil verbeteren. Intercollegiale coaching kan onderdeel van dat traject zijn. We hebben in het ziekenhuis zeven specialisten tot coach opgeleid. Dat werkt goed. Zij kennen de dynamiek van de organisatie en begrijpen waar de schoen wringt. Ook is het gemakkelijk om tussendoor een kwestie te bespreken.’

Is zelfregulering wel geschikt om rotte appels aan te pakken?
‘Ik ben stafvoorzitter geweest en ik kan je garanderen dat er doorgepakt wordt als interventies niet werken. Als iemand volhoudt in zijn of haar disfunctionele gedrag, en niet de kans pakt of zelfs weigert om te verbeteren, dan is het tijd om te vertrekken. Het contract wordt opgezegd. Soms kan het op een rustige manier in goed onderling overleg, soms moeten we naar de rechter. Het punt is, je moet een dossier heel goed opbouwen, anders heb je bij de rechter geen schijn van kans. Met onze best practices aanpak bouwen we dat dossier vanzelf op.’


Peter Gerrits is kinderarts in het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis in Nijmegen.

Share Button

Rode vlag tegen deliers

Helpenden en verzorgenden zijn vaak goede waarnemers. Ze zijn de ogen en oren van de huisarts of apotheker. Als er iets niet pluis is, planten ze een rode vlag. Via een app dan.

Auteur: Emma Boelhouwer

Huh, wat voor instrument?
Het klinkt nogal cryptisch, maar het heeft niks met muziek te maken en het is ook geen doktersgerei. Het Rode Vlaggen Instrument is een observatiemiddel voor thuiszorgmedewerkers om goed door te geven aan de wijkverpleegkundige of zorgcoördinator wanneer hen iets opvalt  tijdens hun huisbezoek, meestal medicijn gerelateerd. Dat gebeurt al een paar jaar, maar nu voor het eerst via een app.

En die rode vlaggen dan?

Die staan voor ‘gevaar!’ of ‘let op!’ Een thuiszorgmedewerker komt bij een patiënt over de vloer en ziet dat hij een paar grote blauwe plekken heeft. Op dat moment denkt zij: rode vlag! Een blauwe plek kan namelijk duiden op problemen met bloedverdunners. Verderop ziet ze bovendien pillen op de grond liggen. Nog een rode vlag. Ze meldt de rode vlaggen aan de verantwoordelijk wijkverpleegkundige.

Dat klinkt nogal logisch, gebeurde dat vroeger dan niet?

Door de vergrijzing neemt het aantal risicopatiënten die thuis worden verpleegd  toe. De rol van thuiszorgmedewerkers – veelal helpenden of verzorgenden – wordt daarmee groter. Zij zijn als het ware de ogen en oren van de huisarts en de apotheker. Carolien Sino, bedenkster van het Rode Vlaggen Instrument, wist uit haar tijd als verpleegkundige dat deze zogenoemde helpenden geen diagnose kunnen stellen, maar wel erg goed zijn in waarnemen. Essentieel om levensbedreigende situaties voor te zijn. Daarom ontwierp ze in eerste instantie een eenvoudige screenlijst die de thuiszorgmedewerkers konden afvinken.

Zo’n papieren lijst is toch niet meer van deze tijd!

Klopt, toen adviseur Eric Hiddink (Health Base) in 2010 over het plan hoorde, was hij meteen enthousiast, maar het papierwerk was hem een doorn in het oog. Anno 2010 moest dat toch anders kunnen. Met behulp van een Achmeasubsidie liet hij afgelopen jaar een prototype app ontwikkelen. Het allerbelangrijkst: eenvoud, in maximaal drie toetsaanslagen heeft de helpende een melding gedaan.

Hoe werkt het?
Een blauwe plek rapporteren kan bijvoorbeeld door op een afbeelding van het menselijk lichaam de juiste plek aan te klikken en te scrollen naar de waarneming die je hebt gedaan (blauwe plek, bloedneus, wond of pijn). Op die plek verschijnt een rode vlag. Bovendien kun je een foto toevoegen. De rapportages in de app zijn direct zichtbaar voor de verantwoordelijke wijkverpleegkundige. Het werk is niet veranderd, maar de registratiedruk wel.

Iedereen aan het juichen dus!
Op dit moment is er slechts één team mee aan het werk, want de eerste proeffase is pas eind augustus begonnen. De uitverkorenen zijn de circa tien thuiszorgmedewerkers onder wijkverpleegkundige Judith van Leeuwen van Omring in Schagen. Preciezer gezegd: zij en Aouktje Kaspers van de Schager Apotheek hebben de appontwikkeling in een stroomversnelling gebracht, omdat zij verlegen zaten om een dergelijke oplossing. Voor het eind van het jaar wil Hiddink het proefgebied complexer maken en uitbreiden: meerdere thuiszorginstellingen en meerdere apotheken tegelijk. Het is ook de bedoeling dat de resultaten uit de proef onderzocht worden door onderzoekers van de Hogeschool van Utrecht.

Wat zijn de reacties dan tot nu toe?
De proefkonijnen zijn erg enthousiast. In plaats van het gangbare dossier, meestal een heel boekwerk, krijgt Van Leeuwen nu een duidelijk digitaal overzicht. Er komen ook andere meldingen binnen dan voorheen. Teamleden gaven bijvoorbeeld aan dat ze soms enkel een vermoeden hebben dat er wat mis is, zonder dat zij concrete signalen tegenkomen. Daar is nu ook een rode vlag voor aangemaakt in de app. Of: een cliënt heeft medicijnen voorgeschreven gekregen, maar de duur van het gebruik is niet vermeld op het etiket. Als de medicijnen op zijn, wat dan? De melding: ‘voorraad medicijn X niet op orde’. In beide gevallen is het aan de wijkverpleegkundige om er wat mee te doen. De Schager Apotheek is sinds het begin van de proef en op basis van zo’n melding acht keer ingeschakeld door de wijkverpleegkundige. Acht keer zoveel als voorheen, want toen kreeg de apotheker alleen bij hoge nood een hulpoproep. Nu kan Kaspers tijdig ingrijpen en daardoor die alarmfase voorkomen.

Bij een proef horen verbeterpuntjes, niet waar?
Die stromen dan ook binnen. De één zou dit willen toevoegen, de ander dat. Straks wordt gekeken wat zinvol is en wat niet. De app moet wel eenvoudig blijven. Wat de thuiszorgmedewerkers unaniem aandragen: ze willen graag kunnen zien of ze de rode vlag goed hebben verstuurd, ter controle. En dat er iets mee gedaan wordt, natuurlijk!

Kan heel helpend Nederland er straks mee aan de slag?
Er is gekozen voor een app die geen informatie opslaat op de telefoon, vanwege de privacy van de patiënten. Zonder bereik, kun je dus ook niet met de app werken. Het is de bedoeling dat offline werken straks wel kan zonder dat de patiëntinformatie op straat ligt. De whizzkids zeggen dat het mogelijk is.

Nog even afwachten dus!
Nieuwe subsidiepartners hebben zich al gemeld, dus aan de kosten kan het niet liggen. De tweede proeffase gaat waarschijnlijk aan het eind van dit jaar van start en de bedenkers hopen voor de zomer echt de markt op te kunnen gaan.

Hoeveel kost zoiets eigenlijk?
Het bouwen van de app en het in stand houden ervan kost grofweg € 37.000. De eerste fase, de bouw van de app en de testperiode met het team in Omring, is gefinancierd met een subsidie van Achmea van € 75.000.


Share Button

‘Medische fouten kunnen levens redden’

Sinds de dood van zijn vrouw Elaine na een routineoperatie aan de luchtwegen, trekt de Brit Martin Bromiley de wereld over met zijn indringende verhaal. “Soms kom je op een punt in je leven waar je misschien niet wilt zijn, maar waar je mogelijk wel verschil kunt maken.”

Auteur: Matthijs Buikema
Fotograaf: Ed van Rijswijk

Het is half negen in de ochtend als Martin Bromiley op 29 maart 2005 samen met zijn kinderen afscheid neemt van zijn vrouw Elaine, vlak voordat ze de OK in gaat. Zij heeft al een tijd last van haar luchtwegen en moet een sinusoperatie ondergaan. Een routine-ingreep, volgens haar KNO-arts. Maar om elf uur wordt Bromiley door het ziekenhuis gebeld. Elaine wordt niet wakker uit de narcose. Haar luchtpijp is tijdens de operatie ingeklapt en Elaine heeft lange tijd geen zuurstof binnengekregen. De hersenschade is zo ernstig dat ze niet meer bijkomt. Dertien dagen later overlijdt Elaine.

Als Bromiley ontdekt wat zich werkelijk heeft afgespeeld in de operatiekamer tijdens Elaine’s operatie, maakt hij de korte documentairefilm Just a routine operation. Een film die nauwkeurig laat zien wat er mis ging en welke psychologische factoren daarbij een rol speelden. Als piloot herkent Bromiley die human

factors

De factor ‘mens’ wordt in de internationale luchtvaartwereld aangeduid met ‘Human Factors’. De Engelse deskundige Ken Ketchpole omschrijft human factors als een wetenschap die kijkt naar waarom mensen handelen zoals ze handelen in complexe systemen en oplossingen zoekt hoe mensen in zo’n omgeving beter kunnen presteren. Ze kijkt niet alleen naar de mens en zijn relatie met de techniek en het type organisatie waarin hij werkt, maar ook naar de omgevingsfactoren, het takenpakket en de communicatie tussen collega’s. Doel is om die vijf factoren zo te ontwikkelen of aan te passen dat de mens nog beter zijn werk kan doen. Die vijf ‘human factors’ moeten zo afgestemd zijn dat ze geen vergissingen uitlokken, ons gedrag positief sturen, onze zwakke kanten ondersteunen en onze sterke kanten versterken. Uit onderzoek blijkt dat menselijke fouten ten grondslag liggen aan 75 procent van de grote ongevallen in de civiele luchtvaart.

 

maar al te goed. De film is inmiddels meer dan 100.000 keer op YouTube bekeken. Bromiley heeft zijn verhaal talloze keren verteld op medische congressen. Zijn invloed op het Engelse gezondheidssysteem is door zijn persoonlijke verhaal en zijn tomeloze inzet inmiddels zeer groot te noemen. Sommigen noemen hem nu ‘the man who showed us the way to a safer healthcare’.  

Bekijk hier ‘Just a routine operation’Schermafbeelding 2014-10-22 om 16.07.37

Martin Bromiley: “Iedereen weet instinctief dat er risico’s zijn als je naar het ziekenhuis moet. Ik ook. Daarom nam ik die ochtend in het ziekenhuis anders afscheid van Elaine dan wanneer ik naar mijn werk ga. Toch ga je er vanuit dat er niets mis zal gaan. We denken er door onze afhankelijkheidspositie liever niet aan dat artsen feilbaar zijn. Dat ze misschien minder presteren omdat ze moe zijn. Dat ze door zenuwen wel eens zouden kunnen uitschieten. Of dat ze een verkeerde beslissing kunnen nemen door stress, overmoed of slechte communicatie. Ik dacht daar op dat moment ook niet aan. Ik ging er blindelings vanuit dat alles goed zou gaan.”

Bromiley spreekt met een kalme stem. Hij formuleert zijn zinnen zorgvuldig. Af en toe laat hij, net als op het podium van de presentatie die hij zojuist gaf, een stilte vallen, alsof hij zeker wil weten of zijn woorden goed zijn overgekomen. Het geeft zijn verhaal nog meer impact.

Waarom trekt u al bijna tien jaar met uw verhaal over de wereld?
Hij denkt even na. “Ik zie het als een plicht. Soms kom je op een punt in je leven waar je misschien niet wilt zijn, maar waar je mogelijk wel verschil kunt maken. Voor mij kwam dat punt toen duidelijk werd waarom de operatie van Elaine was misgegaan. Ik herkende de human factors die daarbij een rol speelden. Factoren waar ik als piloot op getraind ben en waar het systeem in de luchtvaart op is ingericht. Dat ontbrak in de zorg en ik vond dat ik mijn kennis moest delen. Niet omdat ik dat zo graag wilde doen – ik ben piloot en vliegen is mijn lust en mijn leven – maar omdat ik dit niet kon laten liggen.”

U komt zo kalm en beheerst over. Bent u nooit ontzettend boos geweest?
“Niet op de mensen die Elaine hebben behandeld. Wel op hoe het was geregeld in de zorg. De KNO-arts vertelde me dat het plaatsen van een beademingstube in zeldzame gevallen – namelijk 1 op de 50.000 gevallen – niet lukt. Dat werd gezien als een onoverkomelijk gegeven. Als er in de luchtvaart een kans van 1 op een miljoen bestaat dat de motor uitvalt, dan maken we ons allemaal grote zorgen. En doen we er alles aan om die kans te verkleinen. Voor mij klonk 1 op 50.000 als een groot gevaar.

Toen ik vervolgens vroeg of ze gingen onderzoeken hoe het mis had kunnen gaan, kreeg ik te horen: “Nee, dat doen we alleen als iemand een klacht of een claim indient.” Dat is het enige moment geweest waarop ik echt boos ben geworden. Ik kon niet geloven dat je als zorgverlener niet wilt weten waarom dingen anders verlopen dan gepland. Waarom moest ik een klacht of claim indienen? Ik ging er helemaal niet van uit dat er fouten waren gemaakt. Als piloot was ik gewend dat altijd ieder incident, hoe groot of klein ook, werd onderzocht. Niet om schuldigen aan te wijzen, maar om te begrijpen waarom het misging. Misschien zijn er lessen, misschien ook niet. Dat weet je pas als je de boel hebt onderzocht.”

Martin Bromiley

Martin Bromiley

Was het moeilijk om een onderzoek te krijgen?
“Uiteindelijk niet. De KNO-arts heeft kort na ons gesprek eigenhandig een gepensioneerde collega gevraagd Elaine’s operatie te onderzoeken. Ondertussen ben ik naar de directeur van het ziekenhuis gegaan met de vraag of dat mocht. De directrice was zo overrompeld dat ze eigenlijk meteen toestemde. Niet alle betrokkenen wilden hieraan meewerken, maar ik denk dat we een half jaar na de operatie zo’n 80 procent van het verhaal in kaart hebben kunnen brengen.”

Wat waren de reacties op het rapport en de film?
“Het was een schok. Artsen en verpleegkundigen in Engeland konden bijna niet geloven dat er zulke domme fouten werden gemaakt. Velen riepen dat hen dit nooit zou zijn overkomen. Ze vonden dat de zorgverleners die bij Elaine’s operatie waren betrokken per direct ontslagen moesten worden. Maar dat was het laatste wat ik wilde. Ik besefte toen dat het probleem nog veel groter was. Dat het systeem en de cultuur vanuit human factors-perspectief zeer onveilig was. Dat hebben we met de Clinical Human Factor Group op de kaart kunnen zetten en inmiddels is er al veel verbeterd. Er is veel meer bewustzijn.”

Kan het nog steeds zo misgaan als bij Elaine tien jaar geleden?
“Het antwoord op de vraag of zorg veilig verloopt, ligt vrijwel altijd in het team. Iedereen moet zich bewust zijn van de onzekere factoren die er altijd zullen zijn: de toestand van de patiënt, de complexiteit van de behandeling, de feilbaarheid van jezelf en je collega’s. Om op die onzekerheden te kunnen anticiperen, moet het team goed samenwerken en dus communiceren. Er is vrijwel altijd iemand in de operatiekamer die weet of vermoedt dat er een fout wordt gemaakt. Dat is meestal een verpleegkundige aan de zijlijn, die meestal een goed overzicht heeft. Die moet zich te allen tijde kunnen en durven uitspreken. En gehoord worden uiteraard. Communiceren betekent ook luisteren, écht luisteren.”

Dat wordt nog wel eens vergeten?
Hij glimlacht: “In Engeland denken veel artsen dat ze een teamplayer zijn. Maar als je dat aan verpleegkundigen vraagt is slechts een kwart het daarmee eens.”

Dus er is nog een lange weg te gaan?
“Ja, maar in de zorg gaat het wel veel sneller dan destijds in de luchtvaart. Zeker als je bedenkt dat de zorg veel groter en complexer is. Voor het verbeteren van de veiligheid is het niet noodzakelijk om dure technologieën aan te schaffen of complexe organisaties te veranderen. Je komt al een heel eind met vooruitdenken, empathie, menselijkheid en een bereidheid om te leren van fouten. Dat kan alleen in een open cultuur. Als die er is, krijgt een checklist bijvoorbeeld ook een waarde. Een checklist werkt het beste als die in een informele en open sfeer wordt doorgenomen. Als mensen het gevoel hebben dat ze zich tijdens zo’n check mogen uitspreken, zullen ze dat tijdens een operatie ook makkelijker doen.”

‘In plaats van te straffen moeten we  zorgverleners die een medische fout gemaakt hebben inzetten om de zorg veiliger en beter te maken’

Is het vertrouwen waarmee u destijds Elaine achterliet in het ziekenhuis ooit teruggekomen?
“Ik heb altijd vertrouwen gehad en gehouden in de mensen. Er is veel kennis en kunde. Onze artsen worden net als bij jullie hoog opgeleid en onze ziekenhuizen zijn hypermodern. Maar het systeem waarin ze werken is nog niet zo ingericht dat de onzekere factoren, die er altijd zijn, zo optimaal mogelijk worden ondervangen. De mensen worden nog niet opgeleid om problemen samen zo goed mogelijk op te lossen. Tot die tijd zal ik als patiënt op mijn hoede zijn. Maar mocht ik ooit in het ziekenhuis belanden, dan hoop ik dat ik door de mensen wordt behandeld die Elaine hebben behandeld. Omdat ik weet dat zij hebben geleerd van wat er destijds misging. Zij zullen niet snel in dezelfde situatie komen. En dat leren ze hun collega’s. In plaats van te straffen moeten we deze zorgverleners inzetten om de zorg veiliger en beter te maken.”


Martin Bromiley is piloot en gespecialiseerd in human factors. In 2007 richtte hij de Clinical Human Factors Group op, omdat de National Health System aanvankelijk niet geïnteresseerd was om de kennis die Bromiley aanbood aan te nemen.

Share Button