Archives

GGZ Oost Brabant deelt verhalen over veilige zorg

In de context van het organisatiebrede cultuurprogramma ‘Veilige zorg’ organiseerde GGZ Oost Brabant met Stichting Patiëntveilig.nl vorig jaar de VerhalenKaravaan en het Veiligheidscafé. Dit traject wordt, wegens succes, in 2015 voortgezet.

Auteur:

GGZ Oost Brabant kiest hiermee voor een vernieuwende manier om met elkaar in gesprek te gaan over veiligheid. Veiligheid wordt geborgd door enerzijds te werken met deskundig personeel, protocollen en instructies, anderzijds door met elkaar een omgeving te creëren waar je in alle openheid met elkaar kunt spreken over hoe de zorg beter kan.

Het concept van de VerhalenKaravaan is gebaseerd op de overtuiging dat één persoonlijk ervaringsverhaal van een collega of cliënt meer impact heeft op de veiligheidscultuur dan tien richtlijnen of protocollen. Een persoonlijk verhaal werkt krachtig, het geeft herkenning en het geeft handvatten voor gedragsverandering.

Storytelling
De VerhalenKaravaan trok in het najaar van 2014 langs de locaties van GGZ Oost Brabant. In brainstormsessies deelden kleine groepen medewerkers en cliënten hun ervaringen over (on)veilige zorg: ‘waar lig ik nog wel eens wakker van?’ Hiervoor is gebruik gemaakt van de interviewtechniek voor storytelling. Van enkele verhalen zijn filmpjes gemaakt, die in een breder verband tijdens het Veiligheidscafé zijn getoond. De aanwezige ‘gangmakers veiligheid’ spraken naar aanleiding van de getoonde filmpjes met elkaar over hun eigen ervaringen met fouten en incidenten. Twee wensen kwamen tijdens dit Veiligheidscafé naar voren: ‘ruimte maken voor het delen van ervaringen’ en ‘cliënten meer en vaker betrekken’.

Zowel de VerhalenKaravaan als het Veiligheidscafé zijn binnen GGZ Oost Brabant als succesvol ervaren. Daarom zal de VerhalenKaravaan van Stichting PatientVeilig.nl  in 2015 verder trekken langs de locaties en teams van GGZ Oost Brabant.


Meer weten over de Verhalenkaravaan van Stichting PatientVeilig.nl? Klik hier.

Share Button

Is spijt schuld?

Gezondheidsjuriste en communicatietrainer Catherine Poorthuis traint artsen in het voeren van moeilijke gesprekken. Excuses aanbieden als iets niet is gegaan zoals gepland, horen daar vanzelfsprekend ook bij. Veel artsen denken echter dat een spijtbetuiging ook meteen een schuldbekentenis is.

Auteur: Catherine Poorthuis

“Zie je nu wel, je betuigt spijt en je krijgt een boel gedonder!” Ik kan me voorstellen dat artsen deze parallel trekken, nu minister Kamp verschillende partijen over zich heen krijgt omdat hij spijt heeft betuigd richting de Groningers. Het rapport van de Veiligheidsraad over de aardgaswinning was de directe aanleiding voor zijn uitlatingen.

Er is een interessante discussie op gang gekomen na deze spijtbetuiging van Kamp.  Zo wordt gesteld dat de Groningers nu juridisch sterker staan. Maar is spijt betuigen hetzelfde als schuld bekennen en daarmee aansprakelijkheid erkennen?

Voor de Groningers moet de rechter zich hier nog over uitspreken, maar voor  artsen die een fout hebben gemaakt en daarvoor excuses hebben aangeboden geldt het in ieder geval niet. Er is geen jurisprudentie over cases, waarbij een (tucht)rechter een arts aansprakelijk stelde enkel op basis van een spijtbetuiging. En ik ben ervan overtuigd dat dit ook niet zal gebeuren.

Spijt betuigen is namelijk een uiting van empathie en betrokkenheid. Met het betuigen van spijt geeft de arts aan dat het niet goed is gegaan en dat hij meevoelt met het leed van de patiënt of diens familie. Het impliceert niet dat de arts het ook fout heeft gedaan. Dat moet in de meeste gevallen nog nader onderzocht worden.

Spijt betuigen is in ieders voordeel: de patiënt voelt zich erkend en serieus genomen en kan zich richten op zijn herstel. De arts voelt zich meer ontspannen omdat het contact tussen hem en de patiënt prettiger verloopt dan wanneer hij geen spijt had betuigd.

In de meeste gevallen volgt er dan ook geen zwaard van Damocles in de vorm van een (tucht)rechtszaak. Amerikaanse onderzoeken hebben uitgewezen dat er 60 procent minder klachten en claims volgen wanneer de arts zich verontschuldigt richting de

patiënt.

Sorry works. Malpractice suits drop when doctors admit mistakes and apologize door Jennifer Goodwin, University of Michigan, 2010

En dat is ook precies wat Kamp doet, hij sust de gemoederen door zijn spijtbetuiging, het zal de boosheid doen afnemen van de Groningers en het gesprek openen om tot een goede afhandeling te komen. Eindelijk is er erkenning van hun leed. Het zal veel Groningers voldoende genoegdoening geven, zodat ze niet meer naar de rechter stappen. Er wordt vaak gejuridiseerd om erkenning van leed te krijgen.

Overigens is het voor de spijtbetuiging van Kamp maar de vraag of dit effect wordt gesorteerd, want die  komt wel rijkelijk laat. Het is niet voor niets dat de gedragscode voor artsen – de GOMA – die zegt dat ze binnen 24 uur het gesprek met de patiënt moeten aangaan.


Catherine Poorthuis (1969) is  gezondheidsjurist en communicatietrainer. Ze heeft het trainingsconcept ‘Empathisch communiceren na een medisch incident’ ontwikkeld. Met Training in Praktijk traint ze – samen met andere trainers, een trainingsacteur en een coach/medisch specialist – vooral artsen, omdat er geen opvang is georganiseerd voor artsen die fouten maken.

Share Button

Wie zegt: ‘Het is genoeg’?

Bij beslissingen over medisch ingrijpen ga je als patiënt in gesprek met je arts. En dat geldt net zo goed bij het beslissen over niet-meer-behandelen. Maar wie zegt ‘het is genoeg’ als je zelf niet meer kunt praten? Over het nut van een wilsverklaring voor patiënt en arts is het boek Wie zegt ‘het is genoeg?’ verschenen. Een fragment.

Auteur: Chris Bartelds en Titia Struiving

Veel mensen die voor het eerst horen van de mogelijkheid een wilsverklaring op te stellen zijn verbaasd. Ze vragen zich af waarom het nu toch nodig is om al dat soort zaken op te schrijven. Waarom? Mensen zijn toch altijd al bezig geweest met hun levenseinde. Vroeger regelde men toch ook niet allemaal ‘tot in de puntjes’ wat je te wachten stond. Het antwoord daarop is: de tijden zijn sterk veranderd. De medische wereld speelt bij heel veel levensvragen en met name bij vragen rondom het levenseinde een grotere rol dan ooit.

Gemedicaliseerd
Het is zoals dr. mr. Christophe Lemmens (Lemmens, 2013) zegt: bij meer dan 1 op de 2 vraagstukken rondom het levenseinde is tegenwoordig een arts betrokken. Dit maakt dat het levenseinde sterk ‘gemedicaliseerd’ is. Met andere woorden: in meer dan 1 op de 2 sterfgevallen is de medische stand betrokken. Dus tegen de tijd dat je sterft, heb je grote kans dat je met de arts moet overleggen over vragen als ‘hoe nu verder?’ en ook ‘wanneer stoppen we met behandelen?’

Keyhole in the wall illustrationDie grote invloed van artsen op het levenseinde  is een redelijk nieuw fenomeen. Vroeger konden alleen de zeer rijke mensen zich een arts veroorloven. Ziekenhuizen en gasthuizen waren dun gezaaid. Ziek zijn en sterven deed men thuis, zonder arts, medicatie of medische technieken. Hooguit met verzachtende middelen zoals kruiden en rituelen. De vraag of het leven nog verlengd zou kunnen worden kwam amper aan de orde: daar had men de middelen niet voor.

Nu is dat anders. In principe hebben alle Nederlanders toegang tot medische zorg en de medici kunnen mensen met veel hulpmiddelen en medische technologie langer in leven houden. Dat betekent dat er steeds meer mensen komen die in de laatste fase van hun leven omringd worden door medische zorg. En dat omringd zijn door zorg kan fijn zijn. Maar het kan ook in plaats van helpend juist beknellend worden.

Uit een onderzoek van het

Rathenau Instituut

‘Sterke verhalen uit het ziekenhuis, leren van patiënt; ervaringen voor goede zorg’. De publicatie verscheen in februari 2014.

blijkt dat er zeer divers wordt omgesprongen met de wijze waarop artsen patiënten informeren en toestemming vragen voor behandeling of onderzoek.

‘Bij meer dan 1 op de 2 vraagstukken rondom het levenseinde is tegenwoordig een arts betrokken’

[ref]1503 Wilsverklaring frontcover

Dit artikel is een hoofdstuk uit het boek: Wie zegt ‘het is genoeg’ als je zelf niet meer kunt praten? Handleiding bij het opstellen van een wilsverklaring behandelbeperking WGBO, Chr.P Bartelds en T.M.Struiving. 2014, Uitgeverij Eburon Delft. 84 pagina’s €12,50, ebook (epub), €6,50[/ref]

Ongevraagd levens verlengen
De praktijk  in Nederland is dat er nu soms te veel en te lang medisch doorbehandeld wordt als het levenseinde dichterbij komt. En dan bedoelen we met ‘te lang’ dus louter en alleen dat dit ‘langer dan de wens van de patiënt’ is of ook wel ‘langer dan de wens van de patiënt geweest zou zijn als die bij volledig bewustzijn en helderheid van geest hierover had kunnen besluiten’.

Wij citeren in dit verband de arts G. Innemee in een artikel uit het Reformatorisch Dagblad (21 juni 2013). Hij zegt daar: ‘In onze achterban proef ik weleens de vrees voor artsen in het ziekenhuis die ongevraagd het leven gaan bekorten. Behalve dat ik die angst totaal ongegrond vind, vind ik het als medisch specialist op een intensive care-afdeling veel reëler om bang te zijn voor artsen die het leven ongevraagd nodeloos verlengen. Patiënten die met goede palliatieve zorg rustig thuis hadden kunnen overlijden worden nu van hot naar her gereden en liggen vastgeketend aan slangetjes en sondes op een ziekenhuisbed. Waar blijft op die manier de tijd om de christelijke ziekentroost te betrachten, om in alle rust te spreken over de laatste dingen? Die is er niet.’

‘Als medisch specialist vind ik het reëler om bang te zijn voor artsen die het leven ongevraagd nodeloos verlengen’

Wilsverklaring
En of u nu gelovig bent of niet: we kunnen ons voorstellen dat u wel voorstander bent van een zekere mate van rust en met rust gelaten wilt worden voordat u doodgaat. We weten uit de praktijk dat ‘nee’ zeggen tegen een behandeling kracht kost. Je moet dan namelijk de hoop loslaten op verbetering. Je moet met je behandelaar in gesprek durven gaan van wie je zo afhankelijk bent. Je moet niet (te) bang zijn. Niet iedereen kan dat opbrengen op het moment dat het levenseinde dichtbij is. En daarom raden wij aan om dus wel een wilsverklaring te maken.

Dat deze verklaring ook op schrift moet is omdat je nu eenmaal niet van begin tot eind met één arts te maken hebt – huisartsen kunnen met vakantie gaan, specialisten draaien wisselende diensten en ook in thuiszorg of zorgcentra kan er personeel wisselen. Dus wat met de één goed besproken is, komt niet altijd bij de ander duidelijk binnen.

Meer weten over passende zorg in de laatste levensfase? Bekijk de video’s en het rapport over dit onderwerp op de website van de KNMG.


Chris Bartelds is verpleegkundige en grondlegger van Cura Vera. ‘Ik heb in mijn werk als verpleegkundige te veel gezien als het gaat om overbehandelen en het naar willekeur negeren van wilsuitingen van wilsonbekwame patiënten. Ik wil mensen laten weten dat ze het recht hebben om zelf te besluiten dat de arts stopt met behandelen. Je bent er niet met een briefje in de la van je nachtkastje.’

1503 TitiaStruivingTitia Struiving is zelfstandig journalist en voorstander van open communicatie in de zorg.

Share Button

Nergens plek voor verwarde man

Oud ambulanceverpleegkundige Thera de Haan moest uren rondjes rijden met een verwarde, agressieve man omdat er negens opvang voor hem was. De man was een gevaar voor zichzelf, maar ook voor De Haan en haar collega.

Auteur: Thera de Haan

Diep in de nacht staan we daar. Luid geschreeuw en gekrijs: ‘Ik maak je af zodra ik de kans krijg.’

Eerder die avond krijgen we een oproep: een verwarde, agressieve man. Terwijl we op weg gaan, horen we dat de collega’s van de politie al ter plaatse zijn. We treffen een man die door twee politieagenten met veel moeite in bedwang wordt gehouden. De man schreeuwt luid en terwijl hij worstelt met de twee potige agenten, probeer ik een gesprek aan te knopen. In mijn ooghoeken zie ik twee paar kindervoetjes bovenaan de trap.

1502 verward hires

In bedwang
We bellen de crisisdienst van de psychiatrie om hulp. Het blijkt nog minstens twee uur te kunnen duren omdat ze druk bezig zijn. Twee uur deze meneer in bedwang houden is onmogelijk. En onwenselijk in deze situatie. Wat moeten we doen?

‘In het voorbijgaan slaat meneer de ruiten van de politieauto aan diggelen’

Er zijn twee opties: of naar een politiecel, ter bescherming van zichzelf en zijn omgeving. Maar deze meneer is geen misdadiger. Of naar een spoedeisende hulp, wat ook niet wenselijk is, want deze meneer is zeer agressief.

Niet welkom
Het is kiezen uit twee slechten. We gaan in overleg met de agenten voor de cel op het politiebureau. Na een worstelpartij lukt het om richting politieauto en ambulance te lopen. Maar in het voorbijgaan slaat meneer wel de ruiten van de politieauto aan diggelen.
We loodsen hem toch maar naar de ambulance, voor rustgevende medicatie. Maar dat betekent wel dat meneer niet meer in een politiecel kan wachten, vanwege mogelijke bijwerkingen van de medicatie en dus de gezondheid en veiligheid van deze man. Dan maar een belletje wagen naar de spoedeisende hulp. Daar zijn we, zoals verwacht, niet welkom.

‘Bij de spoedeisende hulp zijn we, zoals verwacht, niet welkom’

Tja, daar sta je dan.Een mens zit in het diepste dal van zijn ziekte en hij kan nergens terecht. Boosheid overvalt me. Eerder deze nacht werden we geroepen bij een man met hevige pijn op de borst. Het hartfilmpje was overduidelijk: deze man had een hartinfarct. Binnen een half uur waren we in een ziekenhuis, waar deze meneer direct werd geholpen.

Machteloos
Als onze verwarde, agressieve man een hartinfarct had, zou hij á la minute worden geholpen. Als hij een inbraak had gepleegd, zat hij nu warm in de cel. Moeten we echt twee uur lang rondjes met hem gaan rijden midden in de nacht? Deze man is een gevaar voor zichzelf, maar ook voor ons. We weten niet wat te doen. We stappen uit om met de politiemensen te overleggen. De partner van meneer staat erbij. Wat is wijsheid? Wat is het meest veilig? Wat doet het meest recht aan de situatie van deze man?

Wij, politie en ambulancepersoneel, staan machteloos en schamen ons voor onze geestelijke gezondheidszorg. En dit is niet voor het eerst. Na uren zoeken kunnen we die nacht uiteindelijk terecht in een psychiatrisch ziekenhuis. Dankzij de creatieve inzet van collega’s. Dat er in Nederland zo’n verschil is in de acute opvang voor mensen met een hartinfarct of acute psychische crisis, is te gek voor woorden.


Thera de Haan is oud-ambulanceverpleegkundige. Ze is  nu functionaris patiëntveiligheid bij Smash Stichting Mobiele Huisartsen Service Haaglanden.

Share Button

Nul procent doorligwonden? Het. Kan. Echt.

Decubitus – in de volksmond ‘doorligwonden’ – lijkt onlosmakelijk verbonden met een langdurig verblijf in een zorginstelling. Bij het centrum voor Reuma en Revalidatie Rotterdam (RRR) wisten ze het aantal nieuwe decubitusgevallen in drie jaar tijd terug te brengen van 9 procent naar nul. Tooldetective wil weten hoe.

Auteur: Marte van Santen

Doorligwonden. Dat klinkt vooroorlogs.
Was het maar waar. Decubitus in de chronische zorg is de afgelopen jaren gelukkig flink

teruggedrongen

In de chronische zorg was de prevalentie in 2013 2,3 procent (exclusief categorie I). Classificatie decubitus:
• Categorie I: Niet-wegdrukbare roodheid bij een intacte huid
• Categorie II: Huidletsel dat zich beperkt tot de opperhuid en aanwezigheid van en/of blaarvorming, en/of ontvelling.
• Categorie III: Huiddefect met schade of necrose van huid en onderhuids weefsel (subcutis). De schade kan zich uitstrekken tot aan het onderliggende bindweefselvlies (fascie)
• Categorie IV: Uitgebreide weefselschade of weefselversterf (necrose) aan spieren botweefsel of ondersteunende weefsels.

. Maar in de acute zorg en de thuiszorg steeg het cijfer vorig jaar juist iets, naar respectievelijk 4,7 en 2,8 procent. Op de IC’s van algemene ziekenhuizen komt decubitus het meest voor: 13,4 procent. Er valt dus nog genoeg te verbeteren.

Waar op het lichaam komen de wonden het meest voor?
Op de stuit en de hielen. Bijvoorbeeld mensen die langdurig liggen of zitten of een slechte doorbloeding of ondergewicht hebben, lopen een verhoogd risico op deze moeilijk behandelbare aandoening. Bij een op de drie patiënten zijn de wonden ook pijnlijk, met een gemiddelde score van 4,6 op een schaal van 10. Bovendien kost de behandeling van al die wonden de maatschappij veel geld, naar schatting jaarlijks 300 miljoen euro.

Wat heeft decubitus met patiëntveiligheid te maken?
Alles. Mensen gaan naar een zorgverlener om geholpen te worden, niet om meer gezondheidsproblemen te krijgen. En het is wel degelijk gevaarlijk: jaarlijks overlijden enkele honderden mensen aan de complicaties van decubitus.

[ref]1501 white paper decubitusMeer weten over de 0% Challenge? Lees hier de white paper van Doove Medical: ‘Decubitus: onvermijdelijk of onnodig?’[/ref]

Hoe lukte het RRR om nieuwe decubitusgevallen uit te bannen?
Het RRR heeft onder andere een verpleeghuis en een klinisch revalidatiecentrum. Bij uitstek instellingen met een hoog decubitusrisico. Met dat in het achterhoofd zijn zij in 2006 de 0% Challenge van Doove Medical aangegaan, een specialist in hulpmiddelen ter preventie en behandeling van decubitus. Dit bedrijf ontwikkelde een aanpak met als doel doorligwonden in instellingen tot nul te reduceren en daagt klanten uit dit waar te maken. Bij het RRR is dat – in ieder geval voor nieuwe gevallen – binnen drie jaar gelukt.

Nogmaals, hoe dan?
Het begon met de vraag: is er wel een samenhangend anti-decubitusbeleid in onze instelling? Daarna is een nieuwe werkwijze geïntroduceerd die mogelijke doorligwonden eerder opspoort. Met onder andere speciale software die kan meten of patiënten onvoldoende draaien (en dus een verhoogd risico op decubitus lopen) en een eenvoudige checklist aan de hand waarvan je kunt bepalen wat het juiste anti-decubitushulpmiddel is voor welke patiënt. En blijven monitoren en meten natuurlijk.

‘De behandeling van een decubituswond kost gemiddeld 1200 euro per maand. Elke in preventie geïnvesteerde euro verdient zich drie maal terug’

Prachtig hoor, zo’n nieuw systeem. Maar uiteindelijk draait het om de inzet van mensen.
De invoering ervan ging zeker niet vanzelf, erkent Janet Gräper, praktijkopleider en voorzitter van de decubituscommissie in het RRR. Zo’n nieuwe aanpak vraagt een andere mentaliteit van medewerkers. Decubitus is niet langer een ‘bedrijfsrisico’, maar een onacceptabel gezondheidsprobleem dat niet binnen de muren van een instelling thuishoort. Het heeft jaren gekost om dat bij iedereen goed tussen de oren te krijgen, aldus Gräper. Nu zijn alle medewerkers trots op het resultaat. Want met al het sombere nieuws over de zorg is het ook leuk om eens iets positiefs over je werk te kunnen melden.

Wat was de grootste uitdaging?
Volgens Gräper om het aantal nieuwe gevallen niet alleen op nul te krijgen, maar het daar ook te houden. In het RRR is dat onder andere gelukt door af te spreken dat elke patiënt dagelijks op decubitus wordt gecontroleerd. En op iedere afdeling zijn er twee verpleegkundigen aangewezen die de aanpak steeds weer bij hun collega’s promoten en in de gaten houden of die goed wordt uitgevoerd. Verder krijgt het personeel regelmatig bijscholing over decubitus.

Het klinkt als een duur preventieprogramma.
Natuurlijk moet je investeren. Maar je bespaart ook veel doordat je minder zorg hoeft te verlenen. Het scheelt wel 1fte per vijftig patiënten, aldus het RRR. Elke (in preventie geïnvesteerde) euro verdient zich drie maal terug, zegt de directeur van Doove Medical. De behandeling van een decubituswond kost namelijk gemiddeld 1200 euro per maand.

[ref]Met medewerking van Janet Gräper, praktijkopleider en voorzitter van de decubituscommissie in het RRR, en Marcel van der Burg, commercieel directeur van de Doove Care Groep.[/ref]

Is het RRR de enige instelling die aan de Challenge meedoet?
Nee, in totaal zijn dat er tien. Het RRR is tot nu toe wel de enige waar de 0% is gehaald.

Iedere zorginstelling aan de 0% Challenge dus?
Natuurlijk, maar denk niet dat het eenvoudig is. De aanpak vraagt constante alertheid en inzet voor het probleem op alle niveaus. Daar moet je je als organisatie wel aan willen committeren.

 

 


De Tooldetective
In de serie De Tooldetective gaan we op zoek naar veelbelovende projecten die de zorg veiliger zouden moeten maken. Zijn ze succesvol en kunnen anderen ervan leren? Of zijn ze een stille dood gestorven?

Share Button

48 uur in de rol van cliënt

Wat gebeurt er met je als je de regie over je leven in handen moet leggen van een groepje zorgverleners? Lieke du Bois, ervaren zorgprofessional, nam de proef op de som in een huisje op een vakantiepark. ‘De stoom kwam uit mijn oren.’

Auteur: Lieke du Bois

Een paar jaar geleden trok ik samen met mijn zorgcollega’s de stoute schoenen aan. We huurden een huisje op een vakantiepark, lichtten de eigenaren in over ons plan en zijn een weekend (48 uur!) verzorgingshuis gaan ‘spelen’. Vroege en late diensten wisselden elkaar af, zoals gebruikelijk in de zorg. De afspraak was: hier gelden de regels en de alledaagse handelingen van onze instelling.

Regie
Ik werd, samen met drie andere collega’s, van het ene op het andere moment ‘cliënt’ en belandde in een systeem waar ik zelf geen regie meer over had. De verzorgenden – we noemden ze al gauw ‘zusters’ en ‘broeders’- wisten veel beter dan ik wat goed voor mij was. In het begin was de sfeer nog wat giechelig. Ik dacht: mij hebben ze niet. Ik weet heus wel dat ik heel cliëntvriendelijk in mijn werk sta. Maar daarna kwam al snel de totale verbazing over mijn eigen gedrag en dat van de anderen. Binnen een paar uur was ik zwaar geïrriteerd, al maakte de zusters en broeders dat niet uit. “Komt wel goed Lieke, we gaan zo lekker eten. Ga jij maar vast de tafel dekken.” Gedwee deed ik wat er van me gevraagd werd. Om daarna te beseffen: wat doe ik nu? Zo ben ik helemaal niet! Ik hoorde één van mijn mededeelnemers vragen of ze een glaasje water mocht pakken en ik dacht: idioot, dat pák je toch gewoon?

Ik had me behoorlijk verheugd op dit weekend. Het zou immers vooral leuk worden. Maar het was bizar om te zien wat er, binnen een paar uur, met me gebeurde. Ik paste me aan, zoals iedereen dat doet. Binnen een paar uur voelde ik me totaal gehospitaliseerd. En we hadden nog 45 uur te gaan!

Doucheprogramma
Ondertussen ‘zakten’ we steeds meer en beter in onze positie. Het was al snel geen rollenspel meer, nee, hier zat ik als mezelf. ’s Avonds kregen we als cliënten de mededeling dat er een probleem was met de bezetting in de ochtend. Te weinig vroege diensten, helaas. Het doucheprogramma moest worden omgegooid. Of we even een afspraak konden maken over wie in de avond en wie in de ochtend zou gaan douchen. De stoom kwam uit mijn oren, maar ik durfde het niet te zeggen tegen de zuster. Ik douche altijd ‘s morgens en dus wil ik dat ook dit weekend. ’s Avonds in bed bedacht ik een plan hoe ik in de ochtend stiekem toch kon gaan douchen zonder dat de zuster dat zou merken. Ik voelde me een puber.

‘Binnen een paar uur voelde ik me totaal gehospitaliseerd. Nog 45 uur te gaan!’

Tegen de verwachting in was er ’s ochtends toch een zuster – een nieuw gezicht – die tijd had om me te laten douchen. Ik kreeg zelfs de neiging om dankjewel te zeggen. Ze bleef er wel bij om mij aanwijzingen te geven. Och, ik had goed geslapen, dus ik kon het aan. Tenslotte was dit alles mijn eigen idee geweest. Op aanwijzing van de zuster waste ik me keurig volgens het protocol, in de juiste volgorde. Ik werd er zelfs een beetje blij van. Toen hoorde ik: “Goed zo Lieke!” De stoom kwam uit mijn oren. Het enige wat ik wilde schreeuwen was: “En nu die badkamer uit!” Maar ik deed het niet. Bang voor een weerwoord. Ik zat tenslotte in de afhankelijke positie, naakt en onzeker. De zuster merkte er niks van. Die was alweer druk aan het overleggen met een collega over de volgende die ‘mocht’ gaan douchen.

1502 blog lieke du bois

Niks doen
De laatste dag hadden we familiebezoek ingepland. Wat was ik blij om mijn man en dochter te zien. Na een uur gingen zij weer naar huis. Ik was echt verdrietig, maar liet het niet blijken omdat er voor één cliënt helemaal geen bezoek was geweest. Dat vond ik sneu. De uren regen zich daarna aaneen. Midgetgolf, kaarten, niks doen en televisie kijken. Continu in een groep verblijven is dodelijk vermoeiend, merkte ik.

En toen was het klaar, de 48 uur waren volbracht. Het verzorgingshuis werd weer een vakantiehuisje. De zusters en broeders werden weer gewoon mijn collega’s. Het werd tijd om alles op een rij te zetten. Wat overheerste was de totale verbazing over mijn eigen gedrag. Ik voelde me opstandig en had voortdurend de neiging om stiekem de regels te overtreden. Wat een ervaring! Ik ben het tot op de dag van vandaag niet vergeten.

‘Ik voelde me opstandig en had voortdurend de neiging om stiekem de regels te overtreden’

Controle
Maar wat heeft het mij nou uiteindelijk opgeleverd? Veel, heel veel. Ik ontdekte dat ik iemand ben die graag alles onder controle wil hebben. Maar als je afhankelijk wordt van zorg heb je als mens helemaal niets onder controle. Die neiging heb ik na dat weekend dan ook per direct losgelaten, wat het leven overigens een stuk relaxter maakt.

[ref]De Keerzijde biedt iedere zorgprofessional de mogelijkheid deze persoonlijke ervaring een dag te komen beleven. Voor ziekenhuispersoneel zijn aangepaste trainingen in het skills lab. Meer informatie? www.dekeerzijde.com [/ref]

Wat het mij verder gebracht heeft is het begrip voor mijn cliënten, maar zeker ook voor mijn eigen ouders. Zij werden in die tijd steeds afhankelijker van thuiszorg en mijn moeder, een tijd later, van zorg in een verpleeghuis. Door dit experimentele weekend kreeg ik het diepe besef dat niet ik, als mantelzorger, maar zij de regie over hun eigen zorg mogen hebben. Hoe klein die in de laatste fase van hun leven ook was, hij was voor hun ontzettend belangrijk.

En voor mezelf? Als ik ooit afhankelijk word van zorg zal ik ervoor zorgen dat ik, hoe dan ook, de regie bij mezelf hou en niet wegval in hospitalisatie omdat dat misschien makkelijker is voor mijn omgeving. De enige conclusie die we met het team konden trekken was: deze bijzondere ervaring gunnen wij iedereen die werkt in de zorg als medewerker, manager of mantelzorger.


Lieke du Bois

Werkte 25 jaar in de zorg voor verstandelijk gehandicapten, waarvan meer dan de helft als manager. Sinds 2005 is ze zelfstandig ondernemer in de zorg. Ze is oprichter en eigenaar van De Keerzijde, een bureau gespecialiseerd in belevings- en ervaringstrainingen.

Share Button