Archives

De grenzen van een gedragscode


De medische fout was evident. De chirurg erkende. De verzekeraar van het betrokken ziekenhuis erkende. Iedereen hield zich aan de gedragscode. Toch sleept de zaak-Ingrid al jaren voort. Een reconstructie.

Auteur: Stef Verhoeven

In het voorjaar van 2013 meldt de 54-jarige Ingrid van Terneuzen zich bij haar longarts. Ze is al jaren COPD-patiënt, maar heeft sinds een week een vreemd knijpend gevoel op haar borst. Het voelt anders dan anders.

Uit de longfoto’s blijkt dat ze een tumor heeft op de bovenste linkerlongkwab. Ze moet worden geopereerd.
 Op de dag van de kijkoperatie vindt eerst een pre-time-out plaats in aanwezigheid van de anesthesioloog en haar assistent. Ze checken samen met Ingrid haar identiteit, de plaats en de zijde van de operatie en het soort operatie. Alles is in orde. Ook de chirurg komt nog even langs. Hij neemt alle gegevens en de foto’s nog een keer door in de zijkamer van de OK.

[ref]Schermafbeelding 2015-10-06 om 09.21.12
Gedragscode Open medische missers; betere afwikkeling Medische aansprakelijkheid (GOMA)
[/ref]

Op de OK zelf vindt de time-out plaats. Nogmaals wordt de linkerlong genoemd als plek waar de tumor moet worden verwijderd. De CT-scan staat niet op het scherm, toch start de chirurg met de operatie. De verdikkingen die hij in het longweefsel voelt, overtuigen hem ervan dat hij goed zit. Hij start met de verwijdering van het weefsel. Door een plotselinge bloeding besluit het team te stoppen met de kijkoperatie. Ingrid moet alsnog op de klassieke manier worden geopereerd. Omdat het OK-team snel moet handelen, blijft een extra controle van de longkwab achterwege.

Pas als Ingrid op de uitslaapkamer ligt, blijkt bij het invullen van een formulier dat de chirurg de verkeerde longkwab heeft verwijderd: linksonder in plaats van linksboven. Er volgt met spoed een nieuwe operatie. De tumor wordt alsnog netjes verwijderd, maar het kwaad is al geschied. Ingrid is als gevolg van een medische fout een gezond deel van haar long kwijtgeraakt, dat ze als COPD-patiënt juist zo hard nodig heeft. 
Direct na de operatie stelt de chirurg persoonlijk de familie op de hoogte van wat er is gebeurd. De dag erna krijgt Ingrid te horen wat er mis is gegaan. De chirurg erkent de fout en biedt zijn excuses aan.

GOMA1

GOMA

Een patiënt die een ziekenhuis of specialist aansprakelijk stelt, krijgt te maken met de afwikkeling van een claim en raakt niet zelden bekneld in een onoverzichtelijke en langdurig juridisch proces. Betrokkenen vroegen zich daarom een aantal jaar geleden af: kan dat proces menselijker, transparanter en korter? Het antwoord bestaat uit 19 aanbevelingen, samengevat in de GOMA: de Gedragscode Openheid medische incidenten en betere afwikkeling Medische Aansprakelijkheid. De code wordt

breed

De Gedragscode Openheid medische incidenten; betere afwikkeling Medische Aansprakelijkheid (GOMA) wordt gefaciliteerd door De Letselschade Raad en is opgesteld door vertegenwoordigers
van de Nederlandse Vereniging van Geneeskundig Adviseurs in particuliere Verzekeringszaken (GAV), Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG), Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF), Verbond van Verzekeraars (Centramed, MediRisk, PIV, Rechtsbijstandsverzekeraars), Vrije Universiteit en Erasmus Universiteit. Als adviseurs zijn het Ministerie van Justitie, de Vereniging van Advocaten voor Slachtoffers van Personenschade (ASP) en de Vereniging Letselschade Advocaten (LSA) betrokken geweest. De Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) en Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) onderschrijven de GOMA en bevelen de naleving van de Code aan hun leden aan. (bron: de letselschaderaad.nl)

dragen.

Maar wat heeft Ingrid nu precies aan de GOMA? Waar zitten de zwakke plekken? In dit verhaal leggen we de aanbevelingen van de GOMA langs haar zaak.

[ref]5 jaar Goma
Wat is er veranderd?
5 jaar GOMA, wat is veranderd?

Wat moet er gebeuren?
5 jaar GOMA, wat moet er nog gebeuren?[/ref]

De zaak van Ingrid is op het eerste gezicht zo helder als glas: de chirurg heeft een fout gemaakt en heeft die ruiterlijk toegegeven. Hoewel er dan formeel nog geen sprake is van juridische aansprakelijkheid, wijst alles erop dat het daar wel van gaat komen. Deel A van de GOMA geeft

9 aanbevelingen

1. Informeren: de zorgverlener informeert de patiënt op zorgvuldige en duidelijke wijze over de onderzoeken en behandelingen die hij ondergaat.
2. Dossier bijhouden: de zorgverlener houdt het patiëntendossier op adequate wijze bij. In geval van een medisch incident neemt de zorgverlener informatie over de aard en oorzaak van het incident op alsmede informatie over de mogelijke gevolgen voor de patiënt.
3. Snel reageren na incident: na het ontdekken van een medisch incident neemt de zorgverlener uiterlijk binnen 24 uur contact op met de patiënt.
4. Gevolgen beperken: de zorgverlener doet dat wat nodig is om eventuele negatieve gevolgen van een incident weg te nemen of te beperken.
5. Onderzoek: de zorgverlener onderzoekt de toedracht van het incident om herhaling te voorkomen.
6. Openheid: de zorgverlener geeft informatie over de oorzaak van het incident. De communicatie sluit zoveel mogelijk aan bij de wensen en behoeften van de patiënt.
7. Gegevens en verklaringen verzamelen: de zorgverlener spant zich in voor het verzamelen van zo veel mogelijk gegevens.
8. Erkennen en verontschuldigen: als sprake is geweest van een fout, dan erkent de zorgverlener deze fout en biedt hij de patiënt excuses aan.
9. Klacht of verzoek tot schadevergoeding? De zorgverlener informeert de patiënt over de mogelijkheden tot het indienen van een klacht of verzoek tot schadevergoeding.

voor een adequate reactie op een incident door de zorgverlener. We nemen die stap voor stap door.

GOMA3

Verwisselingsfout

Was Ingrid voor de operatie goed geïnformeerd over de risico’s van haar operatie zoals de eerste aanbeveling van GOMA vraagt (GOMA 1)? De vraag hierbij is: wat moet het operatieteam vooraf vertellen aan Ingrid? Je moet haar goed informeren, maar wilt  haar ook niet te ongerust maken. Een mogelijke verwisselingsfout blijft daarom onbesproken. Voor andere risico’s is er wel een norm, al is die niet hard: complicaties die gemiddeld vaker dan in 3 procent van de gevallen voorkomen, bespreek je met de patiënt.
Verwisselingsfouten als deze komen helaas nog altijd voor, maar zijn in aantal sinds 2009 flink gedaald. Een grote medische aansprakelijkheidsverzekeraar had tussen 2004-2008 gemiddeld 29 keer per jaar te maken met een verwisselingsfout. Tussen 2009-2013 was dat 21 keer per jaar. Een daling van 38 procent.

Het dossier van Ingrid werd adequaat bijgehouden (GOMA 2) en de chirurg heeft direct na de terugkomst uit de operatiekamer de familie op de hoogte gesteld van het incident. Een dag later, binnen 24 uur, heeft hij de patiënt zelf geïnformeerd (GOMA 3). 

De chirurg heeft bij de tweede operatie geprobeerd zoveel mogelijk longweefsel te behouden bij het weghalen van de tumor. Dat is volgens de rapportage netjes gebeurd (GOMA 4). Maar de gevolgen van de eerste operatie kon hij daarmee uiteraard niet wegnemen.

Na analyse van de verwisseling heeft het ziekenhuis direct twee maatregelen getroffen (GOMA 5). Relevant beeldmateriaal moet voor en tijdens de operatie aanwezig zijn op de operatiekamer. Ook is de time-outchecklist aangepast: niet alleen links-rechts controle, maar ook boven-onder.

‘Een open communicatie die aansluit bij de wensen van de patiënt’ (
GOMA 6) is een moeilijk te wegen onderdeel, omdat alle betrokkenen handelen vanuit een eigen perspectief. Volgens de verklaringen in het dossier heeft het ziekenhuis vanaf het begin open kaart gespeeld en vlot gehandeld. Alle betrokkenen bij de operatie van Ingrid zijn gehoord (GOMA 7).

De chirurg heeft zijn fout direct erkend en heeft binnen 24 uur na de operatie zijn excuses overgebracht aan de familie en patiënt (GOMA 8). Om de proceduretijd te verkorten, stuurt het ziekenhuis een ‘verzoek voor medische machtiging’ naar de belangenbehartiger van Ingrid. Deze brief gaat ondertekend naar de verzekeraar van het ziekenhuis (GOMA 9).

GOMA2

Adequate afhandeling
De zaak komt op het bureau terecht van Erik, schadebehandelaar bij een grote medische aansprakelijkheidsverzekeraar. Hij dient zich te houden aan de aanbevelingen in de GOMA die in Deel B beschreven worden:

10 aanbevelingen

10. Belangenbehartiger informeert: de belangenbehartiger informeert de patiënt over de gang van zaken bij medische aansprakelijkheidszaken.
11. Zorgverlener informeert: als de patiënt zelf rechtstreeks de zorgverlener aansprakelijk stelt, dan verstrekt de zorgverlener in grote lijnen informatie over het verdere verloop en de te verwachten procedure. Ook meldt de zorgverlener of hij het verzoek tot schadevergoeding overdraagt aan zijn verzekeraar.
12. Aansprakelijkstelling: de belangenbehartiger motiveert en onderbouwt de aansprakelijkstelling en omschrijft de medische en feitelijke gevolgen van de fout.
13. Ontvangstbevestiging: de aansprakelijkheidsverzekeraar maakt zich direct maar uiterlijk binnen 14 dagen bekend als betrokken partij aan de afzender van de aansprakelijkstelling.
14. Informatie uitwisseling: partijen stellen over en weer relevante gegevens ter beschikking.
15. Standpunt aansprakelijkheid: de verzekeraar neemt binnen drie maanden een standpunt over de aansprakelijkheid in. Als deze termijn niet haalbaar is, dan informeert hij dit onder opgave van redenen. Ook geeft de verzekeraar aan wanneer de patiënt wel een reactie kan verwachten.
16. Duidelijke motivering: de verzekeraar geeft duidelijk aan wat hij erkent, wat hij afwijst en wat volgens hem nog nader onderzoek verdient. Daarnaast laat hij zijn standpunt weten over de vergoeding van kosten van rechtsbijstand en eventueel deskundigenonderzoek.
17. Kosten deskundige: als een aansprakelijkheidsverzekeraar aanvullend onderzoek nodig vindt om op een goed onderbouwde aansprakelijkstelling te reageren, dan draagt hij de kosten van dit onderzoek.
18. Verschil op medisch gebied: bij een blijvend verschil van inzicht op medisch gebied zal in gezamenlijk overleg een medisch deskundigenbericht worden gevraagd om een duidelijker beeld te krijgen. Partijen delen in beginsel de kosten. Vraag hierover van tevoren uitleg over aan uw belangenbehartiger.
19. Open communicatie: partijen communiceren open en voortvarend over de totstandkoming van een medisch deskundigenonderzoek.

voor een adequate afhandeling van verzoeken om schadevergoeding.

Over de aanbevelingen 10 t/m 14 uit de GOMA kunnen we kort zijn. De belangenbehartiger van Ingrid heeft haar geïnformeerd over de gang van zaken in het proces. Op 25 april heeft hij de aansprakelijkstelling naar het ziekenhuis gestuurd en het ziekenhuis stuurt deze vervolgens door naar zijn verzekeraar, waarna Erik de zaak in behandeling neemt. Daarnaast loopt het eigen onderzoek van het ziekenhuis. Omdat het gaat om een calamiteit wordt dat op 29 mei naar de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gestuurd. IGZ kijkt enkel naar het proces, niet naar de claim.

GOMA 15 is zeer concreet: ‘De verzekeraar neemt binnen drie maanden een standpunt in over de aansprakelijkheid.’ Ook op dit punt verloopt in de zaak van Ingrid alles netjes volgens de aanbevelingen. Op 24 juni wordt de aansprakelijkheid erkend door de verzekeraar. Het ziekenhuis heeft duidelijk een fout gemaakt, de aansprakelijkheid is geen twistpunt.

Daarna wordt het een lastiger verhaal. Met name het ‘verschil in inzicht op medisch gebied’ (GOMA 18). Wat zijn nu precies de lichamelijke gevolgen van de operatie? De verzekeraar wil weten hoe het nu met Ingrid gaat en in hoeverre haar toestand een gevolg is van de medische fout. Erik mag niet rechtstreeks met Ingrid spreken, alles gaat via de belangenbehartiger, in dit geval een letselschadejurist. Daarnaast is een schaderegelaar betrokken die gespecialiseerd is in het inventariseren van schades. 
Ingrid is als gevolg van haar COPD al vijf jaar arbeidsongeschikt. De longtumor (zonder uitzaaiingen) en het weghalen van de verkeerde longkwab kwamen daar bovenop. Haar toestand verslechtert met de dag.

De juridische vraag is nu: in hoeverre speelt de COPD daarin een rol? In hoeverre de tumor? En in hoeverre de verkeerd verwijderde longkwab? Erik moet nu, samen met de medisch adviseur, twee scenario’s maken. Hoe zou het zijn gegaan met Ingrid als de operatie succesvol was verlopen? En hoe zal haar leven als gevolg van de medische fout verlopen?

Hypothetische inschattingen
De betrokken partijen zijn het eens dat aanvullende expertise van een onafhankelijke longarts nodig is voordat de hoogte van de schadevergoeding kan worden bepaald (GOMA 16).
 De verzekeraar neemt de kosten van dat onderzoek op zich (GOMA 17). De longarts schrijft in zijn rapport: ‘…de kans dat Ingrid nog vijf jaar had kunnen leven met deze vorm van COPD zonder tumor is 40 procent’.

Met deze hypothetische inschattingen kunnen beide partijen elk hun standpunt bepalen. De belangenbehartiger beweert dat Ingrid na een succesvolle operatie nog twintig jaar had kunnen werken en eist een kwart miljoen euro schadevergoeding. De verzekeraar vindt dat scenario niet realistisch. Ingrid was al vijf jaar arbeidsongeschikt. Na de operatie, ook als deze goed was verlopen, zou ze nooit meer aan het werk zijn  gegaan. De verzekeraar biedt uiteindelijk 75 duizend euro, inclusief smartengeld.

Een groot verschil van inzicht en een groot verschil in geld: 175 duizend euro.

Intussen gaat het steeds slechter met Ingrid. Om zich te kunnen verplaatsen heeft ze een scootmobiel nodig. Als voorschot worden de kosten daarvoor (13 duizend euro) betaald door de verzekeraar. Als Ingrid na enkele maanden overlijdt, is de zaak nog niet geschikt. De begrafenis wordt ook, bij wijze van voorschot, betaald door de verzekeraar. Maar de zaak is nu, ruim twee jaar na haar operatie, nog altijd niet afgerond.

GOMA 19 beschrijft waarop veel zaken misgaan: ‘Open en voortvarende communicatie over de totstandkoming van een medisch deskundigenonderzoek’. Ook dat is hier goed gegaan, maar in de fase daarna is de zaak-Ingrid toch vast komen zitten. De interpretaties van het medisch rapport – over de lichamelijke gevolgen en de daarbij behorende schadeposten –  liggen nog mijlenver uiteen. Het medisch deskundigenonderzoek laat in de zaak Ingrid te veel ruimte voor interpretatie. Zoals Erik het zegt: ‘De medisch deskundige schetst het huis, maar dan moeten alle partijen wel hetzelfde huis zien.’ 
Als het tegenzit, moeten de partijen de zaak aan de rechter voorleggen. Dan weet de familie van Ingrid pas over twee of drie jaar hoe de rechter het huis ziet.


Schrijnende zaak

Erik: “De buitenwereld zal denken: waar zijn ze in vredesnaam mee bezig! Het is een schrijnende zaak geworden en ik lig daar echt wakker van. Ik had niets liever gewild dan deze zaak vóór de dood van Ingrid te schikken. Het is niet gelukt. Na haar overlijden heeft de zaak drie maanden stil gelegen. Uit piëteit met de familie ga je dan niet pushen. Ik zit hier om een zo redelijk mogelijke oplossing te vinden in zaken waar een fout is gemaakt. Ik wil mezelf in de spiegel kunnen kijken. In de media worden deze zaken vaak te simpel voorgesteld. Verzekeraars worden afgeschilderd als schurken die nooit willen betalen. Laat ik dit zeggen: ik word hier op veel dingen beoordeeld, maar nooit op de hoogte van de bedragen die ik accordeer. In deze zaak gaat het om redelijkheid en er speelt ook een maatschappelijk belang. Wij hebben geen winstoogmerk.”


‘Twee-jaren-termijn in de GOMA’

Deborah Lauria, directeur De Letselschade Raad: “Volgens de GOMA moet binnen drie maanden een standpunt over al dan niet erkennen van medische aansprakelijkheid zijn ingenomen. Vanaf het moment dat wordt erkend, treedt een andere gedragscode in werking: Gedragscode Behandeling Letselschade (GBL). Deze code stelt dat de afhandeling van een claim ná erkenning nog maximaal twee jaar mag duren, tenzij er hele goede redenen zijn om daarvan af te wijken. Omdat de branche heeft aangegeven niet langer met twee gedragscodes te willen werken, gaan we die twee-jaren-termijn ook nog eens specifiek opnemen in de GOMA. Duidelijke termijnen geven houvast, zo blijkt in de praktijk. Ook wordt het effect van de gedragscodes versterkt doordat rechters en tuchtcolleges eraan refereren in hun uitspraken. Dit gebeurt af en toe al. Hopelijk kunnen daardoor steeds meer zaken binnen redelijke termijnen worden afgewikkeld.”


DigiSpecial
Dit verhaal is onderdeel van de digitale special ‘Tussen transparantie en transpiratie’ over de afhandeling van klachten en claims in de zorg. Deze digispecial is tot stand gekomen in samenwerking met de Letselschaderaad, MediRisk en Centramed.

Share Button

Het verhaal achter de getallen

De wereld van klachten, claims en letselschade in de gezondheidszorg is complex. De patiënt, om wie het allemaal draait, moet van goede huize komen om niet te verdwalen in een doolhof van klachtenprocedures, tuchtraden, letselschadeadviseurs en aanverwante zorginstanties. In deel 1 van Factsheet Letselschade: de cijfers en de interpretaties.

Auteur: Karin Bos
Fotograaf: Frank Lehman (infographics)

Hoe vaak letselschade in Nederlandse zorg?
Jaarlijks worden 1,3 miljoen mensen in het ziekenhuis opgenomen. Hiervan krijgt 2,9% te maken met schade die mogelijk voorkomen had kunnen worden. Dat zijn 37.700 mensen die te maken krijgen met tijdelijke of blijvende beperkingen, een verlengde opname of voortijdig overlijden. Tussen 2008 en 2012 daalde de potentieel vermijdbare sterfte (lees: onnodig aantal sterfgevallen) met meer dan de helft (53%). De potentieel vermijdbare schade (lees: letselschade bij patiënten als gevolg van hun behandeling) daalde met 45%. Dat blijkt uit onderzoek van onder andere Nivel onder leiding van professor Cordula Wagner.  Volgens Wagner is dit bemoedigende resultaat te danken aan een groots opgezet verbeterprogramma waar vrijwel alle ziekenhuizen in Nederland aan hebben meegedaan: het VMS veiligheidsprogramma: Voorkom schade, werk veilig. Verder is de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) vanaf 2008 meer aandacht gaan besteden aan veiligheidsrisico’s, met name in het operatieve proces.

Goma tabel 1-1
Klik om te vergroten

‘Medische technologie is nieuw speerpunt’

Cordula Wagner: “Het is moeilijk te zeggen hoeveel verbetering nog mogelijk is. Er zullen altijd dingen fout kunnen gaan en de zorg streeft ernaar om dit aantal zo laag mogelijk te krijgen. Uit het onderzoek in 2012 staat een aantal punten, waar we nog verbeteringen verwachten. Het gaat om medicatieveiligheid, infectiepreventie en het veilig toepassen van medische technologie. Deze thema’s zijn de speerpunten voor de komende jaren. Onze nieuwe meting volgend jaar moet hier helderheid over geven. Maar er zouden ook nieuwe risico’s bij kunnen komen door innovaties in de zorg. Ook hier zullen wij naar kijken.”


Hoeveel klachten worden ingediend?
Eerst het goede nieuws: een klacht indienen over de zorg wordt steeds gemakkelijker. Elk ziekenhuis heeft een onafhankelijke klachtencommissie en 114 ziekenhuizen houden het aantal gegrond verklaarde klachten bij in het NVZ Kwaliteitsvenster op hun eigen website. En sinds de tweede helft van 2014 kunnen mensen terecht bij het Landelijk Meldpunt Zorg voor advies over het indienen van een klacht en monitoring van de klachtafhandeling. Het meldpunt kan klachten ook voorleggen aan de Inspectie Gezondheidszorg als nader onderzoek nodig lijkt. Bijvoorbeeld als de veiligheid van patiënten in een instelling in het geding is. Het meldpunt is ingesteld om burgers meer mogelijkheden te bieden om met hun klachten bij de overheid terecht te kunnen.

En dan nog een relativering vooraf: het is te gemakkelijk om te denken dat instellingen waar de meeste klachten worden ingediend ook slecht functioneren. Sterker nog, de instellingen die het beste bekend staan, ontvangen doorgaans de meeste klachten. Belangrijkste verklaring is dat zij ook de beste en meest transparante  klachtmogelijkheden bieden. Totale aantallen klachten zeggen dus niet zoveel, vooral omdat ze over van alles kunnen gaan, van letselschade tot onheuse bejegening, van gebrek aan informatie tot de kwaliteit van het eten.Goma tabel 2
Klik om te vergroten

‘We willen een luisterend oor zijn’
Ineke Ruiter, voormalig programmadirecteur Landelijk Meldpunt Zorg: “Het is de ambitie van het Landelijk Meldpunt Zorg om een plek te zijn waar mensen met klachten over de kwaliteit van de zorg een luisterend oor vinden. Ook krijgen ze advies over de stappen die ze kunnen zetten. Daarnaast wil het meldpunt een goede toegangspoort zijn voor de IGZ wanneer bepaalde klachten nadere aandacht van de Inspectie vragen. De klachten die we in het eerste halfjaar van ons bestaan kregen, hebben we in het Klachtbeeld 2014 gepubliceerd. Dit beeld zet zich ook in 2015 voort. De aard van de klachten is grotendeels hetzelfde gebleven en dat geldt ook voor de aantallen: zo’n 400 per maand. Mensen wisten ons dus meteen goed te vinden. Inmiddels is ook een eerste evaluatie uitgevoerd; dit najaar worden de uitkomsten aangeboden aan de Tweede Kamer. “


Hoeveel tuchtklachten worden ingediend?
Bij regionale tuchtcolleges komen in totaal zo’n 1500 tot 1600 klachten per jaar binnen, altijd over individuele zorgverleners. In tegenstelling tot adviezen van de klachtencommissie zijn de opgelegde maatregelen door het tuchtcollege altijd bindend.
Tussen een tuchtklacht en een uitspraak van de tuchtrechter kan een lange periode zitten, soms jaren. Er is een steeds luider roep om in het tuchtrecht ‘de tijdelijke schorsing’ in te voeren waarbij niet gewacht hoeft te worden op de uitspraak van de tuchtrechter.

‘Tijdelijke schorsing? Goede zaak!’
Prof. dr. Johan Legemaate, hoogleraar gezondheidsrecht UvA: “Heel af en toe is een kwestie zo erg dat je niet wilt dat iemand blijft praktiseren in afwachting van de uitspraak van het tuchtcollege. Bijvoorbeeld bij seksueel misbruik. Of bij een zaak als die van Jansen Steur, die ten tijde van de aanklacht overigens al niet meer aan het werk was. De mogelijkheid van een tijdelijke schorsing vind ik dan een goed idee. Natuurlijk is het animo hiervoor bij het tuchtcollege niet zo groot; het is een lastige taak. En je móet ook terughoudend zijn. Wat je immers niet wilt, is iemand een jaar uit zijn praktijk halen – met enorme reputatieschade – en dat de aanklacht dan ongegrond blijkt. Dan nog vind ik het in een handvol ernstige situaties zaak om elk risico op herhaling te vermijden. Net zoals je dat in het strafrecht doet middels een voorlopige hechtenis. “


Hoeveel klachten bij de geschillencommissie?
Sinds de GOMA moet de aansprakelijkheidsverzekeraar binnen drie maanden een standpunt innemen vanaf het moment dat er een concreet onderbouwd verwijt ligt én de medische informatie compleet is. Als dat standpunt inhoudt dat de instelling geen aansprakelijkheid erkent, kan de klager daartegen bezwaar maken en meer onderzoek vragen. De doorlooptijd daarvan is echter lang en de emotionele belasting groot. Bij een claim tot 5000 euro is het ook mogelijk om een klacht in te dienen bij de geschillencommissie zorginstellingen, die doorgaans snel een bindende uitspraak doet. Ook wanneer men het niet eens is met de uitspraak van de klachtencommissie kan een klacht worden voorgelegd aan de geschillencommissie.Goma tabel 3
Klik om te vergroten

‘WKKGZ formaliseert klachtrecht te sterk’
Prof. dr. Johan Legemaate, hoogleraar gezondheidsrecht UvA: “De WKKGZ is op 29 september jl. behandeld in de Eerste Kamer. Onverdeeld enthousiast ben ik niet. Dat kan ook bijna niet als een wet meerdere deelgebieden behandelt. Vooral op de formalisering van klachtafhandeling is veel kritiek. We stappen namelijk over op een geschillencommissie met bindende adviezen. Wat mij betreft is dat een verslechtering ten opzichte van de huidige situatie, waarin de plaatselijke klachtencommissie nog centraal staat. Daarentegen is het veilig melden van incidenten in de nieuwe wet wél de moeite waard. Net als de wijze waarop de IGZ straks omgaat met het toezicht op de kwaliteit van de zorg.”


Hoeveel claims worden ingediend?
Als door een fout tijdens de behandeling schade is ontstaan, kan de klager de instelling aansprakelijk stellen. In de meeste gevallen laat het ziekenhuis de claim beoordelen door zijn medische aansprakelijkheidsverzekeraar. Vrijwel alle Nederlandse ziekenhuizen zijn voor hun risico op medische aansprakelijkheid verzekerd bij MediRisk of Centramed. Bij deze verzekeraars komen per jaar circa 1500 claims binnen. Rond de 40 procent daarvan wordt gesloten met een erkenning van de aansprakelijkheid of een minnelijke schikking. Tuchtcolleges, klachtencommissies en het Landelijk Meldpunt Zorg hebben geen bevoegdheid om een uitspraak te doen over een schadevergoeding.Goma tabel 4
Klik om te vergroten


Hoe lang duurt de afhandeling?
De GOMA zegt iets over de termijn van het inname van het standpunt (binnen 3 maanden), maar niets over de termijn van schadeafwikkeling en vervolgens sluiting van het dossier. Na inname van het standpunt  moet vervolgens de schade worden vastgesteld. Dit is vaak complex en afhankelijk van diverse factoren en alle betrokkenen.

Goma tabel 5
Klik om te vergroten


Hoogste vergoeding ooit in Nederland?
1,9 miljoen euro in een zaak uit 2003. Het ging hier om geboorteschade. Deze zaak is nog niet gesloten omdat men bij jonge kinderen vaak de meerderjarigheid en de medische eindtoestand (en dus de exacte schade) wil afwachten. Doorgaans gaat het om veel lagere bedragen. Verzekeraar Medirisk meldt een gemiddelde vergoeding van erkende claims van €45.365 in 2014. Centramed laat in datzelfde jaar een gemiddelde vergoeding van €28.000 noteren.

‘Geen ‘Amerikaanse toestanden’ bij ons’
Mr. John Beer, letselschadeadvocaat Beer advocaten: “De schadevergoedingen per claim lijken iets te stijgen, maar ‘Amerikaanse toestanden’ zullen we hier niet snel krijgen. Appels en peren worden immers nooit hetzelfde. Op drie punten verschillen we van de Verenigde Staten. In de eerste plaats moet je daar je hele herstel en je inkomensschade van de vergoeding betalen. In Nederland hebben we nog altijd een redelijk sociaal vangnet – zolang Den Haag het niet stukmaakt. In de tweede plaats is de cultuur compleet anders. Bij Amerikanen kan alles in geld worden uitgedrukt; zo zitten wij niet in elkaar. Tot slot kent men daar een systeem van strafvergoedingen, van ‘punitive damages’. Als die worden toegewezen, is het bedrag vaak vele malen hoger dan de daadwerkelijk geleden schade. Dat punitieve aspect zie je in Nederland nauwelijks. En nee, dat zie ik ook niet gebeuren.”


DigiSpecial
Dit verhaal is onderdeel van de digitale special ‘Tussen transparantie en transpiratie’ over de afhandeling van klachten en claims in de zorg. Deze digispecial is tot stand gekomen in samenwerking met de Letselschaderaad, MediRisk en Centramed.

Share Button

‘Klachten zijn niet eng’

Marlout Corba, voorzitter van de Vereniging van Klachtenfunctionarissen in Instellingen voor Gezondheidszorg (VKIG), is verheugd over de groeiende erkenning van de klachtenfunctionaris. Dat is cruciaal voor een betere zorg.

Auteur: Tjitske Lingsma
Fotograaf: Ed van Rijswijk

Hoe bent u voorzitter geworden?
‘Toen ik drie jaar geleden de advertentie voor een nieuwe VKIG-voorzitter zag, dacht ik: dat is boeiend. Zo is het gelopen. De vereniging bestaat twintig jaar en wat ik bijzonder vind is dat de klachtenfunctionarissen grotendeels zelf het vak hebben ontwikkeld. Als ik naar onze 280 leden kijk, zie ik ontzettend gedreven mensen. De laatste jaren is er veel voor hen veranderd, vaak ten goede. Ook al hebben instellingen eraan moeten wennen vrij over klachten te spreken en is men nog niet overal zo ver, toch is er meer openheid gekomen. Je ziet het ook in de media. Er wordt veel meer bericht over incidenten in ziekenhuizen en verzorgingshuizen.’

[ref]

Marlout Corba

Jurist Marlout Corba komt uit het bedrijfsleven: ze werkte bij Fokker, de IT-sector en was headhunter. Tot ze twaalf jaar geleden werd gevraagd voor een eerste functie in de zorg, als hoofd P&O bij een ziekenhuis. De constante in haar loopbaan: veranderingsprocessen. Daarbij zet ze zich vooral in voor verbinding. Dialoog noemt ze haar passie. Ze is interim-manager, mediator en vertrouwenspersoon bij NOC*NSF.[/ref]

Wat houdt het vak in?
‘Primair gaat het om individuele klachtenbehandeling. Cliënten dienen een klacht in omdat ze ontevreden zijn. Het kan gaan over onheuse bejegening, foute communicatie of een medisch incident. De klachtenfunctionaris biedt eerste opvang en een luisterend oor. Daarna geeft de klachtenfunctionaris uitleg over de verschillende wegen die een patiënt kan bewandelen. In essentie bemiddelt een klachtenfunctionaris tussen de partijen. Ze verstaan de kunst van de dialoog. Ze zullen vooral proberen om de patiënt en zorgverlener samen aan tafel te krijgen om het vertrouwen te herstellen.’

Hoe  onafhankelijk kan een klachtenfunctionaris opereren?
‘Dat is een vraag die we vaak krijgen. Onze leden zijn veelal in loondienst bij een zorginstelling, dus hoe onafhankelijk kun je dan zijn? Het antwoord is: je moet absoluut onafhankelijk werken. We besteden daar veel aandacht aan in onze deskundigheidsbevordering. Ook als je extern bent, word je uiteindelijk door een instelling betaald. Onafhankelijkheid zit ‘m in de persoon: die is integer en toont daadkracht.  Respectvol, zonder oordeel, neutraal en onpartijdig. Die kwaliteiten moet je in je hele zijn hebben. Vanuit die basishouding ga je met de partijen praten. Want er zijn twee waarheden: de beleving en ervaring van de patiënt en de kennis, kunde en professionaliteit van de zorgverlener.’


Klachtenfunctionaris, het zal je werk maar zijn…
filmpje
Twee klachtenfunctionarissen reageren op stellingen over hun vak. Bekijk de video.


Dat vraagt om krachtige persoonlijkheden…
‘Zeker, maar ook om de steun van een Raad van Bestuur. Die is essentieel om de klachtenfunctionaris tot zijn recht te laten komen. Het betekent dat instellingen een goede structuur moeten bieden. De klachtenfunctionaris moet alle ruimte krijgen om laagdrempelig en toegankelijk te zijn. Voor het goed functioneren is het ook van groot belang dat hij of zij door de instelling wordt gezien als een krachtige klachtenfunctionaris.’

Is het in alle instellingen goed geregeld?
‘Het is niet overal een fulltime functie. Er zijn verzorgingshuizen die maar voor vier uur per week een klachtenfunctionaris hebben. In instellingen waar de klachtenfunctionaris geen toegang tot Raad van Bestuur heeft, is het lastiger om je vak in zijn volle omvang uit te oefenen.’

Wat heeft een organisatie aan een klachtenfunctionaris?
‘De instelling is er voor de patiënt. Het doel is een zo goed mogelijke behandeling te bieden waarbij er zo min mogelijk incidenten zijn. Met de klachtenfunctionaris neem je je patiënt serieus en je instelling wordt er beter van. Want hoe beter je als instelling de klachten analyseert, hoe beter je weet wat er speelt en waar het beter moet en kan. In die zin is de klachtenfunctionaris een essentiële schakel in de kwaliteitsverbetering. Ik zie die bewustwording ook groeien. Vroeger vonden instellingen een klacht van een patiënt maar eng. Dat stadium zijn we wel voorbij. Klachten worden nu meer omarmd: om er van te leren en om de kwaliteit van zorg continu te verbeteren. Geen instelling is gebaat bij ontevreden patiënten en conflicten. Je wilt vertrouwen van de patiënt. En als het mis is gegaan, wil je herstel van vertrouwen.’

Doet de klachtenfunctionaris ook aan beleidsontwikkeling?
‘Ze maken een jaarverslag met een registratie van de klachten, waarbij ze ook problemen signaleren en adviezen geven. Op die manier spelen ze een rol in de beleidsontwikkeling. Ook geven ze voorlichting aan het personeel over de functie van klachtenfunctionaris en bemiddeling. Soms leggen ze nieuwe medewerkers uit hoe ze het beste met cliënten kunnen omgaan. In die zin werken ze ook preventief. Soms denk ik wel eens: heeft de klachtenfunctionaris wel genoeg tijd?’

Marlout Corba

[ref]De VKIG is blij met de Wkkgz. Lees het persbericht.[/ref]

Wat vindt u van de nieuwe Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz)?
‘Het is de eerste keer dat de klachtenfunctionaris wettelijk als belangrijke spil wordt gezien. Vroeger werd er niet veel aandacht aan de klachtenfunctionaris besteed, maar nu  staan ze in de spotlight. De wet bepaalt dat niet alleen zorginstellingen maar straks ook andere zorgaanbieders zoals huisartsen, tandartsen, fysiotherapeuten straks verplicht zijn een klachtenfunctionaris aan te stellen. De nieuwe wet is een enorme erkenning voor het vak en de professionaliteit van de klachtenfunctionaris.’

Wat zou u voor de toekomst wensen?
‘Tot nu toe is het de patiënt die de weg zoekt naar de klachtenfunctionaris. Maar het kan in de toekomst ook zijn dat als er iets is misgegaan de dokter of de instelling niet wacht tot de patiënt zichzelf meldt, maar aan een patiënt vraagt: wilt u naar de klachtenfunctionaris? Van reactief naar proactief. Het begin is er. Sommige instellingen doen dit al. De klachtenfunctionaris zal dan nog meer dan nu een spil in de zorg worden.’


DigiSpecial
Dit verhaal is onderdeel van de digitale special ‘Tussen transparantie en transpiratie’ over de afhandeling van klachten en claims in de zorg. Deze digispecial is tot stand gekomen in samenwerking met de Letselschaderaad, MediRisk en Centramed.

Share Button

Klachtenfunctionaris, het zal je baan maar zijn

Marijke Levelink en Gemi Woudwijk-Moppi, klachtenfunctionarissen in hart en nieren, reageren op (veronder)stellingen over hun vak. Bekijk de video.

Auteur: Matthijs Buikema en Stef Verhoeven

DigiSpecial
Dit verhaal is onderdeel van de digitale special ‘Tussen transparantie en transpiratie’ over de afhandeling van klachten en claims in de zorg. Deze digispecial is tot stand gekomen in samenwerking met de Letselschaderaad, MediRisk en Centramed.

Share Button

'Een noodsituatie mag nooit een oefensituatie zijn'

Geen ziekenhuismedewerker zal zeggen dat hij patiëntveiligheid onbelangrijk vindt. Maar hoe garandeer je dat het onderwerp structureel hoog op de agenda staat? Bijvoorbeeld door zorgteams periodiek in de praktijk vaardigheden te laten trainen, aldus anesthesioloog Evert Buijs van Gelre ziekenhuizen in Apeldoorn. Met die gedachte organiseert hij twee keer per jaar de Week van de luchtweg.

Auteur: Marte van Santen

In het overgrote deel van de gevallen verloopt het inbrengen van een beademingsbuis bij een narcose zonder problemen. Heel soms heeft een patiënt echter een ‘moeilijke luchtweg’ en is er extra inzet nodig. Anesthesiologen zijn erin getraind om met zulke situaties om te kunnen gaan. Maar omdat een problematische intubatie zo weinig voorkomt, is het voor specialisten en ondersteunend personeel lastig om de benodigde vaardigheden te onderhouden. “Dan loop je het gevaar dat een noodsituatie het enige moment wordt om te oefenen”, aldus anesthesioloog Evert Buijs. “Dat mag nooit gebeuren.” Dus bedacht Buijs de Week van de luchtweg, waarin anesthesieteams twee keer per jaar verschillende intubatietechnieken in de praktijk toepassen. Bijkomend voordeel: het trainen op de werkvloer kost het zorgpersoneel nauwelijks extra tijd.

Uit een recent Engels onderzoek blijkt dat slechts in 1 op de 22.000 narcoses een moeilijke luchtweg tot ernstige complicaties leidt. Is het dan echt nodig om al het anesthesiepersoneel twee keer per jaar een hele week te trainen?
“Juist omdat het relatief weinig voorkomt, krijg je als team weinig kans om in dergelijke situaties routine op te bouwen. Als je niet uitkijkt, oefen je alleen in de praktijk als het fout dreigt te gaan. Om dat te voorkomen, moet je een andere mogelijkheid creëren om bepaalde vaardigheden op peil te houden. In de Gelre ziekenhuizen doen we dat in de vorm van de Week van de luchtweg, die we sinds 2004 twee keer per jaar organiseren.”

Wat houdt die concreet in?
“Tijdens de week gebruiken we bewust andere technieken dan de gebruikelijke directe laryngoscopie om toegang tot de luchtweg te krijgen. Op elke operatiekamer wordt één specifieke methode toegepast. We delen de anesthesiologen en medewerkers zo in dat iedereen gedurende de week met alle verschillende technieken in aanraking komt.”

Dat klinkt als veel werk…
“Valt reuze mee. Met de opnameafdeling regelen we dat tijdens de week vooral patiënten worden ingepland die onder narcose moeten worden geopereerd, en dus niet met een ruggenprik. Verder hebben we speciale intubatiekarren ingericht, waarin alle alternatieven klaarliggen voor het geval een gebruikelijke intubatie niet lukt. Die staan overigens het hele jaar door op het operatiecomplex. Tot slot organiseren we de vrijdag voorafgaand aan de week een klinische les over het onderwerp, waarbij er ook op een pop kan worden geoefend. In het begin kwamen daarvoor opleiders van buiten, maar inmiddels zijn we bedreven genoeg om dat onderwijs zelf te verzorgen.”

Kreeg u direct steun van hogerhand?
“Ja, ik heb er altijd alle ruimte voor gekregen. Ondanks het feit dat patiëntveiligheid twaalf jaar geleden nog lang niet zo’n hot item was als nu. Wat mogelijk meespeelt, is dat het trainen op de werkvloer nauwelijks extra tijd kost.”

Hoe werden deze vaardigheden vóór de Week van de luchtweg bijgehouden?
“Vrijwel alle anesthesiologen hebben een cursus luchtwegmanagement gevolgd, waarin dit soort zaken aan de orde komen. Maar daarna oefenen ze niet routinematig met deze technieken. Bovendien is het niet gebruikelijk om ook anesthesiemedewerkers in een alternatieve aanpak op te leiden, terwijl dat wel essentieel is als je in een noodsituatie snel en goed wilt kunnen handelen. Vandaar dat bij ons het hele anesthesieteam aan de week meedoet.”

Hoe reageerden uw collega’s toen u met het idee van de trainingsweek kwam?
“Zonder uitzondering enthousiast. Iedereen wil zijn werk graag zo goed mogelijk doen. We weten allemaal dat routinematig oefenen daarvoor essentieel is.”

Oefenen met een alternatieve aanpak is essentieel als je in een noodsituatie snel en goed wilt kunnen handelen

En de snijdende specialisten die tijdens de Week van de luchtweg moeten opereren?
“In eerste instantie hadden sommige van hen wat twijfels, vooral omdat ze bang waren dat de inleidingstijd van de operatie langer zou duren. In de praktijk bleek dat trouwens niet het geval. Inmiddels begrijpt iedereen het nut van deze week. De aanpak van patiënten met een moeilijke luchtweg verloopt nu veel gestructureerder. Daar heeft iedereen baat bij.”

En levert dat ook minder complicaties op?
“Omdat een moeilijke luchtweg relatief weinig voorkomt, kunnen we geen vergelijkend onderzoek doen. Maar onze anesthesiologen, operateurs en operatiekamermedewerkers hebben wel het gevoel dat de veiligheid is toegenomen. Zelf heb ik ook ervaren dat, als zich een moeilijke intubatie voordoet, we als team veel minder stress hebben en doeltreffender werken. ”

Krijgen gedetacheerde medewerkers ook een training?
“Dat is een punt van zorg. Detacheerders die tijdens de Week van de luchtweg bij ons zijn, doen uiteraard gewoon mee. Maar tijdelijke medewerkers die in een andere periode komen, leiden we niet speciaal op. Dat brengt de continuïteit dus wel in gevaar. Gelukkig hoeven we de laatste tijd steeds minder van detacheerders gebruik te maken.”

Hebben anderen het idee van een ‘Week van…’ hebben overgenomen?
“Door erover te vertellen en te schrijven, probeer ik onze aanpak zo veel mogelijk te promoten, zowel binnen als buiten ons eigen ziekenhuis. Ik krijg regelmatig positieve reacties. Maar zover ik weet, heeft niemand nog een vergelijkbaar initiatief genomen. Jammer, want ook andere specialismen zouden vast baat kunnen hebben bij het oefenen van zeldzame, maar potentieel levensreddende verrichtingen.”

Heeft de Week van de luchtweg zichzelf na twaalf jaar overbodig gemaakt?
“Integendeel. Hoe meer routine je opbouwt, hoe beter. Bovendien is er verloop in het team, en komen er regelmatig nieuwe technieken bij. Inmiddels hebben collega-anesthesiologen de coördinatie op zich genomen. Ik ben er zeker van dat we deze week nog heel veel jaren zullen blijven organiseren.

Meer informatie: ejbuijs@gmail.com


Share Button

Een ruggenprik van € 364.249

Hoe duur kunnen veiligheidsfouten in de zorg uitpakken? Patientveilig.nl neemt een duik in de zorgnota’s. Deze keer: hoe te weinig aandacht voor steriel werken bij een ruggenprik kan leiden tot verlies van controle over de blaas. Kosten: €364.249.

Auteur: Carla Kramer
Fotograaf: Frank Lehman

Gerard Maasland, 46 jaar, ziet na een flinke storm dat er twee pannen van het dak zijn gewaaid. Dat gaat lekkage geven, denkt hij. Hij pakt al een ladder om de pannen te gaan vervangen. ‘Zou je dat wel doen? Kunnen we er niet beter een vakman bij halen?’ vraagt zijn vrouw Frieda bezorgd. Gerard is niet zo handig vindt ze; bovendien heeft hij al diabetes type 1 die niet goed in te stellen is, een (lumbale) hernia en neuropathie. ‘Welnee, helemaal niet nodig, en veel te duur, dit kan ik prima zelf.’ Gerard staat al in de dakgoot, maar die is minder stevig dan hij dacht. Gerard valt. Hij denkt dat zijn laatste uur geslagen heeft: hij vergaat van de pijn.

1506 ladder

Eenmaal in het ziekenhuis blijkt dat hij meerdere ribben en twee dwarsuitsteeksels van wervels gebroken heeft. Hoewel Gerard morfine en diclofenac krijgt, ademt hij moeilijk omdat de pijn nog steeds niet te harden is. Eén dag na opname krijgt hij daarom epidurale pijnstilling (een ruggenprik) die de pijn naar een aanvaardbaar niveau brengt.
De epidurale katheter wordt zes dagen na de plaatsing verwijderd: de pijn is duidelijk minder en Gerard kan weer uit de voeten. Omdat de plek waar de katheter was geplaatst er normaal uitziet en Gerard zich goed voelt, mag hij naar huis.

Gerard is de controle over zijn blaas voorgoed kwijt

Een week later
Maar na een week krijgt hij buikpijn en nog vijf dagen later is de pijn zo erg dat hij naar de spoedeisende hulp van het ziekenhuis gaat. Hij wordt opgenomen. De artsen denken dat hij toch een buiktrauma heeft door de val of misschien een longontsteking met obstipatie.
Weer een dag later krijgt hij rugpijn en na drie dagen kan Gerard bijna niet meer lopen en heeft hij een tintelend en doof gevoel in de voeten. Een MRI van het ruggenmerg laat een groot extraduraal (buiten het ruggenmergvlies gelegen) proces zien dat tegen het ruggenmerg drukt. Gerard gaat meteen naar de OK waar de neurochirurg een wervelboog aan één kant opent om het proces (een abces) te verwijderen. Een kweek van het wondmateriaal toont een infectie met Staphylococcus aureus aan.

Gerard moet nog twee maanden revalideren in een revalidatiekliniek om weer te leren lopen. De controle over zijn blaas is hij voorgoed kwijt; hij zal zich voortaan zelf moeten katheteriseren.

De kassabon

1506 kassabon Maasland bon

[ref]Verantwoording
De naam van Gerard Maasland is gefingeerd. Aan de reconstructie van de casus werkten mee: de financieel analisten van Zilveren Kruis en prof. dr. J. Klein, hoogleraar Patient Safety Engineering TU Delft.[/ref]

Commentaar van en deskundige
Jan Klein, anesthesioloog en hoogleraar Patient Safety Engineering aan de TU Delft: ‘De patiënt heeft een epiduraal abces ontwikkeld ten gevolge van het inbrengen van een epidurale katheter voor pijnbestrijding. Het epidurale abces is een zeldzame maar ernstige complicatie waarbij snelle en agressieve behandeling nodig is om blijvende schade te voorkomen. Het belangrijkste is echter dat tijdens het inbrengen van de epidurale katheter steriel gewerkt wordt. Dat vraagt nogal wat van de anesthesioloog: handen wassen, een steriele OK-jas, OK-pet, handschoenen, mondmasker, de huid bij de insteekplaats goed poetsen, de huid vervolgens twee minuten laten drogen om er zeker van te zijn dat de huidbacteriën dood zijn, en vervolgens de omgeving van de insteekplaats afdekken. Van dat laatste is bekend dat men geneigd is om alleen de directe omgeving van de insteekplaats af te dekken, maar onderzoek door gedragswetenschappers heeft geleerd dat, hoewel niet strikt noodzakelijk, het beter is om de patiënt uitgebreid af te dekken. Dit omdat de anesthesioloog zich dan realiseert steriel te moeten werken (awareness). Een adequate dagelijkse controle van de patiënten die een epidurale katheter hebben of gehad hebben is essentieel zodat, mocht het misgaan zoals bij deze patiënt, snel ingegrepen kan worden. Helaas is dat geen garantie voor volledig herstel.’


Wat kost onveilige zorg?
U heeft gelijk: zorgveiligheid gaat om veel meer dan geld alleen. Maar onder alle ervaringsverhalen en discussies sluimert altijd de oer-Hollandse vraag: wat kóst dat eigenlijk? In de serie ‘Wat kost onveilige zorg?’ berekent PatientVeilig.nl de kassabon van een incident.

Share Button