Archives

Sterke arts versus broze patiënt

Tijdens een bemiddelingsgesprek tussen een patiënt en de arts wordt klachtenfunctionaris Gemi Woudwijk-Moppi geconfronteerd met haar eigen vooringenomenheid. De stilte die volgt blijkt helend.

Auteur: Gemi Woudwijk-Moppi

Een aantal jaren terug had ik een bemiddelingszaak waarbij de emoties hoog opliepen. De patiënte had zich gedurende haar behandeling altijd erg gesteund gevoeld door haar behandelend arts. En ook de arts gaf aan een goede behandelrelatie met de patiënte te hebben ervaren. De kink kwam in de kabel toen de arts een slecht-nieuwsgesprek met de patiënte voerde. De medicatie sloeg niet meer aan en er was geen behandeling meer die als alternatief kon worden aangeboden.

[ref]filmpje klachtenfunctionaris[/ref]

Volgens de patiënte had de arts dit koud en bot verteld: ze moest zich maar op het ergste gaan voorbereiden. Dit kwam hard aan en de patiënte voelde zich door de arts aan de kant gezet. De arts vond dat hij zich juist altijd erg had ingezet voor de patiënte en voelde zich niet erkend. De relatie tussen beiden was daardoor te veel verstoord.

Broze patiënt versus sterke arts
Als bemiddelaar organiseerde ik op verzoek van beiden een gesprek. De patiënte was een broze, emotionele dame op leeftijd in een bloemetjesjurk. Tegenover haar zat een grote, breedgeschouderde, gezond blozende man van een jaar of veertig in een witte doktersjas. Bij deze aanblik merkte ik bij mezelf al meteen vooringenomenheid: de grote, sterke man tegenover de kwetsbare oudere dame. De ongelijkheid kwam mij visueel al tegemoet. Om mijn neutraliteit en onbevangenheid ten opzichte van beiden te kunnen waarborgen, liet ik deze gedachten toe maar deed er verder niets mee.

1602 bemiddeling1

In de gespreksruimte hing een gespannen sfeer. Om bij de feitelijkheden te blijven, begon ik met de weergave van datgene wat beiden al eerder hadden verteld en wat we met elkaar hadden afgesproken om tijdens dit gesprek aan de orde te laten komen. Zij waren het ermee eens dat de patiënte eerst haar verhaal zou vertellen.

Irritatie
De patiënte vertelde, hakkelend, zoekend naar haar woorden en met ogen die steeds vochtiger werden. Ik voelde dat ik naar haar bleef kijken om op tijd de tissues aan te kunnen bieden en contact te houden. Om datzelfde contact niet met de arts te verliezen, keek ik in korte momenten naar hem en zag zijn blik steeds norser worden. Een gevoel van irritatie overviel mij en ik merkte dat mijn neutraliteit steeds verder op de achtergrond verdween. In mijn beleving was hij de sterkere partij en deed het hem ogenschijnlijk niets wat de patiënte vertelde.

Ik vroeg de arts het verhaal van de patiënte samen te vatten en nadat de patiënte bevestigde dat zij zich in de samenvatting kon vinden, begon de arts met zijn verhaal. Dit werd door hem feitelijk en monotoon verteld, ogenschijnlijk zonder emotie. De arts sloot af met de zin ‘dat het natuurlijk allemaal heel vervelend is, maar dat er niets aan veranderd kan worden’.

Stilte…

Tot nu toe hadden beiden hun verhaal verteld, maar was er nog geen echt contact tussen hen geweest. Nadat de patiënte het verhaal van de arts had samengevat en de arts zich daarin kon vinden, voelde ik de neiging om de arts te ondervragen en hem te confronteren met mijn gedachten. Ik wilde naar hem roepen ‘dat het misschien wel wenselijk was om iets van empathie aan de patiënte te tonen’.

Ik realiseerde mij echter dat dit mijn eigen emoties waren, want wanneer ik naar de patiënte keek, toonde zij zich niet boos, maar meer afwachtend met een open houding. Als ik zou blijven hangen in mijn idee dat de arts de sterke partij was en vanuit deze gedachte mijn interventie zou gaan uitzetten, was het gevaar aanwezig dat mijn neutraliteit verdween en dat ik daarmee het bemiddelingsproces zou ondermijnen.

Achterover leunen
Ik probeerde te bedenken op welke wijze ik de spanning kon reguleren, zodat de betrokkenen in contact kwamen met elkaar. Tijdens de mediation opleiding heb ik geleerd dat mediators dit dilemma oplossen door de wijze waarop zij ingrijpen in het proces, zoveel mogelijk te laten aansluiten bij het idee wat de partijen zelf willen. Als mediator heb je daarin zelf een eigen invulling in overeenstemming met je eigen stijl en voorkeursbenadering. Wat was dan mijn kracht als bemiddelaar? Die van de taal? Het kunnen benoemen van wat ik zag in de houding van de arts en vragen of dit klopte? Zou dat een goede stimulans aan hem geven?

Ik haalde adem en besloot in enkele seconden het idee van actief verbaal interveniëren te laten varen en achterover te leunen. Om de opgebouwde spanning naar de arts te kunnen laten varen, zei ik niets en liet de stilte toe. In de gespreksruimte werd het erg rustig. Ik ging mee in de afwachtende energie van de patiënte en de arts zat ook steeds minder in de starthouding. Op het moment dat ik geen spanning meer ervoer bij mezelf, vroeg ik aan de arts: ‘Wat doet dit met u als u het verhaal van mevrouw zo hoort?’

Kracht de stilte
Doordat ik achterover zat en de vraag bij de arts neerlegde, ging de energie hierdoor letterlijk en figuurlijk langs mij heen en moesten patiënte en arts het nu met elkaar doen. Ik transformeerde even uit de ruimte en hing boven het gesprek. De betrokkenen keken elkaar aan en zeiden niets. Ik zweeg, vroeg niets, deed niets, concentreerde mij op mijn ademhaling. Ik dacht bij mezelf, is dit nu wat mijn rol is? Wat een bemiddelaar moet doen?

Toen zei de arts met een andere stem: ‘Ik begrijp heel goed wat voor impact het nieuws heeft dat ik u heb verteld, alleen kan ik het niet ombuigen of anders maken. Hoe graag ik dat ook zou willen. Ik realiseer mij door uw verhaal dat de impact van mijn manier van doen u echter nog meer pijn heeft gedaan. Het was niet mijn opzet om dit zo te laten gebeuren, maar ik vind dat ik niet met u mee moet gaan huilen en sluit mij daarom af…’

De stem van de arts werd steeds zachter en de patiënte werd steeds rustiger. Zichtbaar sterker pakte zij het gesprek op door haar waardering uit te spreken dat de arts dit met haar had willen delen. Hierdoor begreep zij beter dat het geen onwil was, of dat zij door de arts was afgewezen, maar dat de arts het slechte nieuws zelf ook moeilijk vond. Het maakte inzichtelijk dat de rol van de arts een dualisme in zich draagt: aan de ene kant de medische boodschap duidelijk overbrengen, aan de andere kant gevoelsmatig en meelevend zijn.

De arts gaf op zijn beurt aan deze ervaring mee te nemen in zijn praktijk en ook als mens, want hij vertelde dit alles ook confronterend te vinden. Kwetsbaar durven zijn is niet iets wat je leert in deze maatschappij en hij wilde als arts en als mens voor de patiënte ‘sterk’ zijn door geen emoties te tonen.

Oprecht nieuwsgierig blijven
Mijn stereotypering van de arts was bijgesteld en ik zag hem door zijn witte jas heen: mens die handelt naar eer en geweten, maar waarbij niets menselijks vreemd is. Door het stellen van de open vraag en het daarna achterover te gaan zitten als bemiddelaar, behielden beiden partijen hun zelfbeschikking, waardoor deze door henzelf geoptimaliseerd werd en het contact kon worden hersteld.

Na afloop besefte ik hoe krachtig het instrument van de stilte is. Daarnaast was het voor mij duidelijk geworden dat ook ik in stereotypen dacht. Je moet als bemiddelaar de menselijke neiging kunnen weerstaan om anderen te categoriseren. En oprecht nieuwsgierig blijven in wat er achter uiterlijkheden, attitudes en gedragingen zit. Zo laat je de betrokkenen in een conflict in hun waarde en geef je hen de kans om zichzelf te tonen vanuit hun eigen kern.

Hierin zit de uitdaging van de mediator, want zoals Anthony Kronman van de rechtenfaculteit van Yale schreef: ‘Het is moeilijk meelevend te zijn en vaak even moeilijk afstandelijk te zijn, maar het is pas echt moeilijk allebei tegelijk te zijn’.

Dit artikel verscheen eerder in het Tijdschrift Conflicthantering.


Gemi Woudwijk-Moppi is MfN mediator en klachtenfunctionaris bij Antoni van Leeuwenhoek. Zij vertelde eerder aan ZorgVeilig.nl over haar vak als  klachtenfunctionaris.

Share Button

Vuurwerk

Longarts Sander de Hosson prikt een bejaarde patiënt op de verkeerde plaats. Met fatale gevolgen. Uitzonderlijk, oordeelt de calamiteitencommissie. Maar De Hosson voelt zich ellendig en maakt de enige echt belangrijke afspraak die op dat moment nodig is.

Auteur: Sander de Hosson

Hij zit op zijn bed, ineen gedoken, naar voren. Zijn handen omklemmen het kussen dat ik hem aangereikt heb. Voorzichtig klop ik op zijn rug, nadat ik de longfoto bekeken heb. Die verraadt een gigantische hoeveelheid vocht die zich verzameld heeft achter de long. Geen wonder, bedenk ik. Hij is heftig benauwd.

De cardioloog is erg duidelijk. Zijn negentigjarige hart is slecht. “Pompt de verkeerde kant op. De megadoseringen plasmedicatie en hartversterkers helpen nauwelijks, al dagen ligt hij aan het infuus zonder enig effect. Er is al morfine voorgeschreven om de benauwdheid te verlichten. Het vocht stuwt in zijn longen. Kun je toch nog een laatste poging wagen? Een allerlaatste poging?”

Blue colorful fireworks on the black sky background

Natuurlijk wil ik hem helpen. Ondanks dat de oudejaarsavond net begonnen is, vraag ik de afdelingsverpleegkundige hem naar beneden te rijden in zijn bed. “Hij is erg ziek.” Dat is volstrekt duidelijk. “Help me.” Hij kijkt me doordringend aan. “Help me.”

Ik handel snel. Check of zijn bloedverdunning goed is gecoupeerd zoals afgesproken. Dan verdoof ik de huid en druk het naaldje iets door zoals gebruikelijk is. Ik krijg makkelijk vocht. Daarmee bepaal ik de plaats waar ik een klein infuus zal inbrengen. Het is een routine-ingreep. Dit heb ik duizenden keren gedaan. Dan prik ik een wat dikkere infuusnaald, recht tussen de ribben. Ik voel weerstand. “Gek”. Er komt geen vocht. Ik staak de poging. Hij kijkt me aan. “Het moet over, ik krijg geen vocht”, leg ik uit. Ik prik een tweede keer, vrijwel dezelfde plaats. Daar spuit het vocht er bijna uit, zoals ik verwachtte. Ruim twee liter vocht laat ik aflopen. Het lucht hem zienderogen op.

Uren later. De telefoon. Het nieuwe jaar is 15 minuten oud. “Wil je direct naar het ziekenhuis komen?” Ik schrik op, terwijl ik naar het vuurwerk buiten kijk. “Ja”, prevel ik, terwijl ik naar mijn visite kijk.

Daar ligt hij, op de IC. De intensivist licht me snel in. “Kortdurende bloeddrukdaling. De radioloog heeft een echo van de lever gedaan. Bloeding in het leverkapsel. Is al verholpen door inspuiten van een vloeistof via de bloedbaan. Hart heeft erg te lijden gehad onder de bloeddrukdaling. Gaat snel achteruit.

Nauwgezet verslag. Niet beschuldigend. Toch voel ik mijn maag zich drie keer omdraaien. Het duizelt. De muren komen op me af. Allemaal tegelijk. Razendsnel. De bloeding zit precies op de plaats waar ik de eerste keer geprikt heb. De diagnose is mij direct duidelijk. Ik heb het leverkapsel geraakt. Ik herhaal dat minstens drie keer en draai me dan om. Ik versnel. Naar hem.

Hij ligt er beroerd bij. Bleek. Grauw. Slecht. Ik zie zijn vrouw. Pak haar hand. “Sorry.” Ik schreeuw het bijna. “Verdomme.” Ik kijk naar haar. Door mijn samengeknepen wimpers, zie ik haar ogen. Ontzet over de situatie. Weerlichten van vuurwerk buiten. Geluiden, harde knallen, maar ze vervagen direct. Haar handgreep. Ze huilt. Ik zie het. Ze huilt. 

Elke dag bezoek ik hem. Op de hartafdeling. Totdat het bed leeg is op de derde dag van het nieuwe jaar. Hij is overleden.

Een calamiteitenmelding. Onderzoek. Gesprek. De radioloog: “Foto liet inderdaad massale hoeveelheid vocht zien, maar achteraf bleek de lever zo uitgezet te zijn door de terugstroom van vocht, dat dit drogbeeld deels hierdoor verklaard wordt”. “Uitzonderlijk,” had hij toegevoegd. Nog een gesprek met de commissie. Het eindrapport vermeldt de conclusie die ik niet zo belangrijk vind: “Ook zonder complicatie was overlijden op korte termijn zeer waarschijnlijk onafwendbaar.” Afronding van calamiteitenmelding. Inspectie heeft kritisch meegekeken en beoordeeld en gaat akkoord met de afronding. Vanaf nu prikken we alleen echo-geleid. Ik voel me ellendig.

Ik maak dan de enige echt belangrijke afspraak die nu nodig is. Niet met de Inspectie, niet met de calamiteitencommissie. Nee. Ik maak hem met hààr. Op neutraal terrein. De praktijk van de huisarts. 

Het is begin februari. Ik rijd er naar toe met een steen in mijn maag. Het is koud en mistig als ik het kleine landweggetje afrijd. Voor de praktijk stop ik. De wachtkamer is uitgestorven. De huisarts die ik nooit eerder live ontmoette, zit rustig op mij te wachten. 

En daar zit ze. Tegenover hem. Ze kijkt me kort aan. “Ga zitten,” zegt ze. Ik voel me ongemakkelijk. Hier had ik tegenop gezien. Ze heeft een rustige blik. Slaat mij gade en begint te praten.

“Het is fijn dat we hier samenzijn. Ik wil u graag wat vertellen. Ik wist al lang dat hij overlijden zou. Dat zei hij zelf ook. ‘Reservetijd’, zei hij dan altijd. Wellicht had u niet eens meer in moeten grijpen, want zijn vertrek was aanstonds. U deed wat u gevraagd werd en ook moest doen. Het is mensenwerk. Helaas ging het fout. Maar: het feit dat u elke dag kwam, het feit dat u het toegaf, het feit dat u er letterlijk en figuurlijk was en bent, dat geeft mij zo ongelooflijk veel rust en voldoening.”

We praten. Een uur. Anderhalf uur. Het is een emotioneel gesprek. Maar het is hoopvol en fijn. Dan staat ze op. Haar oude hand pakt me voor de tweede keer stevig vast. Ze buigt naar me toe en fluistert dan heel zacht in mijn oor. “Dank”. Dan staat ze op, zegt geen woord meer, draait zich om en loopt naar de deur.

Samen met de huisarts sta ik op zijn veranda. Een kop koffie. We kijken naar het veld achter zijn huis. Via het hekje aan het einde van de tuin, loopt ze de donkere, nevelige winteravond in totdat ze een klein puntje in de verte is geworden. Dan voel ik een hand op mijn schouder. Kippenvel. Fijne, warme collegiale ondersteuning: “Het is goed. Het is goed.”


Sander de Hosson (36) is longarts in het Wilhelmina Ziekenhuis Assen. Zijn specialisaties zijn longkanker en palliatieve zorg. Hij is hoofdredacteur van de medische leerboeken ‘Probleemgeörienteerd denken in de Palliatieve Zorg’, ‘Probleemgeörienteerd denken in de Longgeneeskunde’ en redacteur van het leerboek ‘De Thoraxfoto, een stapsgewijze beoordeling’. Daarnaast schrijft hij blogs over zijn vak.

Share Button

Moeilijk mens

Katja van Essen is verpleegkundig specialist in de verpleeghuiszorg voor mensen met dementie, hersenletsel en psychiatrische problematiek. Ze heeft regelmatig te maken met ‘moeilijke’ mensen. Hoe verleen je dan liefdevolle zorg?

Auteur: Katja van Essen

Een  aantal maanden geleden bood ik mantelzorg aan een ‘moeilijk mens’. Een moeilijk mens, zult u denken? Ja,  een moeilijk mens, die ongeduldig is, steeds op de bel drukt, dwingend overkomt  en tot overmaat van ramp je ook nog afkat als je probeert te helpen. Zo’n moeilijk mens, dat was míjn moeilijk mens.

Als ik op bezoek kwam, merkte ik regelmatig dat zijn zorgverleners het moeilijk vonden om vriendelijk tegen hem te blijven. En alhoewel mij het huilen soms ook nader stond  dan het lachen, wist ik heel goed waarom mijn ‘moeilijk mens’ deed wat hij deed en kon ik er redelijk mee omgaan.

Adult helping senior in hospital, selective focus on hand

Mijn moeilijk mens was namelijk dodelijk vermoeid door chronische zenuwpijn en hartfalen en had communicatieproblemen door hersenletsel, waardoor hij vaak kortaf was en ongeduldig klonk. Hij was angstig door het totale verlies van regie, wat hem soms dwingend in zijn wensen maakte.

Wat mij vooral trof was toen hij tegen me zei: ‘Ik weet  dat ik niet gemakkelijk ben, maar  weet  je wat ik nou zo erg vind, Kat? Dat ze me totaal negeren, alsof ik niks ben’. Die opmerking raakte me diep. Een eens zo trots en indrukwekkend man, plotseling gereduceerd tot helemaal niets…

Weerstand
Dit klinkt misschien als een uitzonderlijke situatie en het klopt zeker niet bij het beeld dat sommige media schetsen van de interactie tussen de gemiddelde bewoner en zorgverlener in het verpleeghuis. Je zou denken dat daar alleen maar broze, dankbare ouderen wonen en zorgverleners die hen dienstbaar ondersteunen. Toch wonen er in verpleeghuizen meer ‘moeilijke mensen’ zoals  de mijne. Mensen die door dementie, hersenletsel of psychiatrische problematiek niet (meer) beschikken over de gemiddelde sociale vaardigheden. Dagelijks proberen zij ons  duidelijk te maken wat hen beweegt en wat zij nodig hebben om zich goed te voelen. Alleen de manier  waarop zij dit doen is niet altijd goed te verstaan. En dagelijks  zijn er zorgverleners, zoals  wij, die met hen proberen mee  te bewegen en voor hen willen zorgen. Maar soms moeten wij ook afhaken omdat  de weerstand gewoonweg te groot of overweldigend negatief is.

Waardigheid en trots: echt contact
Als verpleegkundig specialist voel ik een appèl om de ‘moeilijke mens’ en zijn zorgverlener onder de aandacht te brengen. Want hoe krijgen zorgvragers Waardigheid wanneer ze niet meer op gemiddelde wijze hun zorgbehoefte kunnen uiten en wij zorgverleners afhaken als ze dit op hun manier doen? En hoe voelen wij zorgverleners Trots wanneer we uitgescholden of geslagen worden, terwijl we alleen maar goed voor iemand proberen te zorgen?

De sleutel ligt naar mijn idee in een gezamenlijke zoektocht naar een antwoord op de volgende vragen: ‘Wat probeert iemand ons  duidelijk te maken?’, ‘Wat is de vraag  achter het gedrag?’ en ‘Wat is er nodig om de vraag  te verstaan?’

Wanneer wij als zorgverleners deze zoektocht aan durven gaan, kunnen we wellicht Trots voelen, ook als we onevenredige weerstand ervaren. En wanneer de zorgvrager ziet dat wij hem proberen te verstaan, voelt hij misschien weer Waardigheid. Omdat iemand de moeite heeft genomen écht contact te maken met de mens die verscholen gaat achter de ‘moeilijke mens’, ervaart misschien ook hij liefdevolle zorg.

Deze blog verscheen eerder op de website van Waardigheid & Trots


Katja van Essen is verpleegkundig specialist in de verpleeghuiszorg voor mensen met dementie, hersenletsel en psychiatrische problematiek.

Share Button

Redactioneel

Natuurlijk, u heeft gelijk: zorgveiligheid gaat om veel meer dan geld alleen. Maar wat kóst onveilige zorg eigenlijk? ZorgVeilig.nl heeft het afgelopen jaar de kassabon berekend van een aantal vermijdbare medische incidenten. We hebben ze voor u gebundeld in een dossier.

Onze researchredacteur Carla Kramer reconstrueerde 13 cases, legde deze voor aan deskundigen uit de zorg en vroeg verzekeraar Achmea om een realistische kassabon op te maken van de extra kosten. De rekensom van 13 cases komt op bijna drie miljoen euro (€ 2.747.579 om precies te zijn) aan extra medische en maatschappelijke kosten.

Nee, we durven deze cijfers niet te extrapoleren naar de totale kosten in Nederland – dat laten we graag aan wetenschappers over.  Maar duidelijk wordt wel: de infectie bij de borstprothese van mevrouw Huurdeman is een probleem van ons allemaal.

Ga naar de verhalen in het Dossier ‘Wat kost onveilige zorg?’

Auteur: Matthijs Buikema en Stef Verhoeven, 2 april 2015 (geactualiseerd 10-01-2016)

 

Share Button

De mislukte transfer van mevrouw Huisman: € 19.064

Hoe duur kunnen veiligheidsfouten in de zorg uitpakken? ZorgVeilig.nl neemt een duik in de zorgnota’s. Deze keer: hoe decubitus als een vulkaanuitbarsting zich totaal onverwacht voor kan doen en tot sepsis kan leiden. Kosten: € 19.064.

Auteur: Carla Kramer
Fotograaf: Frank Lehman

De casus
Mevrouw Huisman, 64 jaar, woont in een verzorgingshuis vanwege haar vele chronische aandoeningen. Ze heeft morbide obesitas, diabetes mellitus type 2 en vaak terugkerende urineweginfecties. Al diverse keren heeft ze depressieve episodes meegemaakt. Ze gebruikt een rolstoel om zich te verplaatsen en heeft soms hulp nodig bij aankleden, douchen en andere dagelijkse levensbehoeften.

Het incident
Tijdens een transfer van haar rolstoel naar haar bed gaat het een keer mis; ze glijdt uit en valt. Ze heeft felle pijn in haar heup en wordt in het ziekenhuis opgenomen. Omdat haar linkerheup gebroken is, wordt ze geopereerd wat zonder problemen verloopt. Na een week gaat mevrouw Huisman terug naar het verzorgingshuis. Haar mobiliteit is nu beperkt door de operatie; ze kan niet meer vanuit haar bed naar een stoel of rolstoel zoals eerst en is bedlegerig.

Drie weken later
Na drie weken is ze nog steeds bedlegerig en is haar functionele toestand maar weinig vooruitgegaan. Op een dag wanneer een verzorgende haar ochtendmedicatie brengt, is mevrouw Huisman anders dan normaal. Ze is verward, boos en snauwerig terwijl ze anders toch helder en vriendelijk is. Ze heeft koorts (38,9 °C) en een bloeddruk van 110/70 mm Hg, nogal laag voor haar doen. Omdat vermoed wordt dat mevrouw Huisman een acute infectie heeft, wordt ze overgebracht naar de spoedeisende hulp van het ziekenhuis. Daar wordt ontdekt dat ze een diepe doorligwond heeft bij haar stuitje die zich ontwikkeld heeft in het verzorgingshuis na haar heupfractuur. De wond is geïnfecteerd en er ontstaat een sepsis. Hiervoor wordt mevrouw opgenomen op de intensive care waar ze met antibiotica wordt behandeld. Na een week is het levensgevaar geweken en wordt zij overgeplaatst naar de verpleegafdeling van het verzorgingshuis, waar zij nog twee weken blijft en de decubitus geneest. Dan mag ze terug naar het verzorgingshuis waar zij verder herstelt.

De kassabon
1601 Bon Huisman
De deskundige

Commentaar Martin van Leen, specialist ouderengeneeskunde: ‘Bij volledige bedlegerigheid is de kans dat decubitus ontstaat zeer groot, zeker bij een cliënt met ernstig overgewicht en diabetes mellitus. Bij aanvang van zorg of retour uit ziekenhuis in het verpleeg- of verzorgingshuis zijn er drie direct toe te passen maatregelen:
1. drukverlagende en drukverspreidende maatregelen
2. aandacht voor huidconditie (transpireren/incontinentie)
3. voedingstoestand controleren (ook patiënten met extreem overgewicht kunnen ondervoed zijn).
Daarnaast is het raadzaam tijdig een diëtist, ergotherapeut en fysiotherapeut in te schakelen.
Het gemene is dat de decubitus zich meestal in de diepte ontwikkeld heeft (huidige stagering volgens de richtlijn: categorie niet indeelbaar, diepte onbekend) en alleen bij regelmatige palpatie (aftasten met de vingers) van huid en dieper liggend weefsel de eerste tekenen van ontstaan voelbaar zijn. Misschien was bij mevrouw Huisman palpatie ook maar beperkt mogelijk.

[ref]Verantwoording: de naam van mevrouw Huisman is gefingeerd. Aan de reconstructie van de casus werkten mee: de financieel analisten van Zilveren Kruis en drs. M.W.F. van Leen, specialist ouderengeneeskunde en medisch manager Avoord Zorg en Wonen, Etten-Leur.[/ref]

Deze vorm van decubitus lijkt wel wat op een uitbarstende vulkaan. Eerst is er niets te zien en dan ineens een uitbarsting die leidt tot een zichtbare diepe wond. Dit kan in één dag gebeuren, waardoor het lijkt of er niet goed naar de huid is gekeken. Ook kunnen de verschijnselen (gedrag, koorts), die reden waren tot heropname in het ziekenhuis, de eerste tekenen zijn geweest van het kapot gaan van de huid en een eronder zittende ontsteking zichtbaar maken.

Het risico op decubitus bij iemand met ernstig overgewicht is nooit helemaal weg te nemen. Wisselhouding in bed is vaak niet mogelijk, rest dus goede drukverdeling en aandacht voor goed positioneren in bed (speciale stand verpleegbed), goede huidzorg en toch trachten te mobiliseren. Uit de casus is niet op te maken of er voor de patiënte preventieve antidecubitusmaatregelen waren getroffen. Waarschijnlijk niet, ander was het niet zover gekomen. Hoewel in de gegevens van zorgverzekeraars staat dat ook bij preventie hoogwaardige antidecubitusmatrassen en -kussens ingezet kunnen worden vanuit de basisverzekering, blijkt dit in de praktijk niet altijd te realiseren zijn, waardoor adequate preventie bemoeilijkt wordt. Als we kijken naar de kosten die nu gemaakt zijn (ziekenhuisopname, opname verpleegunit, wondbehandeling) lijkt een betere toegankelijkheid voor preventieve maatregelen in een verzorgingshuis of thuis zeer gewenst.’


U heeft gelijk: zorgveiligheid gaat om veel meer dan geld alleen. Maar onder alle ervaringsverhalen en discussies sluimert altijd de oer-Hollandse vraag: wat kóst dat eigenlijk? In de serie ‘Wat kost onveilige zorg?’ berekent PatientVeilig.nl de kassabon van een incident. Lees ook onze DigiSpecial

Share Button

 ‘Alle zeilen bij’, roept de kinderarts

Je zou het bijna vergeten, maar er gaat vooral veel goed in de zorg. Zo overleefde Lasse, zeven maanden jong, ternauwernood een bacteriële hersenvliesontsteking. Niet in de laatste plaats door betrokken en goed samenwerkende artsen en verpleegkundigen. Mieke, Lasse’s moeder, blikt terug.

Auteur: Sjoerd Litjens

Mieke: “Ineens stonden we daar, voor de ingang van de spoedeisende hulp van het ziekenhuis. Lasse was niet meer wakker te krijgen en kreunde bij elke beweging. Te dicht bij zijn bedje komen, leverde al kermen op. Met spoed zetten ze een ruggenprik om via vocht uit het ruggenmerg erachter komen of het vermoeden van onze huisarts klopte: een hersenvliesontsteking. We wisten dat het ernstig was, maar hoe ernstig, dat bleek pas twee dagen later: een bacteriële variant van Meningitis. Dat is neurologisch gezien één van de ernstigste vormen van hersenvliesontsteking, een vorm waarmee jaarlijks ongeveer 230 Nederlanders te maken krijgen. ‘Gemiddeld 26 procent van de patiënten komt te overlijden, rond de 20 procent houdt ernstige gevolgen over’, las ik later.

Pneumokok
In die eerste 48 uur van de opname was het onzeker of Lasse het zou overleven, dat wist het medisch team, maar het drong niet tot ons door. Wel wisten we dat het om een zeer hardnekkige onvoorspelbare bacterie ging. Alles zou afhangen van de antibiotica, de op zijn pneumokok afgestemde penicillinevariant. Zou die aanslaan? De dinsdag, een kleine week na opname, staat me het meest bij. Lasse deed die dag voor het eerst zijn ogen weer écht open. Eindelijk. Hij glimlachte terwijl ik voor hem zong, kreunde niet langer, maakte echt contact. Opluchting.

Even later was alles anders. Na een serie van epileptische aanvallen, begon ineens zijn hele lichaam te schokken. Het stopte niet meer. Ik stond aan de grond genageld, met de handen aan de spijlen van zijn bedje. Er werd alarm geslagen, om me heen was iedereen in rep en roer, op de gang riep de kinderarts: ‘Alle zeilen bij!’ Toen de rust in zijn lijfje terug was, moest er met spoed een hersenscan worden gemaakt. Die zou alleen waardevol zijn als hij doodstil bleef liggen. Lasse ging alleen die rare witte koker in, ik kon hem zien en stond ernaast. De tijd stond stil. Lasse keek me aan terwijl ik zacht voor hem zong. Zijn bruine ogen stonden wijd open, hij bewoog geen seconde. Toen de arts zei: ‘Dit heb ik nooit meegemaakt’, begreep ik dat het goed was, de scan was gelukt.

‘De verpleging maakte ons deelgenoot van de zorg, het toedienen van medicatie mochten we zoveel mogelijk zelf doen’ 

Cocon
Met de dag ging het beter met hem. De pijn nam zichtbaar af. De antibiotica sloegen aan. Twee weken nadat Lasse we in totale paniek met hem bij de spoedeisende hulp waren binnengekomen, mochten we ineens naar huis. Dat voelde onwennig. Kon het echt? Was het veilig? Het ziekenhuis was een warme cocon geworden, een plek waar we onafgebroken bij Lasse konden zijn. Mijn bed stond er ’s nachts  naast het zijne. Het ziekenhuis was een plek geweest waar ik ieder moment een beroep kon doen op verpleegkundig personeel en specialistische zorg. En, heel belangrijk, de verpleging maakte ons deelgenoot van de zorg; ze vroegen ons of we het toedienen van medicatie zelf wilden doen.

Colorful and vivid medical equipment toy for children.

We verzorgden Lasse altijd samen. En of het nu ging om de veranderende medicatie of de werking van de monitor waaraan Lasse lag, met al zijn cijfers en piepjes, alles werd rustig en zorgvuldig uitgelegd. We mochten buiten de bezoekerstijden vrienden en familie ontvangen, meegebracht eten konden we ter plekke opwarmen. Er was een fijne speelplek voor onze dochter Meys. En wat me bijzonder raakte: de kinderarts liep altijd eerst naar Lasse, maakte contact met hem, om vervolgens pas met ons te spreken. Hij benadrukte de kracht van het aanraken: ‘Er gaat niets boven lichamelijk contact met Lasse, hoeveel pijn hij ook heeft, wanneer jullie het willen, hou hem vast.’
[ref]Zo gaat het nu met Lasse
“Dankzij snel ingezette fysiotherapie heeft Lasse volledig kunnen herstellen van motorische uitval verschijnselen aan zijn rechterkant. Motorisch loopt hij nu zelfs voor op leeftijdsgenoten. Met zijn rechteroor hoort hij minder en ook heeft hij een periode last gehad van evenwichtsstoornissen als gevolg van de meningitis. Onlangs maakten we ons wat zorgen over zijn zicht, het ziet er naar uit dat zijn rechteroog ook licht aangetast is. Maar je ziet het niet aan hem. Wat ik bovenal zie is een gezonde, vrolijke, sterke kleuter van vijf die intens van het leven geniet.”[/ref]

‘We konden ons verhaal steeds kwijt bij het verplegend personeel. Daar namen ze de tijd voor’

 ‘Daar gaan we’
En dan was er nog de verpleegster die, toen ik in totale paniek met Lasse in een bed over de gang liep, onderweg naar de hersenscan, me aankeek en zei: ‘Zijn jullie er klaar voor? We gaan samen. Daar gaan we.’ Prettig was de wetenschap dat we op ieder moment beroep konden doen op psychologische hulp. Dat hebben we niet gedaan, vooral omdat we onze verhalen steeds kwijt konden bij het verplegend personeel. We hebben nooit het gevoel gehad dat er geen tijd is.

Eenmaal thuis hebben we nog regelmatig contact gehad met de afdeling. De boodschap: bel – dag en nacht – als er wat is, was geruststellend. De artsen en verpleegkundigen hebben fantastisch werk gedaan. Dat zeg ik natuurlijk omdat Lasse zo goed als ongeschonden uit de strijd is gekomen. Maar het is meer dan dat. De toewijding, de professionaliteit, de afstemming en menswaardigheid die Lasse en wij hebben ervaren in de dagen van zijn opname, het was allemaal vanzelfsprekend. Dat heeft ons goed gedaan.”


Mieke

Is goed nieuws, geen nieuws? Niet voor patientveilig.nl. Wij zijn kritisch maar niet blind voor de vaak ongekende professionaliteit en betrokkenheid in de zorg. Mieke zou wel een standbeeld willen oprichten voor de kinderafdeling van het ziekenhuis waar ze haar zoontje Lasse op een radeloze dag naar toe moest brengen. Dit is haar verhaal.

Share Button