Archives

Communicatie is niet voor bange mensen

Zorgbestuurders hebben de neiging weg te duiken als er rottigheid is in hun instelling. Volgens communicatiestrateeg Ewoud Nysingh kan dat echt niet meer. ‘Het is je dure plicht om je te verantwoorden naar de samenleving. De kern is: een permanente dialoog, binnen en buiten.’ 
Vijf lessen van een reputatiecoach.

Auteur: Stef Verhoeven

Les 1: Geef nooit ‘de media’ de schuld.
Ooit komt de dag dat je zorginstelling een telefoontje krijgt. ‘Hallo Zembla hier.’ Of NRC, het NOS-journaal of –godbetert – Rutger Castricum van POWned. Je kijkt als bestuurder ’s avonds naar het journaal en ziet een stand-up van Gerri Eikhof vlak voor de rommelige bouwput van een toekomstige nieuwe vleugel van je ziekenhuis. “Buiten is het puinhoop in ziekenhuis X, maar binnen is het zo niet een nog grotere puinhoop!” 
Zo werkt het dus. 
Zijn er zoveel dingen die goed gaan in je instelling, komen die jongens en meisjes van de pers langs om van een muizenkeuteltje een olifantendrol te maken. Ratten zijn het!

De reputatiecoach: ‘Dit zijn eigenlijk twee lessen. Eén: de journalist is niet het probleem, die doet zijn werk. Twee: ‘de’ media bestaan niet. Wees je ervan bewust met welk medium je te maken hebt: de regionale krant wil iets anders  weten dan Zembla. 
Als je voor een organisatie werkt die met publiek geld wordt gefinancierd, heb je je te verantwoorden naar de samenleving. Dat komt niet altijd goed uit, maar het helpt als je er op bent voorbereid.’
‘Het kan niet altijd om allerlei redenen – juridisch, privacy – maar wacht bij slecht nieuws niet met samengeknepen billen op het moment dat een journalist er achter komt. Neem zelf de regie en vertel het slechte nieuws als eerste, via je website en met de inzet van social media of kies het medium dat het nieuws als eerste mag brengen.’

Les 2: ‘Niet bereikbaar voor commentaar?’ Kan echt niet meer!
Niets menselijks is zorgbestuurders vreemd. Ze hebben bij een plotselinge confrontatie met slecht nieuws de neiging om te duiken. ‘Het ziekenhuis was niet bereikbaar voor commentaar’, lees je dan. Of er komt een zouteloos, formalistisch  persbericht van de afdeling communicatie.

De reputatiecoach: ‘Meestal is dat de slechtst denkbare keuze’, zegt Nysingh. ‘Bij een plotselinge crisis heeft een bestuurder weliswaar weinig denktijd, maar hij moet het lef hebben om hoogstpersoonlijk de pers te woord te staan. Dat is een belangrijk onderdeel van zijn vak. En als je geen communicatief natuurtalent bent, dan valt het te trainen. Een persverklaring is wel nuttig als je zeker weet dat jouw genuanceerde verhaal geen kans maakt bij de journalist.’

Les 3: Stop met juichcommunicatie.
Alle journalistieke redacties van Nederland worden overspoeld met persberichten over awards, prachtige verbouwingen en gelukkige patiënten. Alle instellingen hebben een site waarop de zon altijd schijnt met foto’s van stralende patiënten. Toch komt daar nauwelijks iets van in de krant. Je hoort de bestuurders en de communicatieafdelingen zuchten: “Zie je wel, journalisten zijn alleen geïnteresseerd in slecht nieuws.”

De reputatiecoach: ‘Communicatiemensen zitten elkaar te vaak op de schouders te slaan: jij bent goed bezig, hoe vind je mij? Ze zijn vooral druk met zichzelf en met iets onzinnigs als de ‘pr-waarde’ van hun communicatie. Ze ‘liken’ elkaars berichten op Facebook  en laten hun bestuurders vervolgens zien hoe goed ze bezig zijn. Ik noem dat ‘juichcommunicatie’. Het is een spelletje van communicado’s onder elkaar waar verder niemand op zit te wachten. Hoe moet het dan wel? Ga op zoek naar betekenisvolle inhoud in je organisatie, die ligt vaak voor het oprapen. Dat is niet informatie die je zelf leuk vindt maar die je publiek echt interesseert. Vertel verhalen. Laat je bestuurder een opiniërend blog schrijven. Het gaat, ook op social media, om informeren en inspireren. Het gesprek met alle belanghebbenden. Dat is dus wat anders dan juichen om jezelf en alleen goed nieuws brengen.’

Les 4: Een woordvoerder staat hoogstzelden voor de camera.
Als een incident plotseling op straat ligt, groeit de angst in ziekenhuizen. Want journalisten gaan dokters en andere medewerkers bellen en benaderen via social media. Medewerkers wordt dan met klem verzocht niet met de pers te praten. Alles moet onder controle zijn. De woordvoerder neemt de touwtjes in handen en gaat het liefst zelf voor de camera staan.

De reputatiecoach: ‘Journalisten hebben het graag over ‘doofpotten’, ‘zwijgcontracten’ en ‘angstcultuur’. Dat hoeft niet per se waar te zijn, maar het klinkt goed in de huidige emotiesamenleving. Het paradoxale is dat door het benaderen van medewerkers iedereen de angst om het hart slaat. Het voelt dan alsof de journalist meekijkt bij operaties. Loerend op fouten. Maar angst is een slechte raadgever. Sterke organisaties beschouwen hun medewerkers als hun ambassadeurs in plaats van de zwakste schakel in de communicatie. Als het intern goed zit, weten en voelen juist zij als beste wat de missie en visie is van hun organisatie. Journalisten willen niet met een woordvoerder praten, ze willen praten met bestuurders en ‘echte mensen’ van de werkvloer. En dat zou een afdeling communicatie ook moeten willen.’
‘Een groot deel van mijn werk bestaat  uit ‘angstmanagement’. Communicatie is niet voor bange mensen, je moet soms door die brandende hoepel springen. Dat is misschien eng, maar het zal je verbazen hoe goed je daar uit kunt komen. Laat medewerkers fouten maken in interviews, doe daar niet moeilijk over. De beste bestuurders geven medewerkers het vertrouwen om het goed te doen. En als het zover is, staan ze zelf voor de camera.’

Les 5: Wees eerlijk en vertel je eigen verhaal.
Vroeger gaf een bestuurder een keer per jaar een interview aan een lokale krant. Die kon zeggen: ‘Kijk eens, mijn tuintje staat er geweldig bij!’ Die tijd is definitief voorbij. De zorg ligt onder een vergrootglas en journalisten zijn veel brutaler geworden. De camera draait. ‘Het is een zooitje in uw instelling’, poneert de journalist. De eerste reflex is: weerleggen, afzwakken of ontkennen. ‘Hoezo is het een zooitje bij ons? Dat is helemaal niet zo!’

De reputatiecoach: ‘En wég ben je’, zegt Nysingh. ‘Want dan bevestig je ongewild het beeld, en word je vervolgens met allerlei casuïstiek om de oren geslagen. Zeg liever: “Ik vind het heel erg als een patiënt een klacht heeft.  Wij gaan dat heel goed uitzoeken en ik zal u zeggen hoe we dat gaan doen en wat we gaan doen om klachten te voorkomen.” En dan zit je op het spoor van je eigen verhaal. De boodschap is: wij nemen patiëntveiligheid uiterst serieus, patiënt centraal is bij ons geen loze kreet. Communicatie gaat tijdens een crisis uiteindelijk over leiderschap en goede interne communicatie. Je hebt niet alleen een  verhaal voor de buitenwacht, het gaat er vooral om dat je in gesprek bent met patiënten en medewerkers. Een permanente dialoog, dat is de kern.’

1604 reputatie
UMC Utrecht onder vuur in Zembla


Ewoud Nysingh was als student Internationaal Recht al verslaafd aan de krant. De keuze tussen diplomatie of journalistiek was snel gemaakt. Hij werkte voor de Haagsche  Courant, de Volkskrant en bij het actualiteitenprogramma NOVA, waar hij het dossier Srebrenica onder zijn hoede had.  Als journalist leerde hij snel te zien waar de belangen en de emoties zitten bij een kwestie. Dat bleek van waarde bij zijn eerste crisisklus in de zorg. Het smaakte naar meer en de tijd vloog. Nysingh Communicatie bestaat nu ruim tien jaar en adviseerde ruim 25 keer in een zorgcrisis. ‘Beyond spindoctoring’ staat er met een knipoog op zijn site. ‘Het gaat om eerlijke communicatie.’

Share Button

Mayo Clinics kijken en leren óók van wat er goed gaat

Natuurlijk moeten we leren van incidenten in een ziekenhuis. Maar er valt ook veel te leren van wat al fantastisch gaat. Jessica Mesman vloog naar het ijkpunt van veilige zorg in Minnesota om haar methode toe te passen.

 

Auteur: Jessica Mesman

Nederlandse zorgbestuurders werden onlangs tijdens een executive symposium van Zorgvisie bijgeschoold door de Mayo Clinics in Rochester (Minnesota, USA), één van de meest vooruitstrevende, veilige en patiëntgerichte ziekenhuizen ter wereld. Speciale aandacht op dit symposium kreeg de actieve wijze waarop de patiënten worden betrokken bij het bewaken van hun eigen veiligheid. Daarnaast worden zorgverleners wekelijks geïnformeerd over incidenten en wat men daarvan kan leren.

Nu zou de indruk kunnen ontstaan dat de Mayo Clinics louter gericht zijn op het leren van fouten. Niets is minder waar. Vorig jaar vroegen zij mij om een exnovatief onderzoek uit te voeren in hun ziekenhuis. Exnovatief onderzoek is erop gericht om praktijken te verbeteren op basis van wat er al aan goede gebruiken aanwezig is, maar wat door het veelvuldig gebruik ervan paradoxaal op de achtergrond is geraakt. Oftewel: alledaagse handelingen die niet meer opvallen juist omdat ze altijd goed gaan!

1603 mayo clinics

Met behulp van videoreflexiviteit zijn deze sterke kanten van de praktijk zichtbaar te maken. Deze methode – waarbij de dagelijkse gang van zaken gefilmd, bekeken en besproken wordt met de betrokkenen – heeft als voordeel dat men het gewone met andere ogen beziet. Dan blijkt het gewone bijzonder te zijn. Zo komt een schat aan ervaring bloot te liggen die de betrokkenen zelf kunnen inzetten om hun praktijk te verbeteren. Innovatie van binnenuit zogezegd.

Het was juist deze positieve benadering die de Mayo Clinic aansprak en aanleiding gaf om Katherine Carroll (hoofd van hun Qualitative Research Section) en mijzelf te vragen om met de camera aan de slag te gaan. Samen onderzochten we de uitstekende samenwerking tussen het chirurgisch team dat borstkanker behandelt en de pathologen van de Frozen Section Lab, die voor hen de diagnostiek doen terwijl de patiënt nog op de operatietafel ligt.

Katherine en ik volgden deze twee teams en hun interacties enkele weken met de camera in de hand. We bespraken de beelden zowel met de afzonderlijke teams als gemengd. Door het bekijken van de beelden leerde men van elkaar en van zichzelf. Ook steeg de waardering voor het eigen werk (“wat ongelooflijk complex”) en dat van de ander. De inzichten die uit deze bijeenkomsten naar voren kwamen, zijn zowel door ons als door henzelf op een rijtje gezet en gebruikt om de praktijk op deze en andere afdelingen in de Mayo Clinics verder te verbeteren.

De betrokkenheid en inzet in de Mayo Clinics was opvallend groot. Een reflexiviteitsbijeenkomst om 7 uur in de ochtend (op hun eigen verzoek) werd bijgewoond door 50 personen! Dat zegt wel iets over hoe diep patiëntveiligheid in de Mayo Clinics is belegd. Maar ook over hoe leuk het is om te leren van datgene wat al fantastisch gaat.

Nieuwsgierig of exnovatieve videoreflexiviteit iets is voor uw afdeling of organisatie? ZorgVeilig.nl biedt de methode samen met Jessica Mesman aan. Neem voor meer informatie contact met ons op.


Jessica Mesman is universitair hoofddocent aan de universiteit Maastricht bij de Faculteit der Cultuurwetenschappen. Zij doet al vele jaren onderzoek naar het gebruik van reeds aanwezige kwaliteit op de werkvloer. Mesman is ook een van de Zeven Dwergen, de zeven eigenzinnige veiligheidskundigen die regelmatig een gezamenlijk blog schrijven voor Zorgveilig.nl

Share Button

Conflict in de cockpit

Piloten hebben half zoveel conflicten in de cockpit vergeleken met professionals in andere organisaties. Dat blijkt uit een recente studie van management consultant Eva van der Fluit. Artsencoach Maleene de Ridder werd nieuwsgierig en zocht haar namens Zorgveilig.nl op.

Auteur: Maleene de Ridder

Elke keer als ik in een vliegtuig zit, ben ik onder de indruk van de veiligheidsprocedures. Hoe zal het zijn, vroeg ik me af, als deze strenge procedures min of meer worden overgenomen in de gezondheidszorg? De vraag is vaker gesteld en de analogie tussen cockpit en operatiekamer is populair onder veiligheidskundigen. Niet voor niets is voormalig piloot Benno Baksteen lid van de Raad van Advies van Stichting Zorgveilig.nl.
Onlangs las ik met grote belangstelling het promotieonderzoek van Eva van der Fluit naar conflictsituaties bij KLM-vliegers. Haar uitgangspunt: conflict komt veel voor en verslechtert prestaties en werkplezier. Maar tegelijkertijd kan het ook een bron van vernieuwing zijn. Uit haar onderzoek blijkt dat piloten ongeveer half zoveel conflicten hebben vergeleken met professionals in andere organisaties. Die bevinding maakte mij als coach van artsen en bestuurders nieuwsgierig. Wat kunnen bestuurders en andere professionals in de zorg leren van de KLM-piloten?

Omslag in denken en werken
In de cockpit, net als in ziekenhuizen, kunnen conflicten funest zijn voor de veiligheid. In de meeste gevallen blijft het gelukkig ‘beperkt’ tot minder werkplezier, stroeve samenwerking of niet optimaal functioneren. Dat neemt niet weg dat de gevolgen en impact voor personen en organisaties enorm kunnen zijn. In mijn werk maak ik dat regelmatig mee. Een sessie in een flightsimulator lost dat niet op.
Wat dan wel? Van der Fluit beschrijft dat de vliegramp bij Tenerife, bijna 40 jaar geleden en grootste ooit, een fundamentele omslag in denken en werken binnen de luchtvaart markeert. Uit onderzoek bleek dat de zeer ervaren en gerespecteerde gezagvoerder, die ook vele piloten had getraind, zonder toestemming was vertrokken. Ondanks opmerkingen van de copiloot, zijn ondergeschikte. Sindsdien wordt de inbreng van alle crewleden, ongeacht leeftijd of functie, gebruikt om de veiligheid aan boord te borgen. Het is een van de maatregelen waarbij bewust gebruikt wordt gemaakt van ieders vakmanschap.

[ref]

1603 van der FluitConflict in de cockpit
Oordeelsvorming is het primaire proces van professionals. Dit gebeurt steeds vaker samen omdat werk complexer wordt. Hierbij kunnen botsingen optreden. Dit zijn kansen om nieuwe inzichten te ontwikkelen. Dan verbetert de performance. Voorwaarde is dat de tegenstelling niet persoonlijk wordt. Gezamenlijke oordeelsvorming kan echter ook averechts werken door vliegen afvangen, overrulen en machtsspelletjes. Dit leidt tot irritaties en voedt escalatie.
In haar promotieonderzoek onthult Eva van der Fluit hoe KLM vliegers hun prestaties optimaliseren bij beginnend conflict en escalatie voorkomen zodat ze veilig thuis komen. Ook laat de studie zien hoe hun management dit bevordert. Dit is het eerste onderzoek naar conflicten bij vliegers. De onderzoekresultaten zijn van belang voor andere professionals die conflicten de baas willen worden. Een e-proefschrift kunt u gratis opvragen via: e.vanderfluit@gmail.com [/ref]

Aan de voorkant oplossen
Hoe dat praktisch in zijn werk gaat, vertelt Eva van der Fluit in onze ontmoeting. Zij heeft zich als organisatieadviseur gespecialiseerd in conflicten tussen professionals. Organisaties, zo beweert ze, hebben doorgaans te maken met professionals die zeer zelfstandig werken en zich autonoom opstellen. Dat geeft meer kans op conflicten. De cruciale vraag is: hoe kun je die tot een minimum beperken.
Van der Fluit startte haar onderzoek met een verkenning van vijftien conflicten in een academisch ziekenhuis. Dat bood haar onvoldoende nieuwe inzichten, waardoor ze uitweek naar de luchtvaart. Achteraf bekeken was dat een gouden greep.
“Je moet conflicten allereerst aan de voorkant oplossen”, stelt Van der Fluit. “De KLM investeert structureel in maatregelen die bijdragen aan een positief werkklimaat en goede omstandigheden zodat de bemanning niet in een keten van negatieve interacties en prestaties terechtkomt. Bijvoorbeeld een werk- en rusttijdenregeling om fit te blijven en fit je werk te kunnen doen. Maar ook training als vast onderdeel van je werk. Verder wordt er voortdurend gewerkt aan het bevorderen van een zogenaamde just-culture. Niet alleen in de organisatie zelf maar ook daarbuiten.
1603 Piloten-in-cockpit-RGB-web
Systeemaanpak
Halverwege het gesprek vergelijkt Van der Fluit de wijze waarop artsen en piloten worden opgeleid. “Dat gebeurt vanuit verschillende visies. Artsen leren dat er een absolute werkelijkheid is die ‘evidence based’ in kaart te brengen is zodat je weet hoe het zit. Ook lijkt de informele regel ‘een goede arts maakt geen fouten’ overgedragen te worden. Piloten wordt vanaf de eerste dag van hun opleiding bijgebracht dat er geen absolute werkelijkheid bestaat maar dat ieder een eigen beeld van een situatie heeft. Het zit in hun systeem en maakt ze nieuwsgierig naar elkaars visie en gemotiveerd om zichzelf continu te verbeteren. Om van en met elkaar te leren, stellen piloten zich waarderend in plaats van aanvallend naar elkaar op. Zo houden ze elkaar stressvrij, omdat ze weten dat dat nodig is om goed te functioneren. Stress vernauwt je blik en dat vergroot weer de kans op ongelukken.” Piloten stellen zich onderzoekend op en zoeken de dialoog om ieders input te krijgen. Ze weten dat je elkaars blik nodig hebt voor hun eigen vakmanschap en zo het werk samen veilig maakt. Artsen daarentegen worden opgeleid als solist in een omgeving die is doordrongen van evidence-based werken. In die context is het ‘normaal’ om het debat op te zoeken en dat bevordert weer een afrekencultuur. We kennen allemaal de prijs van zo’n cultuur: stress, burn-out en machtsconflicten. Een dialoog voeren vraagt om je kwetsbaar opstellen en bewust zijn van je beperkingen. Dat is (nog) niet gebruikelijk in de medische wereld. Een goede dokter weet immers hoe het zit en maakt geen fouten.

Omdenken
Zijn conflicten dan altijd slecht? Nee. Ze kunnen ook een bron van optimalisatie en innovatie zijn en hoeven niet koste wat het kost te worden voorkomen meent Van der Fluit. “Waar het om gaat is dat je het ziet als leermoment. Zo blijft het klein en wordt het geen machts- of principieel vraagstuk. Een positief werkklimaat bevordert dit. Daarnaast moeten medewerkers hier voortdurend in worden getraind.” Een training gericht op effectief omgaan met het ‘oerconflict’ zoals Van der Fluit dat noemt. “Hiermee bedoel ik het conflict tussen leidinggevende en ondergeschikte. Leidinggevenden willen sturen en controleren en medewerkers willen niet overruled worden. Ze willen juist autonomie. Deze reflex ondermijnt een effectieve samenwerking. Conflicthantering vraagt om contra-intuïtief gedrag.”
Een soort van omdenken zou je kunnen zeggen. In de luchtvaart doen medewerkers dat door te bevriezen. Niet in de zin van ‘vluchten, vechten of bevriezen’ maar door de aandacht te verleggen van de persoon naar het veilig afmaken van de taak. Bij piloten is dat de vlucht. De (potentiële) conflictsituatie wordt bevroren tot het weer veilig is daar wat mee te doen. Emoties krijgen zo niet de overhand en zo voorkom je ‘emotionele kaping’. Het omdenken houd hier niet op. Omdat men elkaars vakmanschap erkent, wordt bij een beginnend conflict verondersteld dat de ander een goede reden zal hebben om te doen wat hij of zij doet. Dit roept positieve emoties op en verbreedt te horizon in plaats van deze te vernauwen.

Leiderschap in de lucht
Het management en de crews van KLM werken bewust en steeds opnieuw aan een positief werkklimaat. Leiderschap in de lucht is het resultaat van bepaalde maatregelen en bovenal een bepaalde attitude die terug te vinden is in het hele systeem. Vanaf de eerste briefing voor een vlucht, waarbij de captain benadrukt dat ieders inbreng van groot belang is voor de veiligheid, het werken met wisselende teams tot en met de lobby voor een just-culture.
Hier kan de zorg naar mijn smaak veel, heel veel van leren. Ik weet zeker dat als de vele overleg- en overdrachtsbijeenkomsten in de zorg op een vergelijkbare manier worden gevoerd dat dat al een enorm verschil zou maken. Dat wil zeggen: open, nieuwsgierig, gericht op leren en continu verbeteren en uitgaand van elkaars vakmanschap. Dat initiëren en durven, valt wat mij betreft ook onder medisch leiderschap. Evenals voortdurend investeren in structurele maatregelen die een positief werk- en leerklimaat en een just-culture bevorderen. Ook in tijden van krapte.
Voor deze omslag in denken en werken is geen (nieuwe) ramp nodig. De kennis is er.
Beste zorgbestuurders en -opleiders, wat gaat u met deze kennis doen?


Maleene de Ridder

Maleene de Ridder is internationaal gecertificeerd coach. Ze richt zich al meer dan 20 jaar op de factor mens in organisaties. De laatste jaren ligt haar focus op leiderschaps- en teamontwikkeling. Ze werkt veel met bestuurders en (medische) professionals in de gezondheidszorg.

Share Button

Betere nazorg ziekenhuis redt levens

Kwetsbare ouderen die plots in het ziekenhuis worden opgenomen, lopen een hoog risico na thuiskomst te overlijden. Internist-geriater Sophia de Rooij ontwikkelde daarom de ‘Transmurale Zorgbrug’. In deze nieuwe aanpak is de hoofdrol weggelegd voor de wijkverpleegkundige.

Auteur: Tjitske Lingsma
Fotograaf: Ed van Rijswijk

Wist u welk effect ziekenhuisopname op kwetsbare ouderen had?
‘Als ziekenhuis zien we hen maar heel kort. Gemiddeld liggen kwetsbare ouderen, na een acute opname, negen à tien dagen. Dan zwaaien we ze uit. Als internist-geriater was ik benieuwd naar de afloop. We hebben een groep van zevenhonderd kwetsbare ouderen gevolgd tot twaalf maanden na hun opname. Tot onze grote schrik bleek dat een derde na drie maanden was overleden. Als je daar je gedachten over laat gaan, ga je je afvragen of ze wellicht te snel zijn ontslagen of dat ze te zeer ontregeld waren door een ziekenhuisopname waardoor de sterfte verklaard kon worden. We vroegen ons ook af of we iets konden veranderen in de hele structuur van opname en ontslag.’

Over welke patiënten hebben we het?
‘Het gaat om een heel kwetsbare groep 65-plussers die plots worden opgenomen omdat ze bijvoorbeeld hun been hebben gebroken. Anderen hebben een longontsteking of blaasontsteking. Ze hebben verslechtering van hartfalen of een andere acute ziekte. Als ziekenhuis zijn we goed in staat deze aandoeningen te behandelen. Maar kwetsbare patiënten hebben extra problemen, die een voorspoedig herstel kunnen verhinderen. Ze zijn vaker verward, ondervoed of incontinent. Hun palet aan geriatrisch syndromen vormt een verhoogd risico op slechte uitkomsten.’

Hoe weet u of iemand tot deze groep behoort?
‘De verpleegkundige van het geriatrieteam neemt samen met de oudere patiënt een standaard vragenlijst van vier vragen door. Als blijkt dat de patiënt een verhoogd risico heeft op functieverlies, stellen we nog eens 25 ja-nee-vragen om de problemen nader te inventariseren. We checken bijvoorbeeld of iemand recent is gevallen.’


En dan?
‘Als het om een kwetsbare oudere gaat, maken we een zorgplan. Als geriatrieteam schakelen we de wijkverpleegkundige in om de patiënt in het ziekenhuis te bezoeken en geven we het zorgplan mee. Dit gebeurt meestal één dag voor het ontslag. De afdeling zorgt dat de rest van de overdracht klaar is. De wijkverpleegkundige krijgt alle informatie over de zorg die de patiënt straks nodig heeft en controleert vervolgens of de benodigde hulpmiddelen ook thuis beschikbaar zijn. Zodra de patiënt thuis is, komt binnen twee dagen de wijkverpleegkundige weer op bezoek. Ze bekijkt de medicijnen, de hulpmiddelen en de afspraak met huisarts en poli. De wijkverpleegkundige is dus de schakel tussen ziekenhuis en thuissituatie en zorgt dat de overgang goed verloopt. Dit geheel noemen we de Transmurale Zorgbrug (TZB). Ook krijgen patiënten een patiëntbrief mee waarin alles over de doorgemaakte opname in helder taalgebruik staat uitgelegd.’

SophiadeRooij_EvR_A9A5741a

Heeft u dit model meteen toegepast?
‘We hebben eerst getest of het ook werkte. Drie koppels van ziekenhuizen en zorginstellingen hebben aan het onderzoek meegedaan: het AMC en Cordaan; het OLVG en Buurtzorg; het Flevoziekenhuis en Zorggroep Almere. Eén groep patiënten kreeg de nieuwe aanpak met de wijkverpleegkundige. Daarnaast hadden we een controlegroep. Het effect was enorm. Bij de groep die gebruik maakte van de Transmurale Zorgbrug nam de sterfte met 40 procent af. We werden er stil van. Het was een inconvenient truth: de oplossing zat ‘m niet in technologie maar in samenwerking. Ziekenhuissterfte neemt af als de wijkverpleegkundige ingezet wordt.’

Zijn er ook andere effecten?
‘De Transmurale Zorgbrug scheelt het ziekenhuis één ligdag, die doorgaans 700 euro kost. Het is dus ook nog eens kosteneffectief. Want de interventie  de wijkverpleging kost maximaal 6 keer 1 uur à 60 euro. Het is wel zo dat de kosten voor de wijkverpleegkundige worden betaald door de VVT-instelling (verpleeghuizen, verzorgingshuizen en thuiszorg), dus vanuit de AWBZ, terwijl de financiële winst wordt behaald door ziekenhuis. Dat moet natuurlijk wel worden rechtgezet. Ik vind dat de rekening voor de wijkverpleegkundige ook mede door het ziekenhuis moet worden betaald. Je werkt samen en deelt de voordelen, maar ook de kosten.’

[ref]Meer weten over de TZB?
Het TZB-team van Sophia de Rooij geeft workshops op de werkplek. Ook kun je informatie vinden, films bekijken en de handleiding downloaden.[/ref]

Slaat het model aan?
‘Inmiddels doen al 20 ziekenhuizen mee. Het is een interventie waar je morgen mee kunt beginnen. Als je dat wilt, moet het ziekenhuis nog vandaag contact opnemen met een VVT-instelling. Het is het alleszins waard. Met de Transmurale Zorgbrug zorg je voor effectieve ouderenzorg waar je ook nog eens geld mee bespaart.’

Hoe zijn de reacties?
‘Ouderen zijn heel blij. Je biedt hen opstarthulp, waarbij ze zoveel mogelijk zelf de regie over hun leven behouden. Ons project is helemaal geslaagd als oudere patiënten in het ziekenhuis uit zichzelf gaan vragen: waar blijft mijn wijkverpleegkundige!?’


Internist-geriater Sophia de Rooij is hoofd van het Universitair Centrum ouderengeneeskunde bij het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) en is ook verbonden aan het AMC.

Share Button

'Maakt u zich maar geen zorgen, mevrouwtje'

Haar tweede gynaecoloog wuifde het advies van haar eerste gynaecoloog weg. Met nare gevolgen voor SEH-verpleegkundige Agnès van Putten-Beloeil.

Auteur: Agnès van Putten-Beloeil

Toen ik 32 jaar was beviel ik zonder complicaties van mijn dochter. Enkele jaren na haar geboorte constateerde een gynaecoloog echter dat ik een litteken op mijn baarmoedermond had door het te vroeg persen. Dat betekende, vertelde deze gynaecoloog, dat ik bij een eventuele tweede zwangerschap niet via de natuurlijke weg kon bevallen, maar een keizersnede moest krijgen.

Onzin
Vijf jaar na de geboorte van mijn dochter, werd ik opnieuw zwanger en besprak ik de indicatie voor een keizersnede met een nieuwe gynaecoloog. Deze vond de indicatie van zijn collega onzin en weigerde mij – overigens zonder enig lichamelijk onderzoek uit te voeren verder – in het ziekenhuis te begeleiden. Ik moest gewoon thuis bevallen.
De zwangerschap verliep zonder probleem. En hoewel het zwaar was, kon ik mijn werk als spoedeisende hulp-verpleegkundige (overigens in een ander ziekenhuis) volhouden tot aan mijn officiële zwangerschapsverlof.

Bij de thuisbevalling ging het mis. Na een hele dag weeën kwam de ontsluiting niet verder, zoals al voorspeld was door de eerste gynaecoloog. Na twee uur persen werd ik acuut naar het ziekenhuis vervoerd voor een keizersnede. Het was zondagavond en het voelde voor mij alsof ik iedereen stoorde. De anesthesioloog was onvriendelijk en wilde per se een ruggenprik geven. Dat wilde ik echter niet, wat mij kwalijk genomen werd.

Mijn zoon werd ‘zonder mij’ geboren. Ik ving een glimp van hem op toen ik wakker werd. Ik was uitgeput, totaal op. Mijn man verzekerde mij dat alles goed met hem was. Ik kon eindelijk uitrusten.

Geen zorgen
Snel begon de onrust. Ik had pijn in mijn linker schouder en herkende dit als het Teken van Kehr bij trauma: een bloeding in de buik. Maar niemand nam dat serieus. De gynaecologen zeiden dat ik waarschijnlijk verkeerd op de operatietafel had gelegen. “Geen zorgen, mevrouwtje, komt vaker voor. Komt helemaal goed!” Ik vroeg de arts om een echo te maken, maar kreeg een geïrriteerde reactie. Wie was ik om het beter te weten dan de ‘dokter’?

Een dag na de bevalling was mijn buik net zo dik als voor de bevalling. Ik voelde me beroerd en had erg veel pijn. De gynaecologen bleven zeggen dat het vaker voorkwam en dat er 48 uur gewacht moest worden. Alles zou in orde komen.

Maar het werd steeds erger. Een collega van de Spoedeisende Hulp kwam op bezoek en ik smeekte haar om een chirurg te sturen, buiten de gynaecologen om. Die kwam ‘s avonds en liet een foto van mijn buik maken. Zijn diagnose:

paralytisch ileus

Een ileus is een plotselinge verstoring in de passage van voedsel door de darm omdat de doorgang belemmerd wordt. Dit wordt ook wel een darmafsluiting of darmobstructie genoemd. Voedsel kan het lichaam dan niet als ontlasting verlaten. Hierdoor kunnen ernstige klachten en een levensgevaarlijke situatie ontstaan. Bij een paralytisch (verlammende) ileus is de beweging van de darm ernstig vertraagd of afwezig. De darm ligt stil. Dit kan het gevolg zijn van een buikvliesontsteking, een abces in de buik, alvleesklierontsteking, bepaalde medicijnen of een grote buikoperatie.

, mijn darm stond helemaal stil. Een levensgevaarlijke situatie en hij wilde me het liefst meteen opereren. Uiteindelijk ben ik de volgende dag geopereerd en is er 900 cc bloed weggehaald. De ileus was veroorzaakt door een bloeding in mijn buik.
Het herstel kwam langzaam op gang. Naast mijn bed lag een heel lief en rustig jongetje die gelukkig niets merkte van het gedoe met zijn moeder. Pas tien dagen na zijn geboorte kon ik hem voor het eerst in bad doen.

Geen gesprek
Na twee weken kon ik het ziekenhuis verlaten, twee littekens rijker: de eerste dwars onder mijn buik vanwege de keizersnede, de tweede verticaal door mijn buik vanwege de spoedoperatie.

Wat mij het meeste pijn heeft gedaan, is dat er nooit een gesprek is geweest tussen mij en de gynaecoloog. Hij heeft nooit de moeite genomen om met mij te praten. Als ik hem tijdens mijn opname tegenkwam op de gang, liep hij snel de andere kant op. Het was een collega-gynaecoloog die kort voor mijn ontslag op mijn bed heeft gezeten en zei: ‘Sorry, we hebben het niet goed gedaan met jou.’ Maar dat had ik liever van hém willen horen.

Het herstel heeft uiteindelijk acht maanden geduurd. Ik heb veel getwijfeld of ik mijn beroep als spoedeisende hulp-verpleegkundige nog wilde oppakken. Ik had me zo afhankelijk gevoeld van de verpleging tijdens mijn ziekenhuisverblijf, dat ik me afvroeg of ik zelf wel de nodige aandacht kon geven aan zieke mensen. Maar deze ervaring heeft me juist rijker gemaakt. Als verpleegkundige, en later ook als stafadviseur patiëntveiligheid in het ziekenhuis. Ik weet hoe belangrijk het is om empathie te tonen en te luisteren naar de patiënt of diens familie. En om daar ook echt iets mee te doen.


Agnès van Putten-Beloeil werkt als stafadviseur patiëntveiligheid in een academisch ziekenhuis. Zij was voorheen verpleegkundige op de Spoedeisende Hulp.

Share Button

Empathie, hoe moeilijk kan het zijn?

De vader van Mariska Overman is bang. Want de uitslag van het bevolkingsonderzoek darmkanker is positief.  In het ziekenhuis is er echter geen ruimte voor zijn angst.

Auteur: Mariska Overman

In november 2015 krijgt mijn vader een brief op de deurmat. Het is de uitslag van het bevolkingsonderzoek darmkanker, waaraan hij kort daarvoor mee had gedaan. De uitslag was positief, stond er. In gewoon Nederlands betekent dat dus eigenlijk negatief, zoals de meesten wel weten.

Er was bloed gevonden en een vervolgonderzoek wordt geadviseerd. Een keurige folder begeleidt deze boodschap, met daarin o.a. de cijfers over de uitslagen van onderzoeken in het bevolkingsonderzoek (van de 1000 mensen krijgen er 50 een colonscopie, daarvan blijken er 4 darmkanker te hebben). Mijn vader woont alleen. Hij ontvangt deze brief alleen. En hij denkt alleen maar: dit is een onderzoek naar darmkanker, en ze hebben iets gevonden. Ik heb dus misschien kanker.

Vervolgens duurt het zo’n anderhalve maand voor hij terecht kan voor een gesprek bij de MDL-verpleegkundige die gaat vertellen hoe het verder gaat. Op 6 januari 2016 zit hij daar aan tafel. Duidelijk nerveus. Ik zit naast hem. Direct gaat ze van start met de anamnese. Hoe vaak heeft u ontlasting? Hoe ziet de ontlasting eruit? Bent u vermoeider dan normaal? Bent u afgevallen zonder dat het de bedoeling was? Welke medicijnen slikt u? Vele vragen komen voorbij. Nuttige vragen, want ze vertellen iets meer over de gezondheidstoestand van mijn vader.

Daarna gaat het over de aankomende colonscopie, die een week later ingepland blijkt te zijn. Ze vertelt over de risico’s, zoals een darmperforatie. Mijn vader knikt. Ik vraag hem of hij weet wat een perforatie is. Dat weet hij niet. Ik leg het kort uit.

Senior man with depression during visit in psychiatrist

Halverwege het gesprek belt de verpleegkundige de internist, die ook even langs komt. Als hij binnen komt geeft hij een hand en buigt zich over het scherm van de verpleegkundige. Bijzonderheden? Nee. Bloedverdunners? Nee. Hij kijkt mijn vader even aan, die schudt zijn hoofd. Nee, geen bloedverdunners. Een iets hoge bloedruk, maar daar kijkt de huisarts regelmatig naar, dus dat is onder controle. De arts vraagt wanneer de scopie is gepland. En of hij die doet. Nee, dat doet een collega, zegt de verpleegkundige. Dan hoef ik hier verder niets te doen, zegt de arts. Hij geeft mijn vader weer een hand. Tot ziens, succes.

De verpleegkundige gaat verder. Minutieus wordt het te volgen dieet om de darmen voor het onderzoek schoon te krijgen uitgelegd. In een aardig tempo ook. Mijn vader blijft maar knikken. Plaatjes moeten e.e.a. verduidelijken. Bijzonder overigens, een plaatje van een schone en een gevulde darm worden vergeleken met plaatjes van een schone en een vieze voorruit van een auto. Er wordt gezegd dat er na het onderzoek wel iemand bij mijn vader moet zijn om de uitslag te horen, want door het roesje vergeet hij mogelijk wat er gezegd wordt. Na ongeveer 20 minuten is het verhaal klaar. Mijn vader krijgt de uitleg mee (dan kunt u het nog eens nalezen), plus recepten voor de laxeermiddelen.

Zijn er nog vragen, vraagt ze. Mijn vader schudt zijn hoofd. Nee, geen vragen.

Ik wel, zeg ik. Ik vraag waarom er alleen maar over fysieke zaken gesproken wordt. Waarom niet op zijn minst even gevraagd wordt hoe het gaat met mijn vader. Iemand schrikt van zo’n brief. En alle leuke statistische cijfers in een folder ten spijt, voor een individu blijft de kans op een slechte uitslag 50-50. Ik vraag of ze zich dat realiseert. Ja, natuurlijk. Maar in de folder staat… probeert ze verder te gaan.

Nogmaals benoem ik dat die folder niets zegt. Iemand is alleen. Krijgt zo’n brief, en denkt, ik heb misschien kanker. Zou je daar niet iets over moeten zeggen, iets moeten vragen? Ik leg zelfs nog uit dat zorg volgens mij meer dimensies heeft dan de fysieke. Maar de verpleegkundige voelt zich alleen maar ongemakkelijk. We weten nu nog niet of er iets aan de hand is, we moeten eerst nog onderzoek doen, werpt ze tegen.

Voor de 3e keer probeer ik duidelijk te maken dat realiteit en dat wat in iemands hoofd zit niet hetzelfde zijn, en dat je daar in dit gesprek iets mee zou moeten. Mijn vader zit inmiddels te huilen. Alle angst komt er nu wel uit. Maar helaas, de verpleegkundige gaat er niet verder op in. Ik begrijp het, zegt ze. Ik vraag het me af.

Hoe moeilijk kan het zijn, bij aanvang even vragen of iemand geschrokken is van de uitslag? Of vragen of iemand zich zorgen maakt?

Buiten staat mijn vader nog met rode ogen. Dat heeft toch geen zin zegt hij, je bent gewoon een nummer, kun je net zo goed niets van zeggen. Ik zeg dat ik vind dat ik wel iets moet zeggen. Dat ik vind dat dit slechte zorg is. Hoe moeilijk kan het zijn? Alleen bij aanvang bijvoorbeeld even vragen of iemand geschrokken is van de uitslag? Of vragen of iemand zich zorgen maakt, en welke dan? Of een beetje begrip verwoorden: dat je begrijpt dat het schrikken is en dat het nu spannend is en dat je snapt dat het, ook al is de kans op kanker klein, wel door het hoofd gaat? Zeker als je weet – ze benoemde het nota bene in de anamnese – dat iemand vrij recent een partner aan kanker verloor?

Mijn vader loopt naar huis. Hij gaat de papieren doorlezen. Want, zegt hij, die uitleg ging zo snel, ik snapte er niets van.

NB. Inmiddels heeft het onderzoek plaatsgevonden. Er is niets afwijkends gevonden.


Mariska Overman is mede-oprichter van Bureau MORBidee, dat zich actief inzet om de dood bespreekbaar te maken.

Share Button