Archives

‘Ik heb die familie iets vreselijks aangedaan!’

In een vlaag van onbezonnenheid staakte verpleeghuisarts Bert Keizer de medicatie van een bewoonster. Om goed te doen, dacht hij, maar de gevolgen waren ernstig.

Auteur: Matthijs Buikema
Fotograaf: Raphaël Drent

‘Zal ik maar met de deur in huis vallen? Mevrouw Jansen is 87 jaar oud. Ze woont al een jaar of vijf in het verpleeghuis, zit in een rolstoel en is niet ongelukkig in haar dementie. Ze heeft twee zoons die haar trouw iedere week bezoeken, hoewel ze beiden aan de andere kant van Nederland wonen. Ze hebben een goede band.

Op een dag hebben we een patiëntenbespreking en ik zie op de medicatielijst dat deze mevrouw Lasix gebruikt, plastabletten. “Dat gezeur ook altijd met die Lasix,” roep ik tijdens die bespreking, “iedereen slikt hier maar Lasix, nou is het wel mooi geweest.” En zonder er goed bij na te denken stop ik de Lasix.’

Zesendertig uur later krijgt mevrouw Jansen een asthma cardiale, zo’n heel vervelende, bedreigende benauwdheidsaanval. Op zich is dat wel te behandelen, maar het vervelende bij dit soort somatische complicaties op hoge leeftijd is dat er vaak veel angst bij komt kijken. Veel patiënten komen daar niet goed meer uit. Ze krijgen zo’n fatale knik en veren niet meer terug naar hoe ze waren.

Deze mevrouw gleed na mijn interventie langzaam af. Ze is nooit meer de oude geworden, werd stil en somber. Haar mobiliteit was ook slechter. Ze kon eerst nog een beetje staan en zichzelf redelijk redden in de badkamer. Na de astma-aanval kon ze alleen nog maar in en uit bed getakeld worden. De laatste maanden van haar leven waren heel beroerd.’

Schaamte
‘Ik vroeg mezelf natuurlijk af wat ik eigenlijk had gedaan. Had ik dit veroorzaakt met mijn Lasix-actie? Eigenlijk wist ik het wel, maar ik ging toch zoeken naar de bevestiging dat het niet door mij kwam. Ik probeerde de situatie in eerste instantie zo uit te leggen dat collega’s zouden zeggen dat het de Lasix niet kon zijn. Maar mijn collega’s konden geen ander verband vinden. De literatuur gaf ook geen verlossing. Uiteindelijk hebben we er een cardioloog bij gehaald. Die zei: “Als jij plotseling de Lasix stopt bij iemand die dat al lang gebruikt en er volgt een astma cardiale, dan zou ik zeggen: één plus één is twee.”

Ja, daar sta je dan. Ik schaamde me rot. Voor de blunder die ik had begaan. Voor het onbezonnen gemak waarmee ik die medicatie had stopgezet. Ik ben een opruimer als het om medicatie gaat. Hoe minder pillen, hoe beter, zeg ik altijd. Lasix is op termijn niet zo’n onschuldige pil, daar kun je nogal wat andere problemen mee krijgen. Maar een pil schrappen is dus ook niet altijd een goed idee.’

Voor de bijl
‘Tja, en dan moet je het gesprek aangaan met de zoons. Dat heb ik gerekt, ik geef het toe. Ik zag er enorm tegenop. Durfde niet te bellen. Ik had mijn fout voor hen kunnen verdoezelen. De mensen hier in huis zijn oud en een astma cardiale komt zo vaak voor. Maar dat durfde ik niet.

Dat is het leuke en het akelige van werken in een instituut: iedereen kijkt mee, zeker in een verpleeghuis. Als jij rare dingen uitvreet, krijg je dat onherroepelijk op je bord. Niet twaalf jaar later, zoals in sommige ziekenhuizen, maar nog dezelfde dag. Zowel door collega-artsen als door de verpleegkundigen en de paramedici waar ik mee te maken heb.

De verhoudingen in termen van macht zijn hier anders, hiërarchie onder zorgverleners bestaat niet. Dus krijg je kritiek, ongezouten en direct. Als ik mijn mond had gehouden over mijn aandeel, zou ik vroeg of laat zeker voor de bijl zijn gegaan. Dat zou niet worden geaccepteerd.

Dus heb ik de zoons in alle eerlijkheid verteld dat ík dit alles waarschijnlijk had veroorzaakt. Dat ík een ernstige medische fout had gemaakt en dat ik schuld zou bekennen als zij hiermee naar het Tuchtcollege zouden stappen. Natuurlijk had ik gehoopt dat ze mijn eerlijkheid zouden waarderen en het daar verder bij zouden laten. Maar dat zeiden ze niet, ze zouden erover nadenken.

Persoonlijk falen
‘Dan voel je je heel beroerd. Niet door de dreiging van een tuchtzaak, dat speelt helemaal geen rol op zo’n moment. Maar omdat je wrok voelt bij de familie. Die wrok wil je wegnemen, voor je eigen gemoedsrust. Ik heb hen iets vreselijks aangedaan wat ik niet meer recht kan breien. Dat is een pijnlijk gegeven waar ik verder mee moet. Dat de familie – wiens leed vele malen groter is dan dat van mij, laat dat duidelijk zijn – uiteindelijk afzag van een tuchtzaak, heeft dat gegeven niet minder pijnlijk gemaakt.’

Amsterdam 19-10-2009 Bert Keizer, tbv boekje Dit Nooit Meer. Foto Rapha‘l Drent

Het incident heeft veel indruk op me gemaakt. Uitermate deprimerende episode. Je bent in zo’n verpleeghuis gekomen om iets goed te doen. Als je vervolgens op zo’n onnadenkende manier een patiënt uit je handen laat vallen, is je hele aanwezigheid mislukt. Zo voelt dat tenminste.

Er is niemand geweest die mij tot de orde riep toen ik zomaar de Lasix van mevrouw Jansen wilde stoppen. We hebben allemaal onze individuele verantwoordelijkheid. Maar ik beschouw dit incident toch vooral als een persoonlijk falen met dramatische gevolgen.

De gebeurtenis heeft me gevormd. Ik probeer mijn stommiteiten tijdig de kop in te drukken. Mijn geluk als verpleeghuisarts is dat ik altijd mensen om mij heen heb die zich voortdurend controlerend bemoeien met wat ik doe. Dat is confronterend, maar ook nodig. Ik maak nogal eens medicatiefouten. Vergeet een allergie of schrijf een idiote dosis Haldol voor. Die fouten worden eruit gevist door de apothekersassistente en de verpleegkundige op de afdeling. Zij trekken onmiddellijk bij mij aan de bel als dat gebeurt. Zij zorgen ervoor dat mijn blunderpercentage op medicatiegebied vrijwel nul is.

Ik maak ook inschattingsfouten. Iemand valt, heeft pijn, maar ik kan niets vinden. Blijkt een week later dat er wel degelijk een heup gebroken is. Ik zie dat niet meer als een afschuwelijke blunder. Het is heel vervelend en je hebt het natuurlijk liever niet. Maar ik heb geen röntgenogen en kan moeilijk iedereen meteen naar het ziekenhuis sturen. Dan doe je het als verpleeghuisarts ook niet goed.

Ik heb geaccepteerd dat ik soms verkeerd gok. Vroeger schaamde ik me daarvoor. Je bent opgeleid om alles te weten en alles te kunnen. Jonge artsen leren nog steeds niet wat de betrekkelijkheid is van hun vak. Dat vind ik een slechte zaak. Leer ze liever dat ze elkaar straks hard nodig hebben, dat ze actief bij elkaar te rade gaan. Op die manier kun je voorkomen dat er individuen zijn die in hun eentje gaan aanmodderen, zoals ik heb gedaan met mevrouw Jansen.’

Dit is een bewerking van een verhaal dat eerder verscheen in het boek Dit nooit meer – Artsen vertellen over hun incident van Matthijs Buikema.


Bert Keizer
Bert Keizer werkte na zijn artsexamen in 1981 kort in een missieziekenhuis in Kenia om vervolgens aan de slag te gaan als specialist ouderengeneeskunde in Amsterdam. Keizer is niet alleen arts, maar ook filosoof en publiceerde vanuit beide achtergronden diverse boeken, waaronder Het Refrein is Hein(1994), Tijdelijk Feest (1998), Wittgenstein (2000) en Alles Wordt Niets (2002). Hij schrijft een wekelijkse column in Trouw en heeft een column in Medisch Contact.

Share Button

Niet dit been a.u.b.!

Humor kan een effectief wapen zijn om gedrag te beïnvloeden. Reclamemakers weten daar alles van. Maar werkt het ook in de zorg? ‘Er kan meer dan veel zorgmanagers denken.’

Auteur: Emma Boelhouwer

Het was destijds groot nieuws. Gorilla Bokito viel in 2007 in Diergaarde Blijdorp een bezoeker aan en verwondde haar ernstig. De bezoekster had veelvuldig liefdevol in de ogen van de gorilla gekeken. Daar was Bokito niet van gediend. Sterker nog: het liefdevolle gebaar zag hij als een bedreiging voor zijn familie.

Hoewel je zou denken dat bezoekers na het voorval pas op de plaats zouden nemen, was dat allerminst het geval. Ze lokten Bokito nog meer uit dan voorheen. Waarschuwingsbordjes ten spijt.

Wat te doen? Het dierenpark zorgde voor surveillanten en meer afstand tot de gorilla’s, verzekeringsmaatschappij FBTO bedacht een pr-stunt. De zogenaamde Bokitokijker. Een kartonnen brilletje met op elk glas een tekening van een oog dat schuin omhoog kijkt. Vooral niet rechtstreeks naar het dier. “Een leuke gimmick”, zegt Marc Damen, directeur van Diergaarde Blijdorp. “Je leert mensen spelenderwijs iets over hun gedrag.”

voorbeeldbokitokopie

Niet zeggen wat moet, maar mensen prikkelen tot veilig gedrag. Humor om gedrag te veranderen. Kan de zorg daar wat van opsteken? Damen: “Humor is leuk voor een dierenpark, want mensen komen er sowieso al om vermaakt te worden, maar in de zorg heb je te maken met een hoop ellende. Als iemand net heeft gehoord dat hij terminaal ziek is, moet je volgens mij niet met algemene grappen aankomen. Dat kan kwetsen.”

Dit been niet!
Humor in de communicatie met patiënten is inderdaad lastig, zeggen ingewijden. Voorbeelden kennen zij ook niet. Humor- en gezondheidspsycholoog Sibe Doosje van het Humorlab: “Het gaat bij patiëntveiligheid om erg serieuze zaken. Allereerst moeten daarom alle voorzorgsmaatregelen om incidenten te voorkomen genomen zijn. Overleven is een belangrijker facet dan humor. Als je in een bos een beer tegenkomt is het ook niet effectief om grapjes te gaan maken. Ook ken ik geen onderzoek waaruit blijkt dat humor beter werkt dan veiligheidinstructies.”

Eerst goede instructies, daarna kan humor eventueel wél ingezet worden om behandelaars goed van de instructies te doordringen. Doosje: “Mits het gepast is.” Patiëntverwisseling bijvoorbeeld. “We weten uit onderzoek dat er veel mensen onnodig geopereerd worden en dat er onnodige missers plaatsvinden. Behandelaars werken nu met simpele vragenlijsten om dat te voorkomen. Welk been moet er nou echt af? Zoiets zou je op ludieke wijze visueel kunnen maken door met een stift op het goede been ‘Dit been niet!’ te schrijven.”

Trainer Gijs van Dinther: ‘Voorzichtigheid met grappen is natuurlijk geboden. Maar er kan meer dan veel managers in de zorg denken’

Verwisselteam
Iets soortgelijks vond plaats in het Admiraal de Ruyterziekenhuis (locaties Goes, Vlissingen, Zierikzee en Middelburg). Sinds april 2013 hebben ze daar een maandelijkse themaweek rondom kwaliteit en veiligheid. Patiëntverwisseling was zo’n thema. Vier medewerkers gingen gekleed in OK-jassen langs de afdelingen. De OK-jassen hingen vol met markeerstiften en bloedbuisjes. Markeerstiften om de juiste patiënt te kunnen markeren, bloedbuisjes om aan te geven dat ook materiaal per ongeluk verwisseld kan worden. De vier van het zogenaamde ‘verwisselteam’ droegen een masker met het gezicht van een ander en polsbandjes met hun eigen naam erop. Aan de collega’s om uit te zoeken wie nou wie was.

[ref] [/ref]

[panel style=”panel-default”]
[panel-header]
Humor in bedrijf[/panel-header]
[panel-content]

[/panel-content]
[/panel]

Jody van Boven van de afdeling Bureau Kwaliteit en Veiligheid was verkleed: “Iedereen moest erg lachen, en we merkten dat ze er echt even stil bij stonden. De afdelingen moesten een quiz doen en bij een Eet & Weet lunchpresentatie reikten we een prijs uit aan de afdeling die het beste scoorde. Elke maand behandelen we een thema tijdens een zogenaamde Eet & Weetbijeenkomst en zorgen we voor een korte interactie op de afdeling. Zo hebben we even hun volledige aandacht.”

Edje
Humor is nog geen gemeengoed in de zorg, maar her en der komen blijkbaar toch lokale initiatieven op. Ook het Academisch Medisch Centrum (AMC) in Amsterdam waagde zich er aan.

Al jaren probeerde het AMC de opkomst voor de griepprik onder het personeel omhoog te stuwen. Artsen en verpleegkundigen kregen een serieuze brief met allerlei argumenten waarom een griepprik belangrijk is voor de patiëntveiligheid. Desondanks bleef de opkomst steken op 22 procent.

Afgelopen herfst besloot de arbo-dienst het anders aan te pakken. Communicatiemedewerker Marc van den Broek: “We zijn voor de griepprikcampagne met het Loesje-idee aan de haal gegaan. Dezelfde lay-out en lettertype, maar teksten als Patiëntveiligheid voor een prikkie, Een geprikt mens telt voor twee, Beter tien prikken in de arm dan één op de afdeling en Surf niet mee met de griepgolf. We ondertekenden met Edje. Ed is het gezicht in het AMC van de arbo-dienst en verantwoordelijk voor de prikken.”

Edje week 1a

Het bleef niet bij posters op A3 formaat, op één van de centrale pleinen kwam een grote banner te hangen van vier bij zes meter. Elke week veranderde de tekst. “Om het spannend te houden. De opkomst is gestegen met 50 procent. Dat is mooi. Aan de vele reacties te horen heeft de actie flink aan het denken gezet.”

Beetje braaf
Leuke ludieke acties, maar misschien nog wel een beetje braaf. Volgens Gijs van Dinther kun je meer prikkelen met de provocatieve stijl: ongewenste situaties of gedrag sterk overdrijven, tot het belachelijke aan toe. Van Dinther is aanhanger daarvan. Hij traint behandelaars om de stijl te gebruiken tijdens therapieën, coaching of aan het bed.
Overal waar gedrag halsstarrig is geworden en niet meer effectief, kun je volgens hem humor inzetten om het te doorbreken. Ook op algemene waarschuwingsbordjes.

“Om artsen er op te attenderen dat ze echt hun handen moeten wassen als ze de OK in gaan, kun je een tekst gebruiken als: Handen wassen? Dacht het niet, daar worden patiënten hard van! Met een grappige foto van een arts in laarzen in een extreem vieze OK. Om hem heen varkens en op de patiënt een kip. Zo’n boodschap komt beter aan.”

Twinkle
Vereiste is dat de boodschap nooit belerend of vanuit frustratie wordt gebracht, maar altijd met een twinkle in the eye. “De naam provocatief vind ik daarom zelf niet helemaal juist. Daar zit iets venijnigs in. Ik noem het: gedrag doorbreken met humor. Humor omzeilt het natuurlijke defensiesysteem tegen nieuwe informatie. Voorzichtigheid is natuurlijk geboden. Als mensen er niet om kunnen lachen, heb je het niet goed gedaan of is het niet gepast. Maar er kan meer dan veel managers in de zorg denken.”


Lachen is pijnstillend, ontspannend en helpt mensen om te gaan met hun angsten. Het toepassen van humor is dan ook een officiële verpleegkundige interventie. Voor de verpleegkundige zelf is gebruik van humor een goede remedie tegen burn-out. Auteur Marcellino Bogers laat in Humor als verpleegkundige interventie zien wat de werking, effecten en mogelijkheden zijn van het gebruik van humor in de zorg.

Share Button

Nanocoating tegen bacteriën

De grootste vijanden van elk ziekenhuis zijn maar 0,001 tot 0,005 mm lang. Toch zijn ze destructief en soms zelfs dodelijk: bacteriën. Is nanocoating een structurele oplossing?

Auteur: Guido van de Wiel

Waar gaat het om?
Het gaat om de nanocoating Environ-X, een coating die hecht op alle oppervlaktes en niet kan worden weggepoetst met andere middelen. Ze zorgt ervoor dat de organische vervuiling niet kan hechten. Door de coating eenmalig aan te brengen maak je belangrijke medische omgevingen – denk aan operatiekamers, spoedeisende hulp maar ook ambulances – zeker voor een jaar bacteriearm.

Een jaar lang niet schoonmaken?
Regelmatig reinigen met een vochtige doek is voldoende om een hygiënische situatie te behouden. Meer niet. De coating is minimaal één jaar, maar in veel gevallen zelfs na drie tot vijf jaar nog altijd werkzaam. Ze reduceert bacteriën en virussen en voorkomt schimmelvorming. De coating wordt in sprayvorm aangebracht en komt zo ook op moeilijk bereikbare plekjes, zoals tussen schroefdraad of lastige hoekjes. Vaak ontstaan daar juist bacteriële besmettingshaarden. Als Environ-X eenmaal is aangebracht, hoeven er veel minder agressieve reinigingsmiddelen en desinfectiemiddelen te worden toegepast. Dat levert niet alleen een flinke kostenbesparing op,  het is ook nog eens veel beter voor het milieu.

Wetenschappelijk bewezen?
Ja. Bacteriologisch onderzoek leert dat het gaat om een veilige aanpak. Dit is ook wat Hans Immink, coördinator afdeling ziekenhuishygiëne en infectiepreventie (Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis) en directeur van Hygiëne Adviesbureau Immink (Microbiologische validatie van medische apparatuur en producten), beweert. ‘Na aanvankelijke scepsis ben ik tijdens het onderzoek aangenaam verrast door de resultaten’, zegt hij.

Een voorbeeld uit de praktijk?
Onderzoeksjournalist en voormalig internist Jan Taco te Gussinklo publiceerde deze statistieken waarin het aantal cfu (Colony Forming Units) maandelijks is gemeten in een sauna. Ook in kinderdagverblijven, politiecellen en tandartspraktijken heeft fabrikant Nanoservices BV goede resultaten bereikt.

En op medisch gebied?
Er zijn testen gedaan met ambulances in veiligheidsregio Rotterdam. De verontreiniging van diverse oppervlakten werd vastgesteld door de hoeveelheid ATP (adenosinetrifosfaat ) die erop aanwezig is te meten. Al deze testen vielen positief uit, aldus de fabrikant. Inmiddels heeft de Regionale Ambulancevoorziening (RAV) grote interesse voor de techniek. Vreemd eigenlijk dat de zorg deze coating niet veel eerder massaal heeft omarmd.

De techniek van nanocoating zal de kans op uitbraken van multi-resistente bacteriën enorm reduceren

Wat is er in de praktijk aan gezondheidswinst te boeken?
In Krefeld in Duitsland heeft Nanoservices BV de zogenaamde human contact points behandeld van een kinderhospice. In het naastgelegen Kindergarten Caritas hebben ze de effecten van de behandeling gemeten door te kijken naar het ziekteverzuim. Daar gold in de klassieke griepperiode van november tot maart een ziekteverzuim van zo’n 25 procent. Toen daar vier jaar geleden de trapleuning, alle lichtknoppen, deurknoppen en de toiletten zijn behandeld, viel het ziekteverzuim in het eerste jaar terug tot 7 procent, in het tweede jaar tot 9 procent en in het derde jaar tot 12 procent.

Kritische noot?
Environ-X gaat banen kosten in de schoonmaakbranche. De wereld van reinigen gaat de komende jaren flink veranderen, voorspelt Dimmen Breen, directeur van Nanoservices BV. ‘Europa wil af van agressieve reinigingsmiddelen. In de medische wereld blijven uiteraard wel schoonmakers aan de slag, maar Environ-X toegepast op ramen bijvoorbeeld, neemt het werk van gevelreinigers grotendeels uit handen. Als de ramen eenmaal behandeld zijn, hoef je ze namelijk jarenlang niet meer te wassen.’

0514 2hydrophobic-coating-537x358

Duur zeker?
De prijs is afhankelijk van de situatie – denk aan toegankelijkheid en hoogte van ruimtes –  en ligt in de praktijk tussen 11 tot 16 euro per vierkante meter. Medische instellingen besparen echter met dit middel op de inzet van reinigingsmiddelen en het allerbelangrijkst: het zorgt voor verhoging van de patiëntveiligheid.

Voorbeeld?
Neem de uitbraak van de multiresistente Klebsiella-bacterie Oxa-48 in 2010 en 2011 in het Maasstad Ziekenhuis in Rotterdam. Dat heeft tot vele besmettingen geleid. Er zijn daar zelfs drie patiënten onnodig overleden en de hele situatie heeft ertoe geleid dat de directeur moest opstappen. Alle claims en proceskosten heeft het ziekenhuis zo’n tien miljoen gekost én een fikse deuk in hun imago. De techniek van nanocoating zal de kans op dit soort uitbraken enorm reduceren.

Meer weten?
www.nanoservices.nl en www.nanopodium.nl

 

 

 


Share Button

‘Ik heb anderen een vreselijk trauma bezorgd’

Psychiater Michiel Hengeveld onderschatte de depressie van de cliënt die tevens zijn collega was. Ze bezwoer hem dat ze niks geks zou doen maar dezelfde avond was ze dood.

Auteur: Matthijs Buikema
Fotograaf: Raphaël Drent

‘Er was een vrouw binnengebracht die zich even daarvoor voor de trein had geprobeerd te werpen. Ze was lichtgewond. Het bleek om een hoofdverpleegkundige te gaan die in ons ziekenhuis werkte. In zo’n geval stuur je geen aios, maar doe je zelf de beoordeling. Het gaat toch om een collega. Maar juist omdat het om een collega ging en ik een zekere empathie voor haar voelde, maakte ik een verkeerde inschatting. Ik realiseerde me niet hoe gevaarlijk ze was.

De vrouw was alleenstaand en had een ernstige depressie met lichamelijke klachten. Daarvoor was ze al eens in behandeling geweest bij een maatschappelijk werker, maar niet psychiatrisch en ze had nooit medicatie gebruikt. Ik wilde haar eigenlijk opnemen in een gesloten inrichting. Dat vond ze vreselijk. Ze zag geen heil in zo’n behandeling en was bang dat ze daarna nooit meer als verpleegkundige in het ziekenhuis zou kunnen werken. Ze zou zich er vreselijk voor schamen. Ik begreep dat eerlijk gezegd wel, het stigma waar ze tegenaan zou lopen, en had het met haar te doen.

Ik zag er ook een signaal in dat de ernst van haar suïcidepoging waarschijnlijk meeviel: ze dacht immers alweer na over haar werk, over haar toekomst. Daarnaast had ze slechts lichte verwondingen oplopen, dus misschien was de poging eerder een noodkreet geweest.

‘Ik heb de ernst van haar suïcidaliteit zwaar onderschat’

Ik heb met haar onderhandeld. Uiteindelijk wilde ze wel opgenomen worden op onze open afdeling. Ze bezwoer me dat ze niks geks ging doen. Ze was juist blij dat ze er naar toe kon en geholpen zou worden. Ik was ondertussen ook blij dat ik dit relatief snel had kunnen afhandelen, want ik was jarig en had die middag vrij. Ik moest zelfs een beetje opschieten, want er waren thuis allemaal dingen geregeld. Ik heb haar overgedragen en ben snel naar huis gegaan.’

Zwaar onderschat
‘Die kliniek zat bij ons op de vierde verdieping. Elke verdieping had een balustrade die uitkeek op een grote centrale hal. Twee, drie uur nadat ik weg was gegaan is de vrouw de afdeling af gelopen en over het hek van de balustrade geklommen. Daar is ze op een kleine richel gaan liggen. De aios psychiatrie is er naar toe gegaan en heeft vanaf de andere kant van het hek op haar in staan praten.

Dat heeft vrij lang geduurd. Een half uur, misschien wel een uur. Uiteindelijk heeft ze zich toch naar beneden laten rollen, voor de ogen van de aios en vele andere mensen. Ze is die avond aan haar verwondingen overleden.

004rd_michiel_hengerveld

Dit incident vergeet ik nooit meer omdat ik de ernst van haar suïcidaliteit zwaar heb onderschat. Er komen in het ziekenhuis zo’n driehonderd patiënten per jaar binnen die een poging hebben gedaan. De meeste van hen zijn ambivalent en gebruiken hun suïcidepoging meer als signaalfunctie dan dat ze echt dood willen. Die laten we meestal weer naar huis gaan.

‘Mijn grootste fout is dat ik het incident nooit heb besproken met de aios’

Er zijn allerlei criteria om dat te beoordelen. Eén daarvan is de gevaarlijkheid van de eerste poging, met de kennis die de patiënt heeft. Er zit nogal een verschil tussen iemand die vijftig slaappillen inneemt en iemand die voor de trein springt. Die laatste is gevaarlijker, zoals mijn patiënt. De kans dat je een treinongeluk overleeft, is immers veel kleiner dan wanneer je slaappillen slikt.

Waar je ook rekening mee moet houden is of iemand van te voren mensen heeft gewaarschuwd. Dat kunnen ze gedaan hebben om op tijd gestopt te worden. Mijn patiënt had tegen niemand iets gezegd en was op een plek langs het spoor gaan staan waar niemand had kunnen tegenhouden. Een signaal dat ze dat ook echt niet had gewild. Zij zag ook geen heil meer in een behandeling, wat je vaker ziet bij mensen die zich serieus van het leven willen beroven. Ook dat signaal heb ik gemist. Ik heb er gewoon niet goed over nagedacht toen ik deze vrouw beoordeelde. Dat ik haast had omdat ik naar huis wilde, heeft daarbij zeker meegespeeld.’

Niet op teruggekomen
‘Mijn grootste fout is echter dat ik het incident nooit heb besproken met de aios. Het moet voor hem een vreselijk traumatisch moment zijn geweest. Dat vind ik achteraf bezien eigenlijk nog het allerergste. Dat ik hem en anderen met deze vreselijke omstandigheden heb belast omdat ik de signalen niet goed heb opgepikt.

De aios is die middag weliswaar opgevangen door het afdelingshoofd en ik heb de volgende ochtend nog wel iets tegen hem gezegd. Maar echt uitgebreid heb ik hem hierover niet gesproken. Ik vond dat moeilijk, misschien omdat ik me schuldig voelde. En ik vond het ook lastig omdat hij een zelfverzekerde, stevige man was die de indruk gaf  dat hij het allemaal wel aankon. Hij vroeg er op dat moment niet om. Toch vind ik het niet correct dat ik er nooit meer op ben teruggekomen.

Ik heb ook geen contact gehad met de nabestaanden. Dat vind ik achteraf nogal opmerkelijk. Vooral omdat ik studenten in mijn colleges vertel dat ze altijd contact moeten houden met de patiënt of de nabestaanden na een incident. Wees actief daarin, ook als patiënt of familie dat niet willen.

Ik zie in het Tuchtcollege, waar ik lid van ben, te vaak dat patiënten en familie zich na een medische fout in de steek gelaten voelen. Omdat zorgverleners uitermate terughoudend zijn om contact te zoeken en te houden. Vaak zeggen zorgverleners dat de patiënt of de nabestaanden altijd contact met ze kunnen opnemen, maar daar hebben ze natuurlijk moeite mee. Soms zijn ze boos of bang. Je moet ze als zorgverlener daarbij helpen en er achteraan blijven zitten. Op die manier zijn veel escalaties te voorkomen.’

Mortaliteit
‘In de psychiatrie loop je vooral risico’s bij het beoordelen van suïcidaliteit. Daar ligt onze mortaliteit. Zeker bij mensen die al eerder een poging hebben gedaan. Die houden soms hun mond daarover, want ze weten dat ze anders opgesloten kunnen worden. Dat is een ingewikkelde situatie waarbij je als psychiater soms de fout in gaat. Het is niet zo zwart-wit als bij bijvoorbeeld chirurgie. We kunnen het simpelweg niet altijd zien aankomen.

We hadden ooit een vrouw op de afdeling die goed aan het terugkrabbelen was na een ernstige depressie. Ze oogde weer enigszins levenslustig en sterk. In het weekend zou ze naar een vriendin gaan. Die vriendin dacht dat ze naar een andere vriendin zou gaan. Niet dus. Ze had haar suïcide in stilte voorbereid, niemand had het zien aankomen. Daar doe je als zorgverlener weinig aan.

Bij de verpleegkundige die suïcide pleegde lag dit anders. Ik kan het wel voor mezelf vergoelijken door te zeggen dat deze vrouw na een half jaar misschien alsnog een poging had gedaan. Maar dat is helemaal niet zeker. Een ernstige depressie is goed te behandelen. Ze had haar werk misschien weer kunnen oppikken.’

Oppassen met bekenden
‘Ik schaam me niet voor mijn verkeerde inschatting, vind het ook niet lastig om het mensen te vertellen. Het heeft me wel geraakt en veranderd. Ik ben anders tegen het beoordelen van patiënten met suïcidaal gedrag gaan aankijken. Ik heb me daar zelfs verder in gespecialiseerd. Ik ben me ook bewuster geworden van de rol die ik heb naar aios en studenten. Dat die te allen tijde op mij moeten kunnen terugvallen als dat nodig is. Dat ik me niet verstop als het moeilijk wordt.

‘Ik schaam me niet voor mijn verkeerde inschatting, maar het heeft me wel geraakt en veranderd’

Ik ben eveneens beter gaan uitkijken met mensen die op een of andere manier dichter bij je staan. Bekenden, familie, collega’s. Je moet oppassen dat je die niet op een andere manier behandelt dan de gemiddelde patiënt. Je bent vaak toch wat overbezorgd of juist ‘onderbezorgd’. Dat werkt fouten in de hand.

Bij mij moest ooit een verstandskies worden verwijderd door de kaakchirurg. Omdat ik een collega was, werd ik behandeld door de professor die op dat moment niet meer zo veel patiënten behandelde. Tijdens die behandeling liep ik een brandwond op omdat een of ander apparaat te heet was geworden. Ik voelde dat niet door de verdoving en de professor had het niet in de gaten. Ik weet niet of het zijn schuld was, maar sinds die ervaring laat ik me toch liever als een gewone patiënt behandelen. Ik heb alle vertrouwen in aios.’

Dit is een bewerking van een verhaal dat eerder verscheen in het boek Dit nooit meer – Artsen vertellen over hun incident van Matthijs Buikema


Michiel Hengeveld studeerde geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam. In 1979 begon hij als psychiater in het Leids Universitair Medisch Centrum. Hij was van 1988 tot 2003 bijzonder hoogleraar medische seksuologie aan het Universitair Medisch Centrum Utrecht. Van 2001 tot zijn emeritaat in 2010 was hij hoogleraar-afdelingshoofd Psychiatrie in het Erasmus MC in Rotterdam. Hij is  lid van het Regionaal Tuchtcollege in Den Haag, lid van de Raad van Toezicht van twee ggz-instellingen, vicevoorzitter van de visitatiecommissie van Stichting TOPGGz en voorzitter van de redactie van MGv, medium voor ggz en verslavingszorg. Hij publiceerde vele artikelen en boeken over psychiatrie en seksuologie.

Share Button

Minder agressie, minder dwang

GGZ instelling Bavo Europoort wist het aantal agressie-incidenten onder patiënten die in een psychische crisis verkeren, met bijna drie kwart te verminderen. Hoe lukte ze dat?

Auteur: Annemiek Manuel

“Hij doet het niet! Dat ding pikt al mijn geld in!” Gijs van Dijk (23) slaat met zijn vuisten op de sigarettenautomaat. “Waarom mag ik geen sigaretten!” schreeuwt hij. Gijs is eerder deze week in psychotische toestand opgenomen op de acute opnameafdeling van de psychiatrische instelling Bavo

Europoort.

Bavo Europoort biedt psychiatrische zorg in Rotterdam en omstreken, en op de Zuid-Hollandse eilanden. De acute opnameafdeling van Bavo Europoort biedt zesentwintig bedden en twee SEH-bedden voor patiënten met ernstige psychische crisis tussen de 18 en 65 jaar.

Zijn ogen staan onrustig. Hij zoekt naar geheime camera’s die hem zouden bespieden.
Zijn begeleider is bezorgd over het verwarde en agressieve gedrag van Gijs. De situatie kan gemakkelijk escaleren. Als hij Gijs terug heeft gebracht naar zijn kamer, loopt hij de risico factoren langs om met zijn  collega’s te bespreken.

Risicotaxatie
Het taxeren en evalueren van risico’s is een belangrijke taak van zorgprofessionals in  psychiatrische instellingen als Bavo Europoort. Maar hoe doe je dat zo transparant mogelijk? Wat voor de een ‘gevaarlijk en escalerend gedrag’ is , noemt de ander ‘onrustig gedrag’. Wanneer besluit je medicatie in te zetten om de onrust bij een cliënt te bestrijden? Wanneer is een interventie als separeren geoorloofd? “Tussen overschatting en onderschatting van de toestand van Gijs zit een wereld van verschil”, zegt Raymond Wiskie, verpleegkundige op de acute opnameafdeling van Bavo Europoort.

Het gedrag van ontregelde psychiatrische patiënten kan soms zo escaleren dat zij een gevaar vormen voor zichzelf en anderen. Een dwangtoepassing zoals separatie was vroeger de meest gebruikte oplossing. Wiskie: “Maar bij Gijs zou dat tot nog meer paniek kunnen leiden. Hij zou bovendien in dit stadium zijn vertrouwen in de zorgverleners kunnen verliezen. Soms is ervaring met klinische observaties gewoon niet genoeg om de juiste inschatting te maken.”

0414Crisis

Checklists
Daarom zocht Bavo Europoort naar een manier om in een zo vroeg mogelijk stadium en op een zo objectief mogelijke manier dreigende escalaties te signaleren. Om daarmee erger te voorkomen. In 2007 vonden ze een tool die werkbaar was: de CrisisMonitor.

De CrisisMonitor, die samen met Radboud Universiteit Nijmegen en Erasmus MC werd ontwikkeld, is vooral gebaseerd op twee checklists. Een eerste (de Broset Violence Checklist, BVC) richt zich met zes observatiepunten op dreigend gedrag. Bijvoorbeeld verwardheid, geïrriteerdheid, fysiek dreigend of verbaal dreigend gedrag. De tweede (een verkorte versie van de Kennedy As 5) scoort onder meer de actuele ernst van psychische problemen, sociale vaardigheden, geweld en de dagelijkse hygiëne. De observatielijsten worden dagelijks tijdens  de dienst ingevuld op een hiervoor ontworpen scoringslijst. Dat gebeurt zoveel mogelijk samen met een collega om objectief te werken.

“We hebben het aantal dreigende escalaties en onveilige situaties aanzienlijk beperkt met de CrisisMonitor”

Eén taal, snel resultaat
Wiskie: “Je kunt bij de Broset Violent Checklist scores alleen kiezen voor een ‘ja’ of een ‘nee’, dus niet voor ‘een beetje’. Verder zijn er duidelijke criteria voor het scoren van Kennedy As 5. Daar schuilt vooral de kracht van de CrisisMonitor. We spreken nu één taal. Zo hebben we met elkaar snel een helder beeld van de toestand en stemming van een patiënt. Bovendien zijn de lijsten kort. Het kost weinig tijd om ze in te vullen. Zo kunnen we vier tot acht uur van te voren een dreigende escalatie te signaleren. Dat is belangrijk. Het geeft ons tijd om te overleggen met collega’s en de meest geschikte interventie kiezen.”

Bij een agressieve en achterdochtige cliënt als Gijs kan zijn begeleider, met de observatielijsten in zijn achterhoofd, snel vaststellen wat de score van Gijs zal zijn. Zo kan hij sneller actie ondernemen, al of niet in overleg met een collega, om Gijs tot rust te brengen. Bijvoorbeeld door noodmedicatie, een gesprek, een time out op de kamer of een wandeling.

Naast de dagelijkse scores worden met de CrisisMonitor ook wekelijks scores bijgehouden. “De administratieve druk neemt hiermee wel toe”, zegt Wiskie, “maar de resultaten zijn enorm interessant. Zij geven ons een indruk van de risico’s op de middellange termijn. We zijn daardoor beter in staat het behandelbeleid voor een patiënt vast te stellen.”

Effect versterken
Inmiddels is de CrisisMonitor ook omarmd door andere instellingen in de geestelijke gezondheidszorg. De resultaten bij Bavo Europoort geven daartoe voldoende vertrouwen: Het aantal agressie-incidenten is er met 68 procent teruggedrongen. De gemiddelde separatieduur met 45 procent. Het aantal separatiekamers is inmiddels teruggebracht van acht naar drie. Bavo Europoort ontving dan ook in 2012 de IGZ

ZorgVeiligPrijs

Met de IGZ ZorgVeiligPrijs beloont de Inspectie voor de Gezondheidszorg positieve prestaties op het gebied van patiënt- en cliëntveiligheid. Door goede initiatieven zichtbaar te maken kunnen zorgaanbieders van elkaar leren en kan de kwaliteit van de zorg verbeteren. IGZ reikt de prijs jaarlijks uit. De jury was van mening dat de CrisisMonitor een grote bijdrage levert aan het terugdringen van separaties en agressie-incidenten. En dat is van belang voor het verbeteren van de veiligheid van patiënten en medewerkers in de acute psychiatrie.

voor het instrument.

Is Raymond Wiskie tevreden? “We willen het liefst alle dwangtoepassingen uitbannen al is dat vooralsnog een utopie. Toch kan het nog beter door de CrisisMonitor op termijn te integreren met bijvoorbeeld het zogenaamde crisisontwikkelingsmodel dat nog preciezer kijkt naar de stadia van een crisis en de begeleiding die hierbij past.” De patiënt zelf kan ook een actieve rol spelen. “Zij zijn vaak heel goed in staat om aan te geven welke interventies goed werken bij hen. Zo maak je de switch van beheersing van de situatie, naar samenwerking met de patiënt. Dat komt kwaliteit en veiligheid in de geestelijke gezondheidszorg zonder meer ten goede!”


Share Button

Mr. Black Box

Vier jaar geleden introduceerde Martijn Kriens de zwarte doos voor de OK. Hoever staat het daarmee? En gaat het inderdaad veel vermijdbare schades voorkomen? ‘Met een medische black box kunnen artsen en verpleegkundigen systematisch van elkaar leren.’

Auteur: Stef Verhoeven
Fotograaf: Ed van Rijswijk

De verwachtingen waren hooggespannen toen een initiatiefgroep in 2010 het fenomeen ‘Black Box op de operatiekamer’ introduceerde. De media-aandacht was overweldigend. Kennelijk spreekt het idee tot de verbeelding. De techniek was er klaar voor maar de zorg zelf nog niet. Zou de kwaliteit en veiligheid in de OK echt gediend zijn met zo’n zwarte doos? Was het niet gewoon een zwaard van Damocles boven het hoofd van de chirurg? Nu, vier jaar en vele strategische gesprekken later staat zendeling Martijn Kriens, een van de initiatiefnemers van het project, in de startblokken om de black box in een operatiekamer toe te passen.

Heb je al ervaring opgedaan met de black box?
“We hebben onlangs een proef afgerond in het dierenlab van het Radboud. Met varkens die onder narcose worden gebracht. Na een geheime interventie, bijvoorbeeld een slagaderlijke bloeding, komt het operatieteam binnen – in dit geval artsen in opleiding van de spoedeisende hulp – met de opdracht: zoek zo snel mogelijk de oorzaak van het probleem en los het op. Zo’n varken is een heel goed model, omdat er allerlei complicaties optreden die je niet helemaal kunt voorzien. Dus daar hebben we de techniek van de black box mee uitgetest. We kennen nu de beste cameraposities, de juiste instellingen van het audiosignaal, de kwaliteit van de microfoons en alle andere technische details. Die standaard set-up is nu geïmplementeerd in een echte OK.”

Het gaat er nu dus echt van komen?
“In technische zin is alles voorbereid. Het is een kwestie van inpluggen van de technologie. Ik ben met een aantal ziekenhuizen in gesprek over pilotprojecten in hun operatiekamers. Er zijn grote stappen gezet maar we zijn er nog niet.”

‘60 procent van de vermijdbare doden in ziekenhuizen valt op de operatiekamer. Vaak zijn ze terug te voeren op gebrekkige communicatie binnen het team’

Waarom aarzelen de ziekenhuizen nog?
“Niet alle chirurgen houden ervan om op de vingers gekeken te worden. Er is ook angst dat de gegevens uit deze zogenaamde medical data recorder gebruikt kunnen worden voor gerechtelijke vervolging van een arts na een medische ‘fout’. Ze willen waterdichte garanties over de omgang met de data die we verzamelen. Stel dat er iets ernstigs misgaat tijdens een operatie, wat gebeurt er dan met de data? Dat begrijp ik wel, maar voor ons staat maar één doelstelling voorop: leren van fouten om de kwaliteit van de zorg te verbeteren. Die data zijn puur bedoeld als input voor reflectie, leren en coaching. En voor onderzoek natuurlijk.”

Mooi. Maar data en camerabeelden gaan soms een heel eigen leven leiden.
“Voor de zwarte doos in een vliegtuig gelden heel heldere regels: Justitie mag die gegevens niet inzien en de rechter mag zelfs het rapport van de Onderzoekraad voor Veiligheid niet gebruiken voor de onderbouwing  van zijn vonnis.”

Ligt dat bij uw black box anders?
“Voor waterdichte garanties moet je de wetgeving veranderen. Dat is een weg van lange adem. Het is ons gelukt om afspraken te maken met de Inspectie voor de Gezondheidszorg, maar met de officier van justitie ligt dat lastiger. Die voert immers de wet uit. Ik probeer nu een intentieafspraak met Justitie te maken voor de duur van dit onderzoek en tegelijkertijd de politiek te bewerken om de wetgeving op dit punt aan te passen.”

Dat vergt uithoudingsvermogen.
“Zeker. Het is ontzettend moeilijk om alle partijen rond zo’n operatiekamer op een lijn te krijgen. Het is een kruiwagen met kikkers, telkens springt er weer eentje uit.”

Blijkbaar wordt de urgentie niet gevoeld.
“Dat is toch vreemd? Zestig procent van de vermijdbare doden in ziekenhuizen vallen op de operatiekamer, bij de snijdende specialismen. Vaak zijn ze terug te voeren op gebrekkige communicatie binnen het team. De operatiekamer is daarmee de meest risicovolle plek in een ziekenhuis. Het is dus echt de moeite waard om heel precies te kijken naar de interactie binnen zo’n operatieteam. Door daar systematisch naar te kijken kun je als team gewoon beter worden en kun je uiteindelijk behandelmethoden perfectioneren.”

MartijnKriens_EvR_7360a

In een van je presentaties over de black box citeer je Multatuli: We nemen het anderen meer kwalijk  dat ze onze fouten kennen, dan onszelf dat we daaraan mank gaan.
“Elke arts heeft aan het eind van zijn carrière zijn eigen kerkhof. Gemiddeld zijn dat drie grafzerken per arts als gevolg van vermijdbare fouten. Dat aantal kan substantieel omlaag als we bereid zijn met elkaar te praten over die fouten en ervan te leren. Je moet niet alleen zelf willen leren van je fouten, je moet ook willen dat anderen leren van jouw fouten. Ik pleit met de black box voor een vorm van systematisch leren die in de vliegwereld heel gewoon is geworden. Let wel: in de luchtvaart zijn er zes vermijdbare doden op 10 miljoen vluchten, in de OK zijn er zes vermijdbare doden op 10 duizend operaties.”

Waarom lukt dat systematisch leren in de vliegwereld wel?
“Allereerst is de crew van een vliegtuig zelf ook slachtoffer als het mis gaat. Dat maakt een optimale veiligheidscultuur nogal urgent. Bovendien is een vliegramp meestal groot en zichtbaar. Neem de verschrikkelijke ramp op Tenerife waarbij in een klap 583 doden vielen. Die zichtbaarheid helpt ook om iedereen, van inchecker tot gezagvoerder, bij de les te houden. In de medische zorg gaat het altijd om enkelvoudige gevallen met een grote individuele verantwoordelijkheid. Dat maakt het minder eenvoudig om open te zijn over fouten.”

‘Het is ontzettend moeilijk om alle partijen rond zo’n OK op een lijn te krijgen. Het is een kruiwagen met kikkers, telkens springt er weer eentje uit’

De onfeilbare arts.
“Ja. Maar dat beeld is ook een gevolg van een complexe wisselwerking tussen arts en patiënt: de chirurg die zich als een God gedraagt, heeft bij de patiënt streepje voor. Die wil het liefst geloven dat de chirurg God is, hij heeft immers jouw lot in zijn handen. Wij patiënten hebben de arts zelf in hoek van onfeilbaarheid gezet. Overigens is dat snel aan het veranderen. Jonge artsen staan er veel opener in. Bovendien worden met de feminisering van de geneeskunde, de hiërarchische verschillen kleiner. Een vrouwelijke arts houdt zich gemakkelijker aan de afgesproken richtlijnen en hoeft niet het ‘slimste jongetje’ van de klas te zijn. Ze is ook eerder bereid te luisteren naar een verpleegkundige uit haar team.”

U heeft zelf als piloot ooit een noodlanding moeten maken.
“Ik en mijn enige passagier hebben het overleefd, dus nu is het vooral een stoer verhaal. Op een warme dag in november, het was zo’n 16 graden, ging ik een rondje vliegen, samen met een 65-jarige mevrouw die graag Emmeloord, haar geboorteplaats, van boven wilde zien. Ik had gepland om rond zonsondergang weer op de baan te landen. Wat ik niet bedacht had is dat de temperatuur in november ontzettend snel daalt bij zonsondergang. Tijdens een klim ontstond blijkbaar ijsvorming op de carburateur en viel plotseling de motor uit.”

1404Martijn Kriens 980

Paniek natuurlijk?
“Ik was vrij rustig. Ik dacht eerlijk gezegd vooral aan de regels uit de trainingen: aviate-navigate-communicate. In die volgorde. Eerst zorgen dat het toestel stabiel blijft, daarna pas om je heen kijken of er ergens een landje is om een noodlanding te maken. Intussen probeerde ik nog het ding aan de gang te krijgen, maar dat lukte niet. Op 1200 voet heb ik de mayday-call gegeven aan de vliegtoren en verteld waar ik zat, ‘five mile north of Teuge’.”

Wat is de parallel met de operatiekamer?
“Een piloot bereidt zichzelf en zijn passagiers voor op fouten en is zich voortdurend bewust van de omstandigheden die gevaar kunnen opleveren. Na mijn noodlanding is ook uitgebreid geanalyseerd wat er nu precies is gebeurd en hoe het heeft kunnen gebeuren. We praten er nog regelmatig over. Zet twee piloten bij elkaar en ze beginnen onmiddellijk te praten over ongelukken. Een arts loopt de operatiekamer binnen met het gevoel dat het goed zal gaan. Wat mij opvalt aan de operaties waar ik bij mocht zijn: er wordt nauwelijks tijd genomen voor instructie van het operatieteam. Wat verwacht ik van jullie als er iets mis gaat? Dat is geen standaard onderdeel van de procedure. Door systematisch te analyseren, kun je tot gestandaardiseerde processen komen.”

‘Niemand wil fouten maken. Voor een arts is het verschrikkelijk als iemand onder zijn handen doodgaat’

Wat zal een zwarte doos op een OK gaan opleveren?
“Openheid over fouten. Ik weet: dat ligt in de zorg vele malen complexer dan in de vliegwereld. Laatst ontmoette ik een arts die spontaan begon te vertellen over een case: een klein meisje, 6 jaar, wordt binnengebracht met hoofdpijn. Het bleken achteraf  de eerste signalen van hersenvliesontsteking te zijn, maar ze had dat niet tijdig onderkend. Dat had ze wel moeten zien, vond ze. Later heeft ze de ouders moeten vertellen dat hun dochter is overleden als gevolg van haar onachtzaamheid. Onvoorstelbaar moeilijk natuurlijk. Niemand wil fouten maken. Voor een arts is het verschrikkelijk als iemand onder zijn handen doodgaat.”

Waarom kunnen wij niet leven met het idee dat er dingen misgaan?
“Er gaan sowieso dingen mis, dat ga je met een zwarte doos niet voorkomen. Waar het om gaat is dat je de dingen die vermijdbaar misgaan, wilt voorkomen.”

En over een paar jaar…
“…is elke OK uitgerust met een medical data recorder. Op grond van al die data uit al die ziekenhuizen en klinieken komen we tot de best onderbouwde en meest veilige werkwijzen. Als je voor je vak en jouw patiënten het beste wilt, zou je dit idee moeten omarmen.”


Bedrijfskundige Martijn Kriens werkt als programmadirecteur Technologie in de Zorg bij het Economic Board Amsterdam. Daarnaast is hij partner bij iCrowds, een bedrijf dat zich bezighoudt met consultancy en implementatie van ‘social software’ in bedrijven en instellingen. Sinds 2010 werkt hij aan de ontwikkeling van de medical data recorder (‘zwarte doos’) met als doel processen in de operatiekamer te verbeteren op basis van objectieve data.

Share Button