Archives

Veilig zorgen zonder tolk, kan dat?

In 2012 werd de vergoeding voor tolkdiensten in de zorg afgeschaft. Zorgverleners reageerden verbolgen op de maatregel van minister Schippers. Zij vreesden voor de veiligheid van anderstalige patiënten. Is hun vrees uitgekomen?

Auteur: Karin Bos
Fotograaf: Frank Muller/zorginbeeld

Komt een vrouw bij de dokter. Ze is al wat ouder, Marrokaanse misschien. “U mag geen zuivel meer gebruiken. Begrijpt u dat?” Mevrouw begrijpt het, zegt ze. Op bezoek bij haar buurvrouw bedankt ze voor suiker in haar koffie. “Ik mag geen suiker meer”, zucht ze. “Melk dan?” vraagt buurvrouw. “Ja, melk graag.”

Heel herkenbaar, vindt Sonja Wierckx-Mentinck. Ze is huisarts in Ede. Hooguit tien gezinnen in de praktijk zijn van buitenlandse afkomst. En toch. “Een Turkse vrouw die al twintig jaar in Nederland woont. Ze kwam bij me met haar dochter. Het leek om een simpele blaasontsteking te gaan, maar de klachten verdwenen niet. Wat zag ik over het hoofd? Uiteindelijk heb ik de tolkentelefoon ingeschakeld. Het meisje bleek al jaren last te hebben van infecties – een aangeboren afwijking die fatale gevolgen had kunnen hebben. Toch dacht ik heel lang dat mevrouw goed genoeg Nederlands sprak.”

Niet te betalen
Dat was een paar jaar geleden, toen een professionele tolk inschakelen nog gewoon was. De praktijk maakte er zeker één keer per week gebruik van. Sinds de afschaffing van de tolkenvergoeding in 2012 gebeurt dat nog maar twee keer per

jaar.

In 2012 werd de tolkenvergoeding in de zorg uit kostenbespraring afgeschaft. De maatregel moest een besparing van € 19 miljoen opleveren. Tolken werden vooral ingezet via het Tolk- en Vertaalcentrum Nederland (TVCN) en betaald door de overheid. In 2011 verleende TVCN 166.000 tolkdiensten in de zorg. In 2012 was dit aantal met 20 procent gedaald. De website Wij Zijn Sprakeloos is compleet gewijd aan de afschaffing van de tolkenvergoeding in de zorg.

 

“Het is gewoon niet te betalen”, zegt Wierckx. “Tien minuten tolken kost veel meer dan we aan een consult verdienen. Gelukkig kunnen we in onze gemeente een beroep doen op het Achterstandsfonds, al is dat nogal omslachtig. Daarom doen we veel vaker een beroep op buren en familie. Soms tolken die goed, soms niet. Bij gevoelige zaken, is de patiënt sowieso beter af met een onafhankelijke tolk.”

AllochtZorgconsulent 62-01

Wierckx vindt het niet alleen discriminerend, ze betwijfelt ook dat de maatregel van Schippers de kosten heeft bespaard die ze voor ogen had. “De besparing wordt teniet gedaan doordat je sneller doorstuurt naar een specialist als je er niet uitkomt. De kans op overbehandeling is groter zonder tolk.”

Handen- en voetenwerk
Dat is ook de ervaring van Betty Struyk,  verloskundige op een plattelandspraktijk in Goirle. Onder de praktijk valt het Asielzoekerscentrum in Gilze. Twee of drie keer per week houden de verloskundigen daar spreekuur. Voor asielzoekers en slachtoffers van mensenhandel worden de kosten van tolken nog wel vergoed. “Als het lukt in het Frans, Duits of Engels proberen we het zonder tolk te redden. Maar het komt ook voor dat we de ene na de andere tolk aan de lijn hebben. Dat werkt goed. En als een vrouw goed is voorgelicht, lukt het vaak tijdens de bevalling wel met handen- en voetenwerk.”

Maar wat als mensen een verblijfsstatus krijgen? De vergoeding houdt op en zelf een tolk betalen, zit er meestal niet in. “Buitenlandse vrouwen met een hoge bloeddruk of een te klein kind lopen risico, maar begrijpen het belang niet van op controle komen. Tel daarbij op dat ze zich slecht in het Nederlands kunnen uiten en je snapt waarom dingen fout gaan.” Speciaal voor deze groep is de praktijk een netwerk aan het opzetten van mensen die kunnen tolken.

Tolkenpool
Grotere instellingen doen dat vaak al langer. Het VUmc werkt sinds 2008 met een tolkenpool. Reden: steeds vaker werd teruggevallen op familie, ook kinderen. Terwijl je soms wat meer afstand of kennis nodig hebt. Bij slecht nieuwsgesprekken bijvoorbeeld. En in acute situaties duurt een aanvraag bij de TVCN tolkentelefoon gewoonweg te lang.

GGZ-instelling Altrecht schakelt vooraf geselecteerde

zzp’ers

Een zzp’er inhuren via Altrecht Select kost € 1 per minuut exclusief BTW. Voor 15 minuten betaal je dus € 18,15. Een TVCN telefonische tolkdienst regelen via Altrecht Select kost € 33 per 15 minuten. Heb je de TVCN tolk langer aan de lijn, dan wordt het relatief goedkoper (€ 86 voor 60 minuten). Dat is nog steeds duurder dan een zzp’er. Voor een medewerker met tolkencursus betaal je een tarief dat gelijk is aan zijn bruto uursalaris bij Altrecht.

in. Dat is veel goedkoper dan de tolkentelefoon. Zzp’ers worden ingehuurd via het interne uitzendbureau Altrecht Select. Ook eigen, meertalige medewerkers hebben een tolkencursus gevolgd. Ze kunnen buiten hun werktijd worden ingehuurd. Psychiater Gomp Gille maakt er regelmatig gebruik van. “Ik zie mensen maar één keer in de drie maanden. Dan wil ik wel zeker weten dat we elkaar begrijpen.”

Gille: “Het merendeel van mijn patiënten is allochtoon. Vooral Marrokaan. Alleen al die andere cultuur. ‘Bent u depressief?’ ‘Nee, ik heb pijn dokter’. Maar hij bedoelt hetzelfde. En met pijn ga je in Marroko op bed liggen. Bij ons is het juist: hop, in de benen. Veel begrijp je ook non-verbaal. Klamme handen, vervuiling. Maar een foto maken, zoals van een beenbreuk, kan ik niet. En dus moet ik patiënten laten vertellen. Want het is mijn taak tijdig die medicatie naar binnen te krijgen. Probleem is dat psychotische mensen denken dat alles wat ze beleven echt is. ‘Bent u psychotisch?’ ‘Nee dokter’. ‘Hoort u stemmen?’ ‘Ja, dat wel’.”

“Een goede tolk is in mijn vak essentieel. Ik heb er wel eens eentje uit een Utrechts restaurant gehaald, maar ook uit Groningen. Daar woonde de enige tolk die een taal uit Djibouti sprak. Dat heeft een smak geld gekost. Soms gebruik ik nog de tolkentelefoon; als iemand zo achterdochtig is dat hij er niemand bij wil hebben. En ik heb zelfs wel eens gehad dat de telefoon te veel was. Dacht de patiënt dat het een afluisterapparaat was.”

Nieuwe potjes
Maar is de zorg nu aantoonbaar onveiliger geworden voor anderstaligen, sinds het schrappen van de tolkenvergoeding? Nee, zegt onderzoeksbureau Nivel. Een onderzoek uit november 2013 toont aan dat niet-Westerse patiënten niet meer zorggerelateerde schade oplopen dan Nederlanders. Dat zegt waarschijnlijk vooral iets over het zelfoplossend vermogen van de zorg. Er werden nieuwe potjes gevonden, goedkopere zzp’ers ingehuurd, tolkenpools opgezet en tolkencursussen voor eigen medewerkers georganiseerd. Vooral de grotere instellingen hebben zo hun oplossingen gevonden. Maar voor verloskundige Struyk en huisarts Wierckx blijft het improviseren. Zij moeten het doen met de familie die meekomt. Op hoop van zegen.

Oproep
Heeft u een ervaring met een niet-Nederlands sprekende patiënt? Mail uw verhaal naar redactie@patientveilig.nl.


Storm van protest
Toen bekend werd dat het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) per 1 januari 2012 het totale budget voor tolk- en vertaaldiensten in de zorg zou schrappen, ontstond er veel protest. Vrijwel alle betrokken beroepsgroepen en organisaties in de zorg lieten van zich horen en stuurden officiële protesten, petities en brieven aan de minister en de Tweede Kamer.

Share Button

‘Er werd moordenaar naar me geroepen’

Het is een taboe onder artsen: de tuchtklacht. Een specialist die het overkwam, vertelt welke impact het op haar leven had. Ze doet haar verhaal anoniem. ‘Als je een verkeerde familie treft, dan hang je!’

Auteur: Tjitske Lingsma

“Ik geef dit interview voor mijn collega’s. Ik wil graag vertellen hoe ik het zie en dat zal herkenning geven. Tuchtzaken komen veel

voor

In 2013 werden er 1640 klachten ingediend. Dat is een stijging ten opzichte van 2012. Het merendeel (65 procent) van de afgehandelde betrof artsen. 85 procent van de klachten werd ongegrond verklaard.

maar het is moeilijk om erover te spreken. Ik ken chirurgen die al vijf tuchtzaken hebben gehad. Gynaecologen gebeurt het vaak. Het hoort bij ons vak. Het liefst zou ik er ook in alle openheid over vertellen maar ik durf het niet voor het geval patiënten er lucht van krijgen en zeggen: “Wat? Word ik door een specialist behandeld die voor de tuchtrechter heeft gestaan?” Ik vrees dat patiënten me een minder goede dokter zullen vinden, waardoor ik hun vertrouwen niet volledig krijg.

[ref]
Tuchtrecht
Het tuchtrecht is bedoeld om de kwaliteit van de beroepsbeoefening te bewaken en te verbeteren, aldus het tuchtcollege. Meestal zijn patiënten de aangewezen partij om een klacht over hun behandeling in te dienen. Dat zijn bijvoorbeeld: fouten tijdens een operatie, schending beroepsgeheim of ontoelaatbaar gedrag (seksuele intimidatie). Daarnaast kunnen ook werkgevers, besturen, inspecteurs en verzekeraars een behandelaar aanklagen. Alleen klachten tegen personen met de volgende beroepen worden in behandeling genomen: artsen, tandartsen, apothekers, psychologen, psychotherapeuten, fysiotherapeuten, verloskundigen en verpleegkundigen.
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg bekijkt in eerste instantie de klacht.  Mochten de partijen in beroep gaan, dan komen ze terecht bij het Centraal Tuchtcollege in Den Haag.[/ref]

Moordenaar

Mijn zaak is inmiddels jaren geleden. Ik zou niet snel genoeg de juiste diagnose hebben gesteld bij een 90-jarige patiënt, die overleed. De familie stapte naar de tuchtrechter. Tijdens een zitting werd er ‘moordenaar’ naar me geroepen. De klacht werd ongegrond verklaard, maar het regionaal tuchtcollege liet over één deel twijfel bestaan. Ik ben in beroep gegaan, want ik wilde mijn naam volledig gezuiverd hebben. Uiteindelijk ben ik door het Centraal Tuchtcollege geheel in het gelijk gesteld. Maar ik ben er vijf jaar mee bezig geweest.

Je staat er alleen voor. Ik kreeg geen steun van het ziekenhuis, noch van mijn toenmalige collega’s. Alle stadia van een rouwproces maak je mee: ontkennen, boosheid, verdriet, berusting, acceptatie en inzien dat het wellicht iets nuttigs oplevert. Ik heb drie zomervakanties aan mijn tuchtzaak besteed. Ik had toen nog jonge kinderen. Dan gingen zij met pappa naar het strand, maar mama zat binnen aan haar tuchtzaak te werken.

Vertrouwen 

De tuchtklacht heeft mijn houding tegenover patiënten veranderd. In beginsel sta ik te strijden naast mijn patiënt. Een patiënt is soms onzeker, bang en geschrokken en verbindt zich aan zijn behandelaar. Voor een goede behandeling is vertrouwen noodzakelijk. Ik ben inmiddels extreem gevoelig of ik dat vertrouwen inderdaad geniet. Er zijn patiënten die niet op afspraken komen, de telefoon niet opnemen en de pillen die ik voorschrijf niet innemen. Vroeger was ik moederlijker. Ik dacht: ik begrijp het wel. Maar nu denk ik: hallo, je bent al drie keer niet geweest, wil je wel in zee met mij? Ik loop minder hard als een patiënt met chronische aandoeningen zich niet aan de afspraken houdt. Dat zegt wel iets. In die gevallen staan we niet naast, maar meer tegenover elkaar.

Defensiever

Bij mijn tuchtklacht bleek men een dagboek te hebben bijgehouden. Daarin stonden zaken als: “ze gebruikt met opzet moeilijke woorden”, “probeert ons om de tuin te leiden”, “neemt expres haar telefoon niet op”. Dat was nieuw voor mij, mensen kunnen van alles over je vastleggen met het doel je onderuit te halen. Ik ben sinds mijn tuchtzaak defensiever geworden. Mogelijke obstructie van patiënten ben ik vrij uitgebreid gaan noteren. Ik schrijf het droogjes op: “komt niet op afspraak”, “neemt medicijnen niet in”. Ik weet het, het leidt niet tot verbetering van mijn handelen.

Als ik mijn patiënten spreek, schrijf ik niet meer mee. Ik luister en kijk of de patiënt mij nog begrijpt. Alle antennes staan uit om te checken: heb ik de aandacht van mijn patiënt nog? Aan het einde van het consult vraag ik: “Begrijpt u het?” en “Bent u het er mee eens?” Als ze niet twee maal “ja” zeggen, blijf ik zitten. Dan zeg ik: “Ik heb een echt een ‘ja’ van u nodig.” Mijn aantekeningen maak ik achteraf. De tuchtklacht heeft me zakelijker gemaakt, en dat voelt onprettig. Het is net als een keer te zijn belazerd in de liefde. Er is iets van de glans af.

‘Een tuchtklacht is alsof je bent belazerd in de liefde. Er is iets van de glans af’

In het begin was ik bang fouten te maken. Ik ben zeker minder onverschrokken dan voorheen. Om zekerder te zijn, vraag ik soms meer onderzoeken aan. Ook als het op basis van mijn kennis en ervaring misschien niet nodig is. Ik ben geen betere arts geworden, maar wel een duurdere. Om te voorkomen dat ik straks weer jaren moet procederen. En ook om er voor te zorgen dat de tuchtrechter in dat geval zou zeggen: je hebt het goed gedaan. Voor teveel onderzoek is nog nooit iemand aangeklaagd en veroordeeld, voor te weinig al heel vaak.

Nooit een misser maken is onmogelijk. De tuchtrechter zegt: u mag fouten maken, mits we kunnen zien dat u niet te lang op het foute pad bleef zitten. Ik leg daarom schriftelijk vast waarom ik rechtsaf ging, en als dat onjuist bleek, wanneer en hoe ik van koers veranderde. Er zijn natuurlijk wel limieten aan. Het afzetten van het verkeerde been leidt uiteraard tot een veroordeling. Al was het maar omdat er in dat geval structureel iets mis is in de manier waarop je je hebt georganiseerd.

Honderden beslissingen
Ik heb gisteren nog een labuitslag gemist. Het is niet ernstig. Die man wordt daarom vandaag opgenomen, en niet twee dagen geleden. Het zal niet leiden tot een slechtere gezondheid bij deze patiënt, maar het was toch echt een fout. Ik analyseer iedere keer als ik merk dat ik een misser heb: Waar lag het aan? Kon het anders? Was het dan beter gegaan? We nemen als artsen elke dag risico’s. Misschien neem ik wel een honderd beslissingen op een dag. Die zijn misschien niet allemaal optimaal. Maar dat weet je vaak pas achteraf. Als je dan een verkeerde familie treft, dan hang je. Ik denk wel eens dat dat de kern is: omdat we arts zijn worden we gedwongen risico’s te nemen door onze beslissingen. Risico’s die gaan over gezondheid van patiënten, zij die zich aan ons toevertrouwen. Alle artsen hebben zich bereid verklaard dat te doen. Als je er over nadenkt is juist dat zo ongelofelijk moeilijk, het gaat helemaal over vertrouwen.

We verkeren in de lastige situatie dat juist het vertrouwen in artsen is gedaald, terwijl de verwachtingen toenemen. In de kranten staan artikelen met koppen als: ‘Kanker straks niet meer dodelijk’. De realiteit is dat kanker nog altijd wel dodelijk kan zijn. De laatste dertig jaar zijn de behandelmogelijkheden enorm toegenomen. Er zijn talloze behandelingen die je bij kanker kunt toepassen. Patiënten krijgen terecht hogere verwachtingen. Daardoor worden ze mondiger. Er zijn patiënten die zeggen: “U wilt behandeling A doen, maar B is beter.” Ik vind het fijn als ze met een uitdraai van Google komen. Maar ik voorspel ook dat we straks een situatie hebben dat patiënten onze succespercentages willen zien. Van individuele artsen, terwijl het meestal teamwork is.

‘Ik voorspel je: straks willen patiënten succes-percentages zien van individuele artsen, terwijl het meestal teamwork is’

Door de vele mogelijkheden neemt echter ook de complexiteit van ons werk logaritmisch toe. Het probleem is dat ik niet de optimale zorg kan leveren omdat de organisatie hier nog niet op is aangepast. Er is bijvoorbeeld nog altijd sprake van verzuiling van vakgroepen: radiologen bij radiologen enzovoorts. We zullen toe gaan naar ‘aandoening gerelateerde behandelteams.’

Een goede dood

In mijn maatschap zijn we behoorlijk open. We bespreken de complicaties, de problemen, onze fouten en ook de tuchtzaken. Ik had onlangs nog zo’n moeilijk geval. Een patiënt van 100 jaar werd na een operatie ziek. Dat gebeurt vaker bij mensen op hoge leeftijd. Met de familie hebben we besproken of hun moeder wel gereanimeerd moest worden als het mis zou gaan. Terwijl de rest inzag dat we dat niet moesten willen, was er één familielid die zich daar niet bij wilde neerleggen. Maar als voor deze oude patiënten hun tijd is gekomen, zie ik de goede dood aankomen. Ik kan dan wel op de ribben rammen en een plastic buis de luchtpijp in schuiven, maar dan verziek je een goede dood. En dat vind ik pas echt rampzalig. Voor de patiënt en voor mij. Een goede dood de kamer uit jagen door een reanimatie bij een 100-jarige, daar lig ik wakker van. Meestal overlijdt zo’n patiënt toch maar dan is het dus een slechte dood. Dat ene kind wilde echter een klacht tegen mij indienen. Ik ben opnieuw met de familie om de tafel gaan zitten in een ultieme poging om die persoon te overtuigen. Er ligt een uitspraak van de tuchtrechter dat we mogen besluiten tot niet-reanimatie. We zijn niet verplicht om zinloos medisch te handelen. Maar dan moet je wel je uiterste best gedaan hebben om de familie mee te krijgen. En ja, ik ben niet helemaal zeker meer wanneer ik nu mijn uiterste best heb gedaan.

[ref] Straffen

Mogelijke straffen van het Tuchtcollege zijn:

• waarschuwing

• berisping

•geldboete (max. € 4500,-)

• 1 jaar schorsing

• gedeeltelijke ontzegging van de bevoegdheid

• schrappen uit het register. [/ref]

Geofferd
Onlangs is er ook tegen een collega van mij een tuchtzaak aangespannen. Tot zijn verbazing was hij opeens erg emotioneel toen hij het tegen andere specialisten vertelde. Ik kan me daar alles bij voorstellen. Je wordt geofferd voor een goed doel: het opsporen en vervolgen van artsen die te veel of te grote fouten maken, zoals Jansen Steur.

Tuchtrecht gaat over wie echt veroordeeld zou moeten worden. Ik vind het een waardevol instituut. Ik ben bereid me langs de meetlat te laten leggen. Het is onderdeel van onze eed; ik zal me open en toetsbaar opstellen. Maar de prijs is hoog. Want het betekent dat je ook goede mensen meetrekt. En het raakt je ten diepste. Want ik vond het tuchtproces zelf zwaar en beschadigend,  onafhankelijk van de uitspraak die voor mij niet als een overwinning voelde. Het recht zegevierde niet omdat ik het proces zelf als beschadigend heb ervaren. Ik voelde me geofferd.

‘Het is onderdeel van onze eed: Ik zal me open en toetsbaar opstellen. Maar de prijs is hoog’

Feit is dat ik tegenwoordig een deel van mijn energie besteed aan de vraag: ga ik een klacht krijgen en zo ja hoe voorkom ik dat? Als ik maar het geringste vermoeden heb dat patiënten niet zo tevreden zijn, dan organiseer ik vlot nog een gesprek, en zo nodig daarna nogmaals. Als ik nog een keer een tuchtzaak meemaak, dan weet ik niet of ik nog arts blijf. Het is beschadigend, ik zie en voel de littekens nog steeds. Toch vind ik dat het systeem zo zou moeten blijven. Al onze patiënten moeten het recht houden te klagen en te procederen, maar voor mij was het een hoge prijs.”


Share Button

Een dure valpartij: € 49.535

Hoe duur kunnen veiligheidsfouten in de zorg uitpakken? Patientveilig.nl neemt een duik in de zorgnota’s. Deze maand: hoe mevrouw Deenik haar eigen voorraad slaapmedicatie kon verzamelen en ongelukkig ten val kwam. Meerkosten: € 49.535.

Auteur: Carla Kramer

De casus Mevrouw Deenik van 92 jaar woont met haar 91-jarige man in een verzorgingshuis. Mevrouw is voor haar leeftijd nog goed gezond. Ze heeft weliswaar een pacemaker, ze hoort slechter en heeft vaak pijn in haar rug en gewrichten, maar zij loopt zonder rollator en is nog heel zelfstandig. Hoewel ze verstandelijk nog goed is, laat haar geheugen haar wel steeds meer in de steek en wordt ze toenemend eigengereid. Mevrouw gebruikt al tientallen jaren slaaptabletten – nu is dat lormetazepam – , meneer zo nu en dan. Omdat het echtpaar verstandelijk nog relatief goed is, hebben ze zelf het beheer over hun medicijnen. Voor de slaapmiddelen krijgen ze steeds een herhalingsrecept. Het incident Op een nacht kan mevrouw ondanks haar ‘pammetje’ de slaap maar niet vatten. Ze heeft een nieuw bed en de matras is wel erg hard waar de rugpijn erger van wordt. Maar geen nood; ze heeft in de loop van de jaren een flinke voorraad medicijnen aangelegd. Als paracetamol niet wil helpen en ze om 1.00 uur nog niet slaapt, neemt mevrouw een tweede slaaptablet. Als ik slaap, voel ik de pijn niet, denkt ze. Maar om 2.00 uur is ze nog steeds wakker en weet ze niet meer dat ze al twee tabletten genomen heeft. Om 3.30 uur neemt ze weer en tablet en om 5.00 uur nog een. Als ze om 5.30 uur op wil staan om naar het toilet te gaan, zakt ze als een slappe pop in elkaar en schreeuwt het uit van de pijn. Mevrouw kan niet meer opstaan.

‘Mevrouw Deenik zakt als een slappe pop in elkaar en schreeuwt het uit van de pijn’

De dienstdoende huisarts van de huisartsenpost die om 6.00 uur langskomt, kan zo gauw niet vaststellen wat er aan de hand is; lichamelijk onderzoek is niet goed mogelijk. Zij belt een ambulance en laat haar opnemen in het ziekenhuis. Daar wordt na enkele dagen met MRI een incomplete dwarslaesie vastgesteld ten gevolge van een hematoom in haar wervelkanaal veroorzaakt door de val. De behandeling Mevrouw Deenik wordt vervoerd naar het academisch ziekenhuis waar de neurochirurg het wervelkanaal ‘uitruimt’. Na twee dagen wordt mevrouw weer per ambulance overgebracht naar het plaatselijke ziekenhuis. Zij krijgt oefentherapie, maar die haalt weinig uit. Na twee weken wordt mevrouw Deenik opgenomen op de revalidatieafdeling van een verpleeghuis waar zij viermaal per week een uitgebreid programma aan oefentherapie krijgt. Na vier maanden kan mevrouw weer met een rollator enigszins uit de voeten en gaat zij terug naar haar verzorgingshuis, waar zij nog twee maanden wekelijks oefentherapie krijgt. Het bijkomend gevolg De hele periode heeft haar dochter, die de enige mantelzorger is van het echtpaar, veel tijd besteed aan ziekenhuis- en verpleeghuisbezoek, ook als begeleider van haar vader. Omdat zij zzp’er is, betekende dit een flinke inkomensderving. De kassabon0514Kassabon ziekenhuis1  De deskundige Just Eekhof, huisarts-epidemioloog, Leiden: ‘Ik zie een aantal gemiste kansen in deze casus. Het belangrijkste probleem is dat er geen zicht was op de slaapmedicatie. Dat had anders gekund. Zo had eerder geconstateerd kunnen worden dat het verminderde geheugen van mevrouw tot problemen zou kunnen leiden. In veel verzorgingshuizen krijgen alle bewoners hun medicatie via een Baxterrol, een rol met zakjes met voor iedere inname van de dag één zakje met medicatie. Hiermee voorkom je niet alleen fouten bij het uitzetten door de verzorging, maar wordt ook de kans verkleind dat patiënten fouten met medicatie maken. [ref]Verantwoording De naam van mevrouw Deenik is niet haar echte naam. Aan de reconstructie van deze casus werken mee: de financieel analisten en medisch adviseurs van de Divisie Zorg en Gezondheid van Achmea, dr. J.A.H. Eekhof, huisarts-epidemioloog en senior staflid afdeling Public Health & Eerstelijnsgeneeskunde, Leids Universitair Medisch Centrum.[/ref] Ook als een Baxterrol niet mogelijk is, hadden de huisarts en apotheker beter op de voorschriften voor de slaapmedicatie moeten letten. Het is ongewenst dat patiënten gezamenlijk gebruikmaken van een voorschrift dat op naam van één van beide patiënten wordt voorgeschreven. Hoewel het vaak onvermijdelijk is dat mensen op oude leeftijd slaapmedicatie gebruiken, is het heel goed mogelijk met hen goede afspraken te maken over het gebruik. De casus vermeldt niet of de huisarts een praktijkondersteuner heeft die de ‘kwetsbare ouderen’ in de praktijk in kaart brengt. Gezien de hoge leeftijd zou het zeer terecht zijn dat de praktijkondersteuner bij de heer en mevrouw Deenik langs was gegaan. Bij dit bezoek hadden de achteruitgang van het geheugen en de medicatievoorraad aan het licht kunnen komen. Gelukkig is het voor mevrouw Deenik nog redelijk afgelopen. Behalve de kosten heeft dit onnodige voorval grote impact gehad op het leven van de heer en mevrouw Deenik en hun dochter.’


Wat kost onveilige zorg? U heeft gelijk: zorgveiligheid gaat om veel meer dan geld alleen. Maar onder alle ervaringsverhalen en discussies sluimert altijd de oer-Hollandse vraag: Wat kóst dat eigenlijk? In de serie ‘Wat kost onveilige zorg?’ berekent PatientVeilig.nl de kassabon van een incident.

Share Button

Medicatieproject Feniks

In 2010 won Maastricht UMC+ de Nationale Patiëntveiligheid Award voor zijn succesvolle medicatieproject Feniks. Was het een blijvertje? De tooldetective zocht het uit.

Auteur: Stef Verhoeven

Wat was het probleem ook alweer?
Het klaarmaken van

parenterallia

Parenterallia zijn geneesmiddelen die via een andere weg dan het darmkanaal worden toegediend, bijvoorbeeld per infuus.

is gespecialiseerd werk dat doorgaans wordt uitgevoerd door verpleegkundig personeel. Door de drukte op de afdelingen werden daar nogal vaak fouten in gemaakt. Soms kleine, zoals het niet helemaal goed mengen van poeder met vloeistof. Soms ernstige, zoals een verkeerde dosering of het verwisselen van medicijnen. In 40 procent van de gevallen ging het niet optimaal. Veel te veel volgens Afke van de Plas, ziekenhuisapotheker van MUMC+ en projectleider van Feniks.

Welke oplossing werd bedacht?
Heel simpel, maar wel ingrijpend: het klaarmaken van de parenteralia verhuisde naar de apotheek van het ziekenhuis. Verplegend personeel vond dat aanvankelijk niet leuk, het hoorde immers bij hun takenpakket. Maar toen bleek dat de gespecialiseerde apothekersassistenten het aantal fouten terug wisten te brengen tot 1 procent (!), zagen ze het nut van deze ingreep. Bovendien verhoogde het niveau van hygiëne. Dat is geen slag in de lucht, alles werd zorgvuldig onderzocht, zoals het hoort in een academisch ziekenhuis.

Was het zo eenvoudig?
Nou, nee. Het vergde nogal wat organisatie op het personele vlak. Er werden meer apothekersassistenten aangenomen om deze nieuwe taak uit te voeren. Daar staat tegenover dat de verpleegkundigen meer tijd hebben gekregen voor hun hoofdtaken. Bovendien zal er bespaard kunnen worden in medicijnkamers en medicijnvoorraad.

Een feestje waard dus?
Zeker. Ze wonnen er de Nationale Patientveiligheid Award 2010 mee. Toch waren er nog wel wat hobbels te nemen. De grootste was: de werktijden van de apotheekmedewerkers.  In het weekend moest de bereiding van parenterallia toch weer op de afdelingen gebeuren omdat de apotheek dan dicht is. Bovendien wilde MUMC+ ook dat andere afdelingen op deze manier gingen werken.

Is dat gelukt?
Ze zijn goed op weg, aldus Afke van de Plas. In vier jaar tijd zijn er twintig FTE aan apothekersassistenten bij gekomen. De ziekenhuisapotheek bedient nu tien afdelingen van het ziekenhuis, dat is 35 procent van het totaal. Bovendien zijn de werktijden van de apotheekmedewerkers beter afgestemd op het 24-uurs bedrijf MUMC+. Door de week werken ze van 6.30 tot 23 uur en in de weekenden van 6.30 tot 15 uur.

Een kostbaar project!
Ja, maar het levert ook veel op, al is het niet eenvoudig om daar een businesscase van te maken. Verpleegkundigen hebben bijvoorbeeld meer tijd voor de patiënt en de medicatieveiligheid is  omhoog geschoten. Niet alleen door het zorgvuldige werk van de apotheek, ook door de dubbelcheck van de verpleging voordat de infusen worden toegediend.  Om de personeelskosten in de klauwen te houden, denkt men aan de aanschaf van een robot die de infusen kan klaarmaken.

Een robot?
Ja. Het Italiaanse bedrijf Health Robotics ontwikkelde een robot die het werk van een apothekersassistent gedeeltelijk kan overnemen. Hij levert een ready-to administer-infuus af, voorzien van het juiste etiket. In het St. Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein en het Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam hebben ze al ervaring met zo’n robot. Volgens proeven in het Antonius Ziekenhuis bespaart de robot zo’n €75.000 per jaar. Dat zit hem niet alleen besparing van arbeidskosten, er worden ook minder restanten weggegooid door de robot omdat hij de houdbaarheid van medicatie automatisch registreert.

Is de tool door andere ziekenhuizen overgenomen?
Er is wel veel belangstelling voor project ‘Feniks’ in andere ziekenhuizen, zegt Afke van der Plas. Ze mag nog regelmatig aan bezoekende belangstellenden uitleggen hoe Maastricht het project heeft aangepakt en uitgebouwd.

Wat vindt de Tooldetective?
Dat MUMC+ zijn nek heeft uitgestoken door veiligheid voorop te stellen in dit ongewisse en vrij kostbare project. Dat alleen al verdient navolging in alle ziekenhuizen van Nederland.

Kent u een verbeterproject dat z’n vruchten inmiddels afwerpt? Of jammer genoeg een stille dood is gestorven? En kunnen anderen daar wat van leren? Laat het ons weten!


0514Tooldetective logoDe Tooldetective
In de serie De Tooldetective gaan we op zoek naar veelbelovende projecten die de zorg veiliger zouden moeten maken. Zijn ze succesvol en kunnen anderen ervan leren? Of zijn ze een stille dood gestorven?

Share Button

Durf te vragen!

Er gaapt nog altijd een groot gat tussen de patiënt en de zorgprofessional, zo luidt de conclusie van een recent onderzoek van het Rathenau Instituut. Lukt het de patiëntencoach een brug slaan tussen patiënt en arts? En daarmee de zorg veiliger te maken?

Auteur: Monique Hurkmans

Patiënten vormen het hart van de zorg. Maar wordt er wel genoeg naar ze geluisterd? Het recente Rathenau-onderzoek ‘Sterke Verhalen uit de zorg – leren van patiëntenervaringen voor goede zorg’ laat zien dat de ziekenhuispatiënt minder mondig is dan vaak wordt aangenomen. En die mondigheid is juist hard nodig, bijvoorbeeld om fouten te voorkomen.

Toch is het niet eenvoudig om als patiënt je mannetje te staan in een omgeving waarin angst, wanhoop en informatieachterstand de boventoon voeren. Ten opzichte van de medische staf staat de patiënt direct met 3-0 achter.

Maar met een beetje extra hulp kan een patiënt zich al enorm gesteund voelen, zo blijkt uit de bevindingen van het Rathenau-onderzoek. Dat kan een goede vriend zijn, maar ook een professionele patiëntencoach die de patiënt zorgvuldig begeleidt in het doolhof van de zorg. Stichting Tinkerbell Patiëntencoach won in 2012 de Nationale Zorg Jaarprijs voor haar initiatief. PatientVeilig.nl sprak met de initiatiefnemer, een coach en een patiënt.

De initiatiefnemer  
Irèn Alders: ‘Een tijd geleden begeleidde ik een vrouw met borstkanker. Ze werd vergezeld door een goede vriendin. Als voorbereiding op de operatie was er een hele dag waarop allerlei gesprekken en onderzoeken plaatsvinden. Vooraf had ik gevraagd waar ze zich zorgen over maakte en of er nog andere aandachtspunten waren. Ze bleek trombose te hebben. Vóór de operatie had daarvoor een echo moeten plaatsvinden. Die zou de huisarts aanvragen, maar dat was nog niet gebeurd. Dit moest dus zeker in het voorbereidende gesprek met de anesthesist aan de orde komen. Door ernaar te vragen werd de echo toch nog vóór de operatie gemaakt. Dat was belangrijk voor de veiligheid van de patiënt tijdens en na de operatie.

Artsen reageren positief op de patiëntencoach. “Goh, wat goed”, zeggen ze dan. “Ik wist niet dat zoiets bestond.” Soms begint een arts tegen de coach te praten in plaats van tegen de patiënt. Dat is een valkuil waar we op bedacht moeten zijn. Tinkerbell is er om de patiënt te ondersteunen, niet om het van hem over te nemen. Ik leer coaches in opleiding dat ze geen tijd van de patiënt mogen afsnoepen. Het doel is dat de patiënt echt wordt gezien.

Iren-Alders-Stichting-Tinkerbell-patientencoach-250x200Ik wil mensen ook vertrouwen geven medische fouten naar voren te brengen. Afgelopen zomer heb ik iemand gevraagd op het congres van de Inspectie voor de Gezondheidszorg haar verhaal te vertellen. Over een naaste die aan darmkanker was geopereerd. De anesthesie was verkeerd gegaan, in wezen had de ingreep zonder verdoving plaatsgevonden. Maar het is moeilijk een patiënt of zijn familie op het podium te krijgen. Mensen zijn bang. De medische wereld wordt nog vaak als bolwerk gezien. Mijn ervaring is dat organisaties in toenemende mate wel willen leren.

Wij noemen onze begeleiding een lerend traject. Ik ga een paar keer mee, daarna moet de patiënt het zelf kunnen. Een handvat is ons zogenaamde spoorboekje. Hierin kun je alles noteren. Welke vragen heb je? Met wie heb je gesproken? Wanneer? Wat was de uitslag? Dit boekje kan mee in de tas, net als de medicijnkaart en het ponsplaatje. Door mensen dit voor te doen, laat je ze de waarde ervan zien. Iedereen weet wel dat je je moet voorbereiden op een gesprek met een arts, maar het dan ook nog doen…’

De coach
Lianne Daemen: ‘Wat zou u willen leren? Hoe zou u dat willen doen? Hoe kan ik u hierbij ondersteunen? Dat waren de eerste vragen die ik stelde aan een vrouw van 76. Net aan beide ogen aan staar geopereerd. We zaten aan haar keukentafel, voordat we samen naar de oogarts zouden gaan. Ze zei dat ze zelf de vragen wilde stellen en dat ik mocht bijspringen als het niet lukte. Ze wilde stoppen met een onderzoek waar ze aan meedeed. In de spreekkamer wist ze zelf deze boodschap duidelijk over te brengen. Daar was ze achteraf heel trots op.

‘Veel patiënten kijken op tegen artsen. Ik zeg: “Durf te vragen!”’

Veel patiënten kijken op tegen artsen. Een belangrijk handvat is durven vragen. Totdat het je duidelijk is. En je hierbij niet tot last te voelen. Als ik mensen dat kan meegeven, werkt shutterstock_186125084dat veiligheid in de hand. Neem bijvoorbeeld medicijngebruik. Als patiënten precies weten wat ze krijgen, waarom en hoeveel, leidt dat tot beter medicijngebruik.

Al jaren train ik zorgverleners in motiverende gespreksvoering. Door nu ook patiënten te coachen is de cirkel rond. Het mooiste is een gezamenlijke besluitvorming waarbij iedereen betrokken is.’

De patiënt
Rob Prinsen: ‘Met de broodtrommel naast me was ik naar het ziekenhuis gereden. Even de hechtingen eruit halen en klaar, dacht ik. Toen kreeg ik de boodschap dat ik schildklierkanker had en dat ik nog een keer moest worden geopereerd. Pas in de auto terug kwam de dreun. Ik ben 48 uur van de kaart geweest.

Om me voor te bereiden op het gesprek met de chirurg riep ik de hulp van een patiëntencoach in. Zij gaf mij en mijn vrouw opdracht de vijf belangrijkste vragen op te schrijven. Dat gaf al rust. Toen ze ons ophaalde zei ze: “Ik ga erbij zitten, maar jullie voeren het gesprek. Als je niet het antwoord krijgt wat je nodig hebt, zal ik helpen.”

‘De coach stelde veel vragen. Dat gaf me vertrouwen, ook in de arts. Ik voelde me serieus genomen’

De chirurg kwam ons persoonlijk ophalen. Hij leek zich vervelend te voelen dat hij me twee dagen daarvoor alleen had laten komen. Nu nam hij echt alle tijd voor ons. Hij accepteerde en respecteerde de hulp van de coach. Zij vroeg bijvoorbeeld: “Raakt hij zijn stem kwijt? Wat moet zijn vrouw doen om hem te begeleiden? Hoe ziet de nabije toekomst eruit?” Hierdoor kreeg ik zo ontzettend veel vertrouwen, ook in die arts. Ik voelde me serieus genomen, ik durfde de strijd aan te gaan.

Vertrouwen in een arts draagt bij aan een goed genezingsproces. De man was niet foutloos, maar wel recht door zee. Ik kreeg zelfs zijn e-mailadres voor vragen. De patiëntencoach gaf me zelfvertrouwen. Ik ben een mondiger patiënt geworden.’


Tinkerbell Patiëntencoach is een onafhankelijke stichting, opgericht in 2009. Met als doel de zelfredzaamheid van patiënten te bevorderen en de mensgerichtheid van de zorg te verbeteren. In de beginperiode is zorgvuldig aandacht besteed aan een veldpilot en de opzet van een opleiding. Tot nu toe hebben elf coaches, waarvan drie gecertificeerd, 25 patiënten begeleid (betaald en onbetaald). Om te zorgen dat verwijzers (artsen en verpleegkundigen), mantelzorgers en patiënten zelf de weg naar Tinkerbell weten te vinden, timmert de stichting flink aan de weg. Dit gebeurt via social media, artikelen (bijvoorbeeld in Margriet), blogs (onder andere voor de NCPF), links, lezingen en workshops.

Share Button

Paracetamol: geen snoepje!

‘Eén zakje honingdrop, twee rolletjes King en een doosje paracetamolletjes, alstublieft.’ Hoe een succesvolle pijnstiller op de ranglijst der geneesmiddelvergiftigingen met stip op één belandde.

Auteur: Marte van Santen

Een paar jaar geleden had ik een tijdje vreselijke pijn in mijn onderrug. Ik kon niet meer lopen, niet meer werken, niet meer slapen. Helaas hielden de deadlines waar ik als freelance journalist mee te maken heb daar geen rekening mee. Dus slikte ik de hele dag (en nacht) door paracetamol. In grotere hoeveelheden dan in de bijsluiter stond. Kon geen kwaad, dacht ik. Want paracetamol is het veiligste medicijn dat er bestaat. Toch?

Wie kent ze niet, de patiënten met bijvoorbeeld chronische hoofd-, rug- of gewrichtspijn die weken, soms zelfs jaren paracetamol gebruiken en het daarbij niet altijd even nauw nemen met de voorschriften. Of de mensen die – zoals ik – door een acute pijn worden getroffen en uit wanhoop tien of twaalf tabletten in een etmaal slikken in plaats van de maximale zes. Of niet de aanbevolen vier uur wachten tussen twee doseringen. Niemand die ons ooit heeft verteld dat hoeveelheid en timing behoorlijk nauw luisteren bij paracetamol.

Bovendien: sinds het middel vrij mag worden verkocht (2007), liggen de doosjes in de supermarkt en de benzinepomp bij wijze van spreken naast het snoep. En dan spreken we vaak ook nog van een paracetamolletje. Het klinkt zelfs als een snoepje. Dan moet het wel onschuldig zijn, zou je denken.

Het NIVC noteerde in 2012 ruim 2500 gevallen van paracetamolvergiftiging. Een stijging van ruim 20% ten opzichte van 2010

[ref]0514 paracetamoliStock_000005748190Small

Hoeveel is te veel?
Daarover doen verschillende getallen de ronde. Het NVIC spreekt van een toxische dosis paracetamol bij een inname van 150 mg per kilo lichaamsgewicht binnen acht uur. De KNMP stelt dat 7,5 gram (15 tabletten) binnen acht uur tot acute leverbeschadiging kan leiden. Bij een dergelijke dosering dient direct de huisarts te worden ingeschakeld.[/ref]

Gespreide overdosis
Bij het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC) komen jaarlijks ruim 2500 meldingen van zorgverleners binnen over paracetamolvergiftiging. Dat zijn er zo’n zeven per dag, 365 dagen per jaar. Het werkelijke aantal ligt waarschijnlijk hoger, want niet alle gevallen worden gemeld. Naar schatting 1200 tot 1500 patiënten belanden in het ziekenhuis. Hoeveel paracetamoloverdoses intentioneel zijn en hoeveel onbedoeld, is vooralsnog niet duidelijk; dat houdt het NVIC pas sinds vorig jaar systematisch bij.

Aantal (bij het NVIC gemelde) paracetamolvergiftigingen 2005 – 2012
Schermafbeelding 2014-05-24 om 12.42.43

“Consumenten realiseren zich meestal niet dat de maximale dosering dicht bij een giftige dosis ligt”, zegt biomedicus Annette Nugteren – Van Lonkhuyzen, junior onderzoeker bij het NVIC. “Stel dat je vanwege heftige kiespijn twee dagen achter elkaar twaalf tabletten van 500 mg slikt. Dan kan dat al schadelijk zijn voor je lever.”

Bij de afbraak van paracetamol in de lever ontstaat een potentieel toxisch bijproduct, NAPQI. Zolang een patiënt zich aan de aanbevolen dosering houdt en het middel kortdurend gebruikt, neutraliseert de lever de NAPQI zelf. Maar bij een hogere dosis of langdurige toepassing lukt dat niet meer. Het ‘gif’ stapelt zich dan op en vernielt

levercellen.

De verschijnselen van een paracetamolvergiftiging zijn in eerste instantie maag-darmklachten (misselijkheid, braken, buikpijn). Vervolgens (48-96 uur na inname) komen de symptomen van een leverfunctiestoornis. Dat zijn: pijn, geelzucht, lage bloeddruk, stollingstoornissen en verlaagd bewustzijn/coma. Met een bloedtest is paracetamolvergiftiging eenvoudig te constateren.

 

“Als je er binnen een paar uur bij bent, is een paracetamolvergiftiging over het algemeen goed te behandelen met N-acetylcysteïne”, aldus Nugteren – Van Lonkhuyzen. “Het gaat dan vaak om acute gevallen, waarbij mensen in korte tijd een heel hoge dosis hebben ingenomen. Maar als de lever al te zwaar is beschadigd, kan alleen een transplantatie nog soelaas bieden.”

Zo’n ernstige beschadiging ontstaat vaak geleidelijk, over een periode van maanden of zelfs jaren. Patiënten – en zorgverleners – merken daar weinig van, tot het te laat is.

“Een gespreide overdosis noemen we dat”, zegt Annemieke Horikx, als apotheker verbonden aan het Geneesmiddel Informatie Centrum van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP). “We adviseren om in principe niet meer dan een week achter elkaar paracetamol te gebruiken. Zijn de klachten nog niet over, dan is het verstandig om met een arts te overleggen.”

Overigens haast Horikx zich te zeggen dat zorgverleners patiënten vooral niet in de gordijnen moeten jagen over het gebruik van paracetamol. “Het is een van de effectiefste en veiligste geneesmiddelen waar ongelofelijk veel mensen mee geholpen zijn. Dat moeten we ze vooral niet willen ontnemen. Maar we moeten als professionals wel alert blijven dat patiënten het middel goed gebruiken. Baat het niet dan schaadt het niet, wat veel consumenten denken, gaat wat paracetamol betreft echt niet op.”

[ref]Bij het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC) vindt u meer medische informatie over paracetamol en andere medicijnen.[/ref]

 Biomedicus Annette Nugteren: ‘Als de lever te zwaar is beschadigd, kan alleen een transplantatie nog soelaas bieden’

Vrije verkoop
De afgelopen jaren steeg het aantal paracetamolvergiftigingen van 2075 (in 2010) naar 2522 (in 2012). Een stijging van ruim 20 procent. In opdracht van het ministerie van VWS onderzocht onderzoeksinstituut NIVEL in 2010 of die stijging zou kunnen samenhangen met de invoering van de Geneesmiddelenwet (2007). Vanaf dat moment zijn kleine verpakkingen paracetamol (tot twintig stuks) immers vrij verkrijgbaar bij bijvoorbeeld supermarkt of benzinestation, verkooppunten waar niemand deskundig advies kan geven over het gebruik.

Programmaleider farmaceutische zorg bij NIVEL, Liset van Dijk, leidde het onderzoek destijds. “Sinds de nieuwe wetgeving is de verkoop van paracetamol sterk gestegen”, zegt ze. “Het groeide uit tot zelfzorggeneesmiddel nummer één. Tegelijkertijd nam ook het aantal paracetamolvergiftigingen toe. Maar omdat die groei al vóór 2007 had ingezet, hebben we geen directe relatie tussen de twee kunnen leggen.”

Hard bewijs mag dan ontbreken, de groeicijfers waren wel zo zorgwekkend dat NIVEL de toenmalige minister van VWS adviseerde om nader onderzoek te doen naar een mogelijk verband tussen vrije verkrijgbaarheid van paracetamol en de toename in het gebruik en het aantal vergiftigingen. Tot op heden is dat niet gebeurd.

Verpakkingsgrootte
Doosjes met grote hoeveelheden paracetamoltabletten zouden misbruik of verkeerd gebruik mogelijk vergemakkelijken. Vandaar dat sinds 10 januari 2013 verpakkingen van meer dan vijftig stuks niet langer bij de drogist, maar alleen nog bij de apotheek mogen worden verkocht. Noch Liset van Dijk, noch apotheker Annemieke Horikx gelooft echter dat deze maatregel veel uithaalt. “Er is geen sluitend bewijs dat zo’n beperking veel of langdurig gebruik van paracetamol ontmoedigt”, aldus Horikx. “Het gaat er vooral om dat we consumenten beter voorlichten.”

Apotheker Annemieke Horikx: ‘We moeten als professionals alert blijven dat patiënten het middel goed gebruiken’

[ref]

0514Paracetamol_2

3 tips voor zorgprofessionals
1.     Vraag altijd naar het gebruik van paracetamol. Het wordt meestal niet als geneesmiddel gezien.

2.     Licht de risico’s bij overdosering  altijd mondeling toe. Bijsluiters van zelfzorgmiddelen worden vrijwel nooit gelezen.
3.     Pas zo nodig de maximumdosering naar beneden aan, bijvoorbeeld voor alcoholisten. Mogelijk breekt hun lever de paracetamol minder goed af.[/ref]

Dat is Marten Hummel, directeur van de brancheorganisatie Centraal Bureau Drogisterijbedrijven (CBD), helemaal met haar eens. Met de invoering van de Geneesmiddelenwet in 2007 hebben niet alleen apotheken, maar ook drogisten de plicht tot ‘verantwoorde zorg bij zelfzorggeneesmiddelen’ gekregen. “Inmiddels heeft 80 procent van alle drogisten het keurmerk ‘Erkend specialist in zelfzorg”, zegt Hummel. “In elk van die winkels is te allen tijde een drogist aanwezig die toezicht houdt op de geneesmiddelenverkoop. Bij de kassa wordt bovendien standaard gevraagd of mensen meer willen weten over het gebruik van paracetamol.”

Ook als klanten ‘nee’ antwoorden, krijgen ze soms advies. Bijvoorbeeld als ze meerdere verpakkingen of verschillende medicijnen tegelijk kopen. Zo nodig worden ze doorverwezen naar de huisarts. “Bij de vrije verkoop in supermarkten en tankstations gebeurt dat allemaal niet,” aldus Hummel. Hij betreurt het dan ook dat er, in navolging van het NIVEL-rapport, geen verder onderzoek is gedaan naar het effect van de vrije paracetamolverkoop.

In aanvulling op het persoonlijke advies in de winkel voeren drogisten regelmatig publiekscampagnes, bijvoorbeeld over het veilig gebruik van pijnstillers. Dat al die raad niet overbodig is, blijkt wel uit de resultaten van het onderzoek dat het CBD vorig jaar door TNS-NIPO liet doen. Veel paracetamolgebruikers houden zich, zo blijkt,  lang niet altijd aan de voorschriften. Ook kunnen ze de risico’s slecht

inschatten.

Receptvrije paracetamol wordt vaak verkeerd gebruikt, blijkt uit een enquête die TNS-NIPO in 2013 in opdracht van het centraal Bureau Drogisterijbedrijven hield onder ruim duizend consumenten. De belangrijkste uitkomsten:
• 87 % zegt wel eens receptvrije paracetamol te gebruiken
• 2 % slikt wel eens meer dan twaalf tabletten per dag (kan gevaarlijk zijn)
• 2 % slikt wel eens meer dan acht tabletten binnen acht uur (kan acuut toxisch zijn)
• 23 % overschrijdt wel eens de maximale dagdosering van zes tot acht tabletten
• 35 % van de gebruikers respecteert wel eens niet de wachtperiode van vier uur
• 8 % slikt paracetamol wel eens langer dan veertien dagen zonder overleg met een arts
Bron: Centraal Bureau Drogisterijbedrijven

 

Hummel realiseert zich dat kassachecks en campagnes alleen het probleem van het toenemende aantal paracetamolvergifitingen niet oplossen. Maar het zet mensen volgens hem wel aan het denken. “Alleen al het stellen van de vraag draagt bij aan de bewustwording dat paracetamol een geneesmiddel is, geen zakje drop.”

Persoonlijk heb ik die boodschap inmiddels goed in mijn oren geknoopt. De bijsluiter hangt nu boven mijn nachtkastje.

 

 


Marte van Santen is redacteur gezondheid en hoofdredacteur van ANBO-magazine.

Share Button