Archives

Zo zijn onze manieren

In de zorg stellen we vragen, zijn we open over onze drijfveren en leren we van onze fouten, stelt onze blogger Thera de Haan.

Auteur: Thera de Haan

Het was een glorieus moment, de eerste keer dat witte pak van het hangertje vissen en mezelf in een kraakwit uniform te mogen steken. De afdeling was snel gevonden. De nachtzuster, in een vaal wit pak, ging me met haar slippers en nachtlamp voor – naar de kleedruimte.

Na een dag achter mijn werkbegeleider aan gelopen te hebben, begreep ik het al snel: hier gebeurt alles in strakke rondjes en op de manier zoals we gewend zijn te het doen.

Tijdens de koffie had ik gesproken met diverse collega’s die, zo bleek, allemaal al langere tijd op deze afdeling werkten. Van alle dingen intrigeerde het schoeisel me het meest. Men droeg namelijk óf een slippermodel Jeruzalem, óf een stevige schoen met dito sportsok. Beide had ik, als 17-jarige, niet in mijn kledingkast. Daar moest verandering in komen.

SONY DSC

Na de eerste snuffelweek werd ik gevraagd om even te komen praten met mijn werkbegeleider. Nietsvermoedend stapte ik  het kamertje in. Daar bleek niet alleen mijn werkbegeleider, maar ook die van haarzelf te zitten. Van dit gesprek zijn me twee dingen bijgebleven. Het eerste was de vraag: “Hoe vind je zelf dat het gaat?” Waarop ik een heel enthousiast verhaal begon over wennen, de eerste keer maar uuuh: erg leuk!

Het tweede was de reactie van beide werkbegeleiders over de gebleken totale ongeschiktheid voor het vak van verpleegkundige. Mijn houding was te open en ik stelde te veel lastige vragen.

Daar zat ik dan in mijn nog steeds spierwitte pak en gympen.

Het was ook de eerste keer dat ik dacht: ze krijgen me hier niet klein! Vol goede moed toog ik weer naar de afdeling. Ik begreep al snel dat ik vooral precies moest nadoen zoals het me werd voorgedaan. Dan kwam het wel goed.

“In mijn verpleegopleiding heb ik veel geleerd, ook toneelspelen”

Na een week alles na-apen wat mijn collega’s me voordeden, was deze totaal ongeschikte leerling, ineens veranderd in de belofte voor de toekomst. Mijn eerste ‘rapport’ bevatte alleen maar goeds. Wat me nogal bevreemde. Ik was toch niet overal even goed in? Bij navraag bleek het systeem zo te werken dat je voor alle items een ‚goed’ moest scoren, anders bleef je zitten. Mijn hardop uitgesproken vraagtekens bij dit opleidingssysteem kon mijn opleider niet echt waarderen.

In mijn verpleegopleiding heb ik veel geleerd, ook toneelspelen. Laat vooral niet merken dat het je eerste keer is of dat je iets op een andere manier prettiger vindt. We doen hier alles zoals het hoort en vooral: in één keer goed. Praten over je twijfels en fouten werd er niet gedaan. Het woord feedback kenden we wel, maar dat was vooral een term uit managementboeken.

Kritisch zijn, vragen stellen, openheid…er is nooit aandacht aan besteed in mijn opleiding. Ik mag hopen dat dat inmiddels wel gebeurt. Want in de zorg stellen we vragen, zijn we open over onze drijfveren en leren we van onze fouten.

Want zó zijn onze manieren.


Thera de Haan is oud-ambulanceverpleegkundige. Ze is  nu functionaris patiëntveiligheid bij Smash Stichting Mobiele Huisartsen Service Haaglanden.

Share Button

De wereld door de ogen van de verwarde man

Verwarde mannen – de media berichten met regelmaat over. Een verwarde man legt het treinverkeer plat. Een verwarde man wil niet van het dak van zijn huis afkomen. Een verwarde man dringt de NOS-studio binnen. Wat bezielt deze mannen? En hoe helpen we ze?

Auteur: Laura van der Burgt

“Ik, verward? Helemaal niet! Ik was de enige die precies doorhad hoe de wereld in elkaar stak, maar de mensen om mij heen zagen dat niet. Zíj waren juist in de war!” Rien van de Sande (58) weet nog precies hoe hij zich voelde, toen hij in 2008 door een zware psychose onderuit ging. “Mijn hersenen sloegen op tilt. Ik was fysiek en mentaal volledig doorgedraaid”, verklaart hij. “Ik ben opgegroeid in de overtuiging dat je altijd méér moet doen, dan er van je wordt gevraagd. Ik werkte al mijn hele leven vijftig uur per week, sliep weinig, zorgde voor drie kinderen, verbouwde in mijn eentje ons hele huis, hield overal tuintjes bij. Dat ging allemaal, totdat ik in korte tijd drie dierbaren verloor. Dat kon er niet meer bij.”

1506 verward - Rien1  Rien van der Sande

Geen dochter meer
Rien kreeg een paniekaanval, die overging in een heftige psychose. Hij kon waan en werkelijkheid niet meer uit elkaar houden. “Ik dacht dat ik darmkanker had. Ik was ervan overtuigd dat ik werd achtervolgd. Ik wist zeker dat ik op mijn werk uit de gratie was geraakt. Op een gegeven moment herkende ik zelfs mijn eigen kinderen niet meer. Toen mijn dochter overkwam uit Engeland, sloeg ik de deur voor haar neus dicht. Ze kon het niet zijn, want ik wist zeker dat ze dood was.”

Contract bij PSV
Ook bij Rob Pennings (43) ‘schoot het erin’, zoals hij het zelf omschrijft. Vanaf zijn 22e raakte hij in tien jaar tijd acht keer in een psychose. “Ik ben nooit agressief geweest, maar ik was wel heilig overtuigd van mijn gelijk. Ik zou Máxima ontmoeten in Argentinië. Ik had een relatie met een BN-er. Ik zou bij PSV een contract als profvoetballer krijgen. Ik zag overal tekenen van mijn gelijk. Het jeugdtoernooi bij de plaatselijke voetbalclub was zonder twijfel ter ere van mij georganiseerd. De broodjes in de bestuurskamer stonden daar natuurlijk voor mij. Ik fietste zelfs naar het PSV-stadion om te tekenen. Mensen moesten me niet tegenspreken, want ik liet me door niets of niemand tegenhouden. Het was beangstigend en zeer vermoeiend, ook voor mezelf.”

1506 verward- Rob1
Rob Pennings

Motor oververhit
Larissa Cloudt is klinisch psycholoog bij GGZ Oost Brabant. Ze behandelt mensen na een psychose en werkt mee aan een landelijk onderzoek van het Trimbos-instituut naar het effect van cognitieve training op herstel. “Wat er precies gebeurt in de hersenen, weten we nog steeds niet. Maar je kunt het vergelijken met een auto die te lang bergopwaarts rijdt: de motor raakt oververhit. We weten dat medicijnen kunnen helpen om je hersenen tot rust te brengen, al is het vaak een hele zoektocht om te ontdekken welke medicatie aanslaat. Een goede structuur in de dag helpt ook om te stabiliseren. Een normaal dag- en nachtritme, regelmatig eten, bewegen, werken of een opleiding volgen. Daarnaast helpt cognitieve gedragstherapie als mensen ‘doordraaien’ op bepaalde overtuigingen. Zoals in Riens geval: ‘je moet altijd meer doen dan er van je gevraagd wordt, dan pas ben je goed genoeg’. Door die gedachten om te buigen, verminder je de psychische druk.” Voor het landelijke onderzoek oefent Larissa met haar cliënten in het ordenen van gedachten en het plannen van de dag. “We nemen aan dat orde en structuur rust brengen, en dat een juiste balans tussen inspanning en ontspanning helend werkt.”

[ref]Congres ‘Verwarde Personen, wie heeft welke rol?’
11 juni, 9.00 – 17.00 in De Reehorst te Ede[/ref]

1506 verward -Larissa1
Larissa Cloudt

Dat je met de juiste behandeling kunt herstellen van een psychose, bewijzen Rien en Rob. Maar gemakkelijk was het niet. “Na mijn psychose moest ik mezelf helemaal opnieuw uitvinden”, vertelt Rien. “Ik – de klusjesman pur sang – wist niet eens meer hoe ik een gat moest boren. Ik heb twee dagen met die boor in mijn handen gestaan. Door trouw mijn medicijnen te slikken, structuur in de dag te houden en veel te rusten, blijf ik gezond. Rusten doe ik nog steeds niet graag, het blijft een noodzakelijk kwaad. Ik zal wel moeten. Ik ben behoorlijk goed hersteld, maar het energieniveau van voor de psychose haal ik niet meer. Als ik blijf doordenderen, ben ik zó weer terug bij af.”

Weer kunnen lachen
Voor Rob waren de periodes waarop de psychose in kracht afnam, het ergst. “Toen ik ging beseffen dat mijn waarheid niet strookte met de werkelijkheid, moest ik onder ogen zien wat ik mijn ouders, zus en vrienden had aangedaan. Ze hebben zich zoveel zorgen gemaakt, ik werd er zwaar depressief van. Na tien jaar leven in complete chaos hoefde het voor mij niet meer.” Toch kwam er een keerpunt voor Rob. Hij weet nog precies wanneer. “Ik was voor de zoveelste keer opgenomen en zat wezenloos naar de televisie te kijken, toen ik een reclame voor de tweede keer voorbij zag komen. Dat ik dat had onthouden, gaf me zoveel hoop! Misschien kon ik mijn hoofd toch weer op orde krijgen. Geen psychoses meer, dat is alles wat ik wilde. Het is gelukt, ik ben nu ruim tien jaar stabiel. Ik kan weer lachen om dingen.”

Dit artikel verscheen eerder in LINK van GGZ Oost Brabant.


Share Button

‘Mam, ze horen me gewoon niet’

Anderhalf jaar na het overlijden van haar 18-jarige dochter Anouk, doet moeder Sylvia een hartstochtelijk appèl op zorgverleners: volg niet blind het dossier, maar luister naar de patiënt.

 

Auteur: Aliëtte Jonkers

Het is 17 februari 2010. Tijdens het trainen van paard Zappa komt Anouk Bijl ten val. Haar enkel zwelt direct flink op. De huisarts verwijst door naar het ziekenhuis. Daar constateert de arts dat Anouk gescheurde enkelbanden heeft. Een week gips en rust houden, adviseert hij, dan komt het goed. Maar het komt niet goed. Anouk ontwikkelt dystrofie. Ze loopt ziekenhuizen in en uit, totdat ze niet meer kán lopen. Driekwart jaar later blijkt dat er een breuk is gemist – die achteraf op de eerste foto al te zien was.

Het gaat steeds slechter met Anouk. Zelfs als ze begint flauw te vallen, 17 kilo afvalt, haaruitval krijgt en maanden achtereen moet overgeven, gaan er geen alarmbelletjes rinkelen bij haar zorgverleners. Niet bij de revalidatiearts, niet bij de orthopeed, niet bij de fysiotherapeut en niet bij de psychiater waar Anouk naartoe wordt gestuurd. In mei 2011 zegt Anouk tegen haar moeder: ‘Mam, er gaat zoveel mis. Ik word niet geloofd en er wordt ook niet naar mij geluisterd. Ze horen me gewoon niet. We moeten er een boek over schrijven.’

Op dat moment hebben ze er allebei geen idee van dat Anouk op 1 oktober van datzelfde jaar zal overlijden. Pas een week ervoor zou ze eindelijk de juiste diagnose krijgen: een zeer agressieve hersentumor. In het boek ‘Dokter, u luistert wéér niet’ beschrijft Sylvia Bijl, getrouw aan de wens van haar dochter, haar ervaringen met de zorg.

Wat vind je het meest schrijnende als je terugkijkt op de zorg die Anouk kreeg?
‘Wat me het meest raakt, is dat er niet naar ons geluisterd werd. Vanaf het begin af aan niet. Dat niet-luisteren loopt als een rode draad door het hele verhaal. Anouk heeft zó vaak verteld hoe zij over haar klachten dacht. Eerst zei ze al dat ze het gevoel had dat er iets niet goed zat met haar voet. Ze had vreselijke pijn. Nou, dat was heel normaal, kregen we te horen. Maar dat was het niet: een andere arts constateerde negen maanden later dat er een avulsiefractuur was gemist. Daarbij komt er een stukje bot los op plaatsen waar de pees aanhecht. Maar toen had ze inmiddels al dystrofie ontwikkeld, een ingewikkelde aandoening.’

Hoe ging het vervolgens verder?
‘Anouk probeerde op krukken naar school te gaan en haar leven te leiden, maar dat ging moeizaam. De behandeling vond plaats in een multidisciplinaire setting, met een fysiotherapeut, een revalidatiearts, een orthopeed, een reumatoloog, een ergotherapeut, een maatschappelijk werker en later ook een kinderarts en een psychiater. Daarna ging het steeds slechter met haar. Ze was bleek en vermoeid, viel af, begon iedere dag te spugen…. 1505 Anouk2En toch zat ze niet bij de pakken neer. Ze probeerde zo goed en kwaad als het ging haar leven te leiden. Later heeft ze letterlijk ja gezegd op de vraag of ze dacht dat er iets in haar hoofd zat. Dat hebben we achteraf kunnen nalezen in de medische dossiers. Er is nooit iets mee gedaan.’

Ik verwijs naar een verslag van het gesprek op 5 juli van de psychiater waarin hij Anouk haar klachten (misselijk, spugen en haar angst om te vallen) beschrijft. Dit verslag heeft hij echter niet naar de kinderarts gestuurd, alleen naar de huisarts en de revalidatiearts van het centrum. Ik vraag of zij ervan op de hoogte waren dat de psychiaters van hun diagnose afweken. De arts zegt van niets te weten. (Uit ‘Dokter, u luistert wéér niet’ van Sylvia Bijl.)

 In je boek beschrijf je dat een tekortschietende communicatie tot veel fouten in de zorg leidt.
‘Ja. Dat leidt tot gemiste diagnoses, maar heeft ook een grote emotionele impact. Anouk heeft zich door ondoordachte opmerkingen van zorgverleners vaak gekwetst gevoeld en onrechtvaardig behandeld. Er komen veel communicatiemissers in de ziekenhuiszorg voor. Ik denk niet dat artsen en therapeuten beseffen hoe hard een achteloze opmerking aan kan komen.’

Na een lange nacht krijg ik een sms van Anouk. Zij heeft vannacht moeten spugen en de verzorging reageerde boos, zette het bakje met spuug bij de wasbak met de mededeling dat Anouk dit zelf maar weg moest gooien. Ik kook en ben zo verdrietig. […] Het lijkt wel een steeds grotere nachtmerrie te worden. (Uit ‘Dokter, u luistert wéér niet’ van Sylvia Bijl.) 

Had de dood van Anouk voorkomen kunnen worden?
Nee, daar was te tumor te agressief voor. De reden dat ik het boek schreef, is dat ik wilde laten zien dat we nooit zijn gehoord. Als patiënt en als ouders van een ziek kind heb je het idee dat artsen bij het stellen van een diagnose bepaalde aandoeningen willen uitsluiten door middel van onderzoek. In plaats daarvan bleef de gedachtegang van de zorgverleners in het ziekenhuis steken in veronderstellingen en vooroordelen. Zelfs toen er op een bepaald moment aan een hersentumor werd gedacht, volgde daar geen onderzoek op. Volgens de psychiater had ze een depressie. Die conclusie is nooit in twijfel getrokken door de andere zorgverleners.’

Ik neem Anouk in mijn armen. Zij zegt: ‘Mam, en ze zeiden dat het psychisch was!!’ Ik zeg: ‘Ja lieverd, je hebt steeds gelijk gehad en niemand heeft naar jou geluisterd.’ ’Ga ik dood mam?’,  vraagt Anouk. ‘Nee Anouk, dat kan toch niet, dat mag niet, de artsen zijn tegenwoordig zo kundig’,  antwoord ik. (Uit ‘Dokter, u luistert wéér niet’ van Sylvia Bijl.)

Hoe kunnen zorgverleners ervoor zorgen dat patiënten zich gehoord voelen?
‘Kijk kritisch naar jezelf: is er sprake van tunnelvisie? Loop eens uit de tunnel, loop erom heen, bekijk de situatie eens met een andere blik. Stuur alle digitale communicatie met zorgverleners in een cc naar de patiënt. Dat zorgt voor transparantie. De patiënt heeft er recht op. En die kan ook eventuele onjuistheden uit de correspondentie filteren. Ook moeten zorgverleners echt slagen maken in de basiscommunicatie: luisteren, doorvragen en samenvatten. Ik ben zelf thuisbegeleider en videohometrainer bij meervoudig complexe gezinnen. Reflectie vormt daarin de rode draad. Waarom is dat in het ziekenhuis niet zo?’

Sylvia Bijl, ‘Dokter, u luistert weer niet’, ISBN: 978-94-022-0645-6 Uitgeverij Boekscout.


Dit is het verhaal van Anouk (foto). Haar moeder, Sylvia Bijl, schreef een boek over de lange weg van misverstanden en miscommunicatie rond de zorg voor haar dochter. Sylvia: “Zorgverleners moeten echt slagen maken in de basiscommunicatie: luisteren, doorvragen en samenvatten. Ik ben zelf thuisbegeleider en videohometrainer bij meervoudig complexe gezinnen. Reflectie vormt daarin de rode draad. Waarom is dat in het ziekenhuis niet zo?”

Share Button

Fouten in de overdracht

Na ontslag vanuit het verpleeghuis ontvangt een oudere patiënte onbedoeld te lang een hoge dosering amiodaron. Een reconstructie door Stichting Portaal voor patiëntveiligheid/CMR laat zien hoe het mis kon gaan. PatientVeilig.nl interviewde de betrokken apotheker.

Auteur: Arianne van Rhijn en David Opstelten

Een oudere patiënt is opgenomen in een verpleeghuis voor revalidatie na een ziekenhuisopname. De behandelend arts neemt contact op met haar cardioloog vanwege atriumfibrilleren (hartritmestoornissen). Deze adviseert amiodaron te starten: driemaal daags 200 mg gedurende veertien dagen als oplaaddosering, daarna te vervolgen met eenmaal daags 200 mg als onderhoudsdosering.

Niet gecontroleerd
Anderhalve week na de start van amiodaron mag de patiënt op maandag naar huis. Vóór het weekend neemt de verpleegkundige contact op met de apotheek van de patiënt. De apotheek zal de medicatie in baxterzakjes continueren. De verpleegkundige faxt daarop een toedienlijst zonder naam en handtekening van een arts naar de apotheek. Op de lijst staat een stopdatum van de amiodaron oplaaddosering. De vervolgdosering is niet zichtbaar. De arts van het verpleeghuis is niet op de hoogte dat de toedienlijst al naar de apotheek is gefaxt en wijzigt de medicatie tussen het moment van faxen en ontslag. De apotheek ontvangt hiervan geen recept.

[ref]Editable vector silhouette of a man sitting with his head in his hand; background made with a gradient mesh

Lees hier het verhaal van de apotheker[/ref]

De waarnemend apotheker ziet de stopdatum over het hoofd. De nieuwe medicatie amiodaron wordt in het apotheekinformatiesysteem gezet met een driemaal daagse dosering, zonder einddatum.

Na vier weken wordt mevrouw in slechte toestand opgenomen in het ziekenhuis. De internist ontdekt dat ze een te hoge dosering amiodaron gebruikt. Na enkele dagen overlijdt de patiënt. De internist neemt contact op met betrokken zorgverleners en wijst op de fout die zij hebben gemaakt. Overigens blijkt later uit een bloedspiegelbepaling dat de serumconcentratie van amiodaron niet te hoog was.

De verpleegster stuurt met goede bedoelingen alvast de niet geverifieerde toedienlijst naar de apotheker

Overdrachtsfouten
In deze casus gaan een aantal zaken mis die met name te maken hebben met de manier van overdracht. Door alle stappen in een tijdlijn te zetten, komen betrokkenen tot één verhaal en wordt gezocht naar de basisoorzaken. De belangrijkste punten uit de analyse worden hier toegelicht.

medicijnrol_1• De arts in het verpleeghuis schrijft amiodaron eerst veertien dagen voor, vervolgens wijzigt hij de gebruiksduur naar tien dagen. De vervolgdosering voegt hij op een later tijdstip toe. Dit gefragmenteerde verloop van invoer in het elektronisch voorschrijfsysteem zorgt ervoor dat het schema van amiodaron niet goed zichtbaar is op de toedienlijst die de apotheek ontvangt.

• De verpleegkundige communiceert met goede bedoelingen naar de apotheek dat mevrouw na het weekend naar huis gaat. Zo heeft de apotheek de tijd om de baxtermedicatie in orde te maken. Ze faxt echter een niet geverifieerde toedienlijst die de arts later nog aanpast.

• De apotheek accepteert de toedienlijst zonder naam en paraaf van de arts als recept en maakt op basis hiervan de nieuwe medicatie klaar.

• In het verpleeghuis is de procedure rond ontslag niet gevolgd. Zo had de behandelend arts bij ontslag een actuele medicatielijst voorzien van handtekening en stempel aan de patiënt moeten meegeven. Dit gebeurt in de regel op de dag van ontslag of een dag ervoor, als de arts op die dag niet aanwezig is.

• De waarnemend apotheker, die aan het eind van de dag alle recepten controleert, ziet zowel het niet-geldige recept als de stopdatum over het hoofd.

• De huisarts ontving wel de juiste informatie van het verpleeghuis. Deze ziet echter niet wat er geleverd wordt in de baxter tot het moment dat die de driemaandelijkse autorisatielijst moet ondertekenen. Deze laatste mogelijke controlestap faalt ook: de huisarts ziet de driemaal daagse dosering over het hoofd en parafeert de lijst.

De apotheker mist de stopdatum en accepteert een niet ondertekende toedienlijst als recept

Risicofactoren
Zoals vaak het geval is bij calamiteiten, is ook hier een opeenvolging van zaken die misgaan aan de orde. Risicofactoren die hebben bijgedragen aan het optreden van het incident zijn:

• Ontslag van een oudere, kwetsbare patiënt uit een verpleeghuis dat zich in een andere regio bevindt dan de regio waar de apotheek afspraken mee heeft gemaakt.
• Het betreft risicomedicatie met een opbouwdosering in een baxterrol.
• Waarneming: de waarnemend apotheker is niet volledig bekend met de afspraken en ervaart een hoge werklast van de eindcontrole van recepten van twee apotheken.

Verbetermaatregelen
De betrokken zorgverleners en de organisaties waar zij werkzaam zijn, hebben op verschillende punten verbetermaatregelen aangedragen. Zo is de ontslagprocedure in het verpleeghuis aangepast: de arts faxt bij ontslag de toedienlijst, voorzien van handtekening en stempel, naar de apotheek inclusief een voorblad waarop vermeld staat wat men van de apotheek verwacht. Verpleegkundigen mogen geen lijsten meer faxen naar de apotheek. Daarnaast wordt er gekeken of er aanpassingen in het voorschrijfsysteem mogelijk zijn, zodat tussentijdse wijzigingen hierin zijn terug te vinden.

Ook in de apotheek zijn procedures aangepast. Medewerkers mogen toedienlijsten niet accepteren als recept, tenzij dat uitdrukkelijk wordt verzocht en de lijst is voorzien van een handtekening en een stempel van de arts. Tevens moet iedereen extra alert zijn bij zorginstellingen waarmee geen samenwerkingsafspraken gemaakt, omdat deze mogelijk een andere werkwijze hanteren dan in de regio gebruikelijk is.

Bij de huisarts is het belang van stoprecepten bij baxterpatiënten nogmaals benadrukt. Hierbij zijn ook afspraken gemaakt over retourberichten via het systeem.

[ref]Deze reconstructie verscheen ook in het Pharmaceutisch Weekblad van 24 april 2015. 2015[/ref]

Aanbevelingen CMR
De CMR constateert in deze casus een aantal discussiepunten die vaker in incidenten naar voren komen. Ze doet hier een aantal

aanbevelingen.

• Spreek af dat de arts voor patiënten met een geïndividualiseerde distributievorm (GDV) een recept voorschrijft bij wijzigingen in de medicatie, naast het verstrekken van de toedienlijst. Het blijkt vaker dat de weergave van afwijkende doseringen op een toedienlijst onduidelijk of niet volledig is.

• Kijk recepten met een hoog risico als eerste na, zoals wijzigingen in baxtermedicatie en recepten met een opbouw- of afbouwdosering. Met name in een situatie van waarneming is dit belangrijk, waar een apotheker mogelijk per dag de recepten van twee apotheken onder ogen krijgt. Dan moet de apotheker zich focussen op die recepten waar iets bijzonders mee aan de hand is.

• Pas de procedure van driemaandelijks autoriseren van toedienlijsten aan, bijvoorbeeld door af te spreken dat de huisarts de medicatie van patiënten met een GDV eens in de zoveel tijd kritisch bekijkt. Houd het aantal patiënten per keer klein om het werkbaar te houden. Definieer risicomomenten waarop de huisarts de medicatie opnieuw beoordeelt, zoals na ontslag uit ziekenhuis of zorginstelling. Uit meldingen blijkt vaker dat fouten in medicatie die per week wordt afgeleverd (via een GDV) lang blijven doorlopen.

• Wijs geen schuldigen aan zonder eerst een gedegen analyse uit te voeren. Men moet zich bewust zijn van de impact bij betrokkenen en zorgen voor een open cultuur zowel binnen als buiten de eigen organisatie, waarin zorgverleners samen kunnen leren van incidenten.

 


Arianne van Rhijn is apotheker en David Opstelten is arts. Beiden zijn werkzaam bij Stichting Portaal voor Patiëntveiligheid/CMR. Op www.medicatieveiligheid.info kunnen zorgverleners en patiënten incidenten (anoniem) melden die zijn opgetreden in het proces van voorschrijven, bereiden, afleveren en toedienen van geneesmiddelen. Stichting Portaal voor Patiëntveiligheid/ CMR. Bepaalde analyseert deze meldingen, reconstrueert sommige incidenten en komt met aanbevelingen.

Share Button

‘Ik ging uit van het ergste: dat ik moest stoppen als apotheker'

De waarnemend apotheker die betrokken was bij het amiodaron-incident vertelt zijn verhaal aan PatientVeilig.nl. Anoniem, omdat de angst voor negatieve consequenties nog groot is.

Auteur: Matthijs Buikema

“Een enorme schok. Ik werd gebeld door de apotheker die ik had waargenomen. Het gesprek ging eerst over ditjes en datjes. Ik verwachtte ook helemaal geen issues, had een goed gevoel bij de waarneming. Ik had zelfs nog enkele recepten onderschept die niet in orde waren. Maar ineens kreeg ik te horen dat er een fout was gemaakt met een recept, waar mijn paraaf op stond. En de patiënt was overleden.

Dat hakt erin. Ik dacht onmiddellijk: dit is het einde van mijn loopbaan. Ik had wel vaker meegemaakt dat er dingen niet helemaal goed gingen. Maar nooit met ernstige afloop. Of we hadden het op tijd kunnen rechtzetten. Toen ik dit hoorde zakte de grond onder mijn voeten vandaan.

Belletje rinkelen
Op mijn verzoek mailde de apotheker mij alle documenten. Je hoopt stiekem toch dat er een logische verklaring is, dat het toch niet jouw schuld is. Maar er stond inderdaad een stopdatum op het recept. Die had ik gemist. Terwijl ik had kunnen weten dat amiodaron een opbouwdosering kent. Er had op z’n minst een belletje bij me moeten gaan rinkelen. En ja, het recept was niet ondertekend door een arts en dus eigenlijk niet eens geldig.

Natuurlijk probeerde ik te begrijpen waarom ik dit had gemist. Terug redenerend speelden allerlei factoren een rol. Het was die dag heel druk. Naast mijn eigen apotheek was ik die dag twee keer naar de waarneempost gereden, anderhalf uur verderop. Ik moest die dag in totaal zo’n 750 receptregels controleren. Daar kwam bij dat de toedienlijst van het betreffende verpleeghuis er heel anders uitzag dan ik gewend was. Later heb ik ze nog wel eens aan mijn eigen assistenten laten zien. Die moesten ook twee keer kijken voordat ze zagen waar de stopdatum stond. Het ontbreken van de paraaf van de arts heb ik helemaal niet opgemerkt. Waarschijnlijk ging ik ervan uit dat de assistent daar wel op gelet zou hebben. Anders had ze de medicatie toch niet klaargemaakt?

Zwaard van Damocles
Maar aan het einde ben ik natuurlijk verantwoordelijk voor de medicatieverstrekking. En dat blijft door je hoofd spoken, als een zwaard van Damocles. Ik moest natuurlijk een melding maken bij de Inspectie. Er gaan vervolgens weken overheen voordat je daar dan iets van hoort. Ondertussen wist ik niet wat de familie ging doen. Zouden ze mij aanklagen?

Een van de huisartsen in het gezondheidscentrum waar ik werk probeerde mij gerust te stellen. Het zou vast niet zo’n vaart lopen. Er waren toch ook andere zorgverleners bij betrokken? Ik was niet de enige schakel in de keten die had gefaald. Daar had ik wel steun aan. Maar ondertussen ging ik toch uit van het ergste: dat ik mijn beroep niet meer mocht uitoefenen.

Uiteindelijk is het voor mij goed afgelopen. De familie heeft geen actie ondernomen. Het ging om een terminale patiënt en voor hen was de laatste fase eigenlijk heel goed verlopen. Zij hadden niets gemerkt van de overdosering en wilden er geen zaak van maken. De Inspectie vroeg het verpleeghuis een analyse te maken en toonde zich later tevreden met de maatregelen die daarin stonden om het ketenproces te verbeteren. Dat was een grote opluchting. Maar de belangrijke wending voor mij persoonlijk kwam tijdens het

CMR-overleg

De Centrale Medicatie-incidenten Registratie (CMR) is een landelijk meldpunt waar zorgverleners en patiënten anoniem incidenten kunnen melden die zijn opgetreden in het proces van voorschrijven, bereiden, afleveren en toedienen van geneesmiddelen. Deze meldingen komen binnen bij Stichting Portaal voor patiëntveiligheid/CMR, die de meldingen analyseert, bepaalde incidenten reconstrueert en met aanbevelingen komt.

met alle betrokken zorgverleners, toen uit het farmacologisch onderzoek duidelijk werd dat de serumconcentratie van amiodaron niet te hoog was geweest. En dat het dus aannemelijker is dat de patiënt aan haar ziekte is overleden, en niet door de verkeerde dosis amiodaron die ik haar had gegeven.

Strenger voor mezelf
We zijn nu een half jaar verder. Gelukkig ben ik niet angstig geworden om mijn werk te te doen. Ik ben wel strenger voor mezelf geworden. Een recept zonder handtekening van de arts keur ik hoe dan ook af. En als ik een vreemde lijst voor mij krijg, ben ik extra alert. Toedienlijsten accepteer ik in principe niet als recept; je kunt er niet van op aan dat die compleet en actueel zijn. Baxtermutaties en continueringrecepten met een onderhoudsdosering kijk ik extra goed na.

Ook met waarnemen ben ik terughoudender geworden. Ik deed dat vroeger veel en graag. Soms deed ik drie waarnemingen tegelijk, vaak uit loyaliteit met mijn werkgever. Maar de werkdruk is soms te hoog. Zeker in de regio waar ik werk, waar je vaak lange afstanden moet afleggen. Ik ben dat meer als een risico gaan zien. Ook voor mezelf. Want als er iets misgaat, sta je er uiteindelijk toch alleen voor en ben je tuchtrechtelijk aansprakelijk. Ik heb ook gemerkt dat er heel snel met vingers wordt gewezen en veronderstellingen worden gedaan. Ik voelde me een zondebok, terwijl het verhaal een stuk genuanceerder lag.”

Dit interview verscheen ook in het Pharmaceutisch Weekblad van 24 april 2015


Share Button

‘Mensen maken verhalen, verhalen maken mensen’

Vorig jaar nam Christien Brinkgreve, hoogleraar sociologie, afscheid van de universiteit van Utrecht met een rede over de kracht van verhalen. Een pleidooi om het verhaal weer een plek te geven in de wetenschap en in organisaties.

Auteur: Stef Verhoeven
Fotograaf: Peter Smith

Ze zoekt wat verstrooid naar een stukje papier in haar tas. “Ik schrijf altijd dingen op tijdens gesprekken, dat is iets dwangmatigs. Mijn huis ligt vol beschreven papiertjes.” Toch is dat niet zomaar een gekke tik van Brinkgreve. Die verzameling notities leiden namelijk uiteindelijk altijd tot een boek of een essay. Zo is haar laatste boek met de titel ‘Vertel!’ ook ontstaan. Uit losse verhaaltjes, leesaantekeningen in boeken en alledaagse notities bij haar moeder in het revalidatiehuis.

Tijdgeest
Christien Brinkgreve heeft altijd een goed gevoel voor de tijdgeest gehad. Zo deed ze in het begin van haar carrière – ze was toen 26 jaar oud – onderzoek naar de rubriek

Margriet weet raad

1978: ‘Margriet weet raad’: gevoel, gedrag, moraal in Nederland 1938-1978

en vestigde direct haar naam als de socioloog die met twee benen in de samenleving staat. “Die rubriek bestond uit allemaal kleine verhaaltjes van gewone vrouwen die samen een groot verhaal vertellen over de verschuivingen in de moraal in Nederland. Het is een exemplarische studie geworden: op grond van verhalen en problemen van mensen en een vergelijking in de tijd kun je veranderingen in het tijdsgewricht beschrijven. Dat was nog niet eerder zo gedaan.”

Toch moet u, 36 jaar na Margriet weet raad, nog pleiten voor het verhaal als waardevol wetenschappelijk instrument?
“Curieus toch? Verhalen en storytelling nemen juist een vlucht in de samenleving maar in de wetenschap is het omgekeerde gebeurd. Als bron zijn ze vrijwel uit de wetenschap verdreven. De ‘harde’ wetenschap van maat, getal en statistieken staat nu eenmaal hoger aangeschreven. Dat heeft ook te maken met de strijd om positie en erkenning van de sociale wetenschappen. We willen allemaal een plekje in de academische hemel waar NWO de gelden beheert en verdeelt. Kwantitatief, meetbaar en efficiënt zijn de woorden die daarbij passen.”

Daar nu veel kritiek op.
“Ja, er is hoop. Er is nu een golf van kritiek op het efficiencydenken op de universiteiten. Studenten en medewerkers zeggen letterlijk: ‘Er wordt niet naar ons verhaal geluisterd.’ Goed luisteren is juist de kern van wetenschapsbeoefening, lijkt me.”

Hoe is er op uw boek gereageerd?
“Buiten de universiteit heel goed. Binnen mijn vak vinden collega’s het ‘leuk’ en ‘interessant’ maar wordt het toch meer gezien als uit de hand gelopen essayistiek. Dat lot deel ik met iemand als Herman Pleij, die buiten de muren van de wetenschap ook veel media-aandacht krijgt. Mijn afscheid van de universitaire wereld voelde overigens wel als een eerherstel. Na mijn afscheidsrede hoorde ik vooral hoe jammer het is dat mijn soort van wetenschap, met individuele verhalen en een goede intuïtie voor de tijdgeest, aan het verdwijnen is. Ik was als een kind zo blij met deze reacties. Daar kan ik wel weer aan afmeten hoe dwars me dat gezeten heeft.”

[ref]

1504 cover vertel!In haar boek Vertel! Over de kracht van verhalen laat Christien Brinkgreve zien hoe verhalen kunnen verbinden en richting kunnen geven in een tijd waarin oude ideologieën niet meer werken en er grote behoefte bestaat aan visies waarin mensen kunnen geloven. Ze maakt onderscheid tussen de ervaringsverhalen van individuen en de collectieve verhalen van organisaties, werkomgevingen en maatschappij waarvan mensen met hun persoonlijke beleving deel van uitmaken. Ze benadrukt in haar boek het belang van het kunnen vertellen van eigen verhalen. Dat werkt bezielend, helend en vooral bindend, betoogt ze. Mensen maken verhalen, verhalen maken mensen.
Christien Brinkgreve
Vertel! Over de kracht van verhalen
Paperback 192 blz.
€18,99[/ref]

Verhalen, schrijft u, hebben een bezielende kracht. Vertel.
“Die bezielende en bindende kracht van verhalen moet je niet onderschatten. Neem nu het initiatief van medisch antropologe Anne Mei Thé in de langdurige zorg. Ze is de grondlegger van de zogenaamde Dementieverhalenbank waarop verhalen verteld worden van mantelzorgers, patiënten en professionals. Die verhalen bieden oriëntatie voor alle betrokkenen en bedwingen de chaos.”

Hoe kun je die verhalen gebruiken bij het verbeteren van beleid?
“Dat is een lastige schakel. Er is natuurlijk ontzettend veel variatie in die ervaringen. Je moet in al die verhalen patronen proberen bloot te leggen die tot nieuwe inzichten kunnen leiden. Daar heb je een groep professionele luisteraars voor nodig die hun indrukken met elkaar bespreken. Dat is een vorm van intervisie. Het is een doorgaand proces dat leidt tot een gezond correctiemechanisme in een organisatie.”

Verhalen zijn een thermometer voor beleidsmakers?
“Permanente aandacht voor individuele verhalen schept een klimaat waarin mensen zich gehoord voelen. Mijn moeder van 92 is nu tijdelijk in een revalidatietehuis, voor de derde keer. Je merkt het direct dat ze, nog meer dan eerdere jaren, moeten roeien met de riemen die ze hebben. Bezuinigingen, lager opgeleide verzorgers, personeelstekort… het leidt allemaal tot haast en minder zorgvuldigheid in de zorg. ‘Die meisjes kunnen er niks aan doen hoor’, zegt mijn moeder, ‘maar ze zijn me vandaag weer vergeten.’

U bent haar levensverhaal ook gaan opschrijven.
“Mijn moeder heeft vier kinderen gekregen in vijf jaar tijd. Er was weinig geld en ze had in die jaren last van depressies. Als kind had ik altijd het gevoel: wij zijn teveel voor haar. Ik was dol op mijn vader die beeldhouwer was. Toen mijn vader overleed, zei mijn moeder: ‘Ik heb ook een verhaal.’ Ik dacht heel intuïtief: die kans moet ik pakken. Ik ben haar stukje bij beetje gaan interviewen en die brokken vormden samen een helend verhaal. Er kwamen lijnen in de brokstukken. Het boekje heeft haar en onze verhouding enorm goed gedaan. Dat is ook de kracht van een verhaal, je kunt zeggen: ‘Kijk, dit ben ik!’”

Hoe kunnen organisaties met verhalen aan de slag?
“De cultuur van een organisatie is de optelsom van de individuele verhalen van de mensen die er werken en gewerkt hebben. Samen met de geschiedenis bepalen zij het DNA van het bedrijf. Ergens werken betekent ook: het voortbouwen op een verhaal dat helder antwoord geeft op vragen. Wat is de bedoeling? Wat is mijn gedroomde bijdrage aan dat verhaal?
Organisaties moeten dus niet over de hoofden van mensen beleid bepalen. In elke branche geldt: horen en luisteren is de basis. Er zijn steeds meer leiders die erkennen dat goed leiderschap een dialoog is. Of zoals Boris Groysberg het in een artikel schreef:

Leadership is a conversation

Groysberg, Boris, and Michael Slind.  “Leadership Is a Conversation.”  Harvard Business Review 90, no. 6 (June 2012).

 

U werd getrokken naar de wetenschap om de chaos te bedwingen. Is dat gelukt?
“Als 25-jarige was ik overmoedig in mijn helderheid. Naarmate ik ouder word groeit het besef hoe weinig ik weet. Ik treur daar niet om. Sterker nog: ik word ontvankelijker voor eenvoud.”


Christien Brinkgreve (1949) is emeritus hoogleraar sociale wetenschappen en publiciste. Ze studeerde  sociologie aan de universiteit van Amsterdam waar ze promoveerde op  de geschiedenis van de psychoanalyse in Nederland. Naast haar universitaire werk heeft ze altijd voor een breed publiek geschreven. Ze schreef talrijke  boeken, onder meer over de relatie tussen mannen en vrouwen, over ouders en kinderen en over de kracht van verhalen. Ze geeft nu naast haar lezingen ook cursussen autobiografisch schrijven en workshops verhalend werken in organisaties. Brinkgreve is getrouwd met journalist en acteur Arend Jan Heerma van Voss en heeft met hem twee kinderen, Daan en Thomas Heerma van Voss, beiden schrijver.

Share Button